68 In een andere Sectie vond een lid ook dat men de parti culiere vrijheid van den ambtenaar op deze wijze wel wat al te veel aan banden legde. In sommige gevallen achtte hij deze bepaling echter wel gevvenscht. Ten opzichte van sub a werd gevraagd of dit ook van terugwerkende kracht zou zijn. In één Sectie zag men in dit artikel gaarne opgenomen, hoe gehandeld zal worden tegenover ambtenaren, die in een publiekrechtelijke functie, bijv. als lid van Prov. 'Staten of der Staten Generaal benoemd worden. Ook achtte men het gewenscht, dat den ambtenaar het recht gegeven worde omtrent een eventueel verbod van B. en W. het oordeel te vernemen van de Commissie van advies. Art. 25. Een lid in dezelfde Sectie sprak de wenschelijkheid uit, dat in dit artikel ook wordt opgenomen de verplichting van het hoofd van een tak van dienst om in het door hem gestelde spreekuur zoo noodig mede te ontvangen de besturen der organisaties, waarbij de ambtenaren, die onder hem res sorteeren, aangesloten zijn. Art. 26. Een lid wees op een leetnte bij deze regeling. Er wordt niet verondersteld de mogelijkheid van ongevraagd oei vol ontslag voor ambtenaren niet vallende onder 2, 3 en 4; daarbij herinnerde hij aan hetgeen eenige jaren geleden bij het beheer der Electriciteitsfabrieken te Amsterdam is voor gevallen. Als straf is dit ontslag niet te beschouwen; art. 47; Enschede doet dat ten onrechte. Aan dit ontslag moet een schadeloosstelling worden verbonden, waarvan het bedrag door het College, dat den betrokken ambtenaar aanstelde, behoort te .worden bepaald. Beroep op het Scheidsgerecht of de Commissie van Advies moet openstaan. Een lid in beginsel zich verklarend tegen ontslag van vrouwelijke ambtenaren, zoodra zij huwen, wenschte als minimum in plaats van de slot-alinea in te voegen een be paling gelijkluidend aan art. 42, sub 3, van de verordening van Enschede. Twee leden verdedigden de slotalinea op grond van de op vatting dat de gehuwde vrouw aan het gezin behoort. Het loslaten van deze bepaling, betoogde een hunner, zou boven dien in strijd zijn met art. 24. Daartegen werd opgemerkt dat als de huismoeder als zoodanig een functie vervult, een huisvader dit evenzeer doet. Men zou volgens deze redenee ring ook den gehuwden man moeten ontslaan. Art. 28. Een lid wilde voor y> terug stelling" lezen mn een andere betrekking geplaatstaangezien aan eerstgenoemde uitdruk king een voor den ambtenaar min aangename beteekenis kan worden gehecht. Een ander lid wilde in dit geval den betrokken ambtenaar het recht geven van beroep op de in art. 32 genoemde Com missie van Advies of Scheidsgerecht. Art. 29. Ook hier geldt, volgens boven aangewezen lid, de bij art. 28 genoemde opmerking ten aanzien van het terugstellen. Nog werd door hetzelfde lid voorgesteld tusschen dit en art. 30 een nieuw art. te plaatsen overeenkomende met art. 38 der Maastrichtsche verordening, luidende: «Een ambtenaar kan niet gestraft worden voor handelingen ook al is daaraan geen bezoldiging verbonden, een ambtenaar vervult. Het. uitoefenen van te veel z.g. bijbaantjes moet den ambtenaar verboden kunnen worden, indien blijkt, dat zijn werk daaronder lijdt of zijn gezondheid er nadeel van onder vindt. immers, blijkt dit laatste het geval te zijn, dan worden zoodoende op den duur ook weder de belangen van den dienst geschaad. Gok kan het gewenscht zijn een ambtenaar om redenen, die met het dooi' hem bekleede ambt verband houden, een of meer speciale bijbaantjes te verbieden Het verbod sub b geldt ook voor de in functie zijnde ambtenaren. Tot onbillijkheden behoeft dit niet te leiden, aangezien ons College dispensatie van het verbod kan verleerien. Voor het hier bedoelde geval komt ons eene aparte regeling niet noodig voor. Het valt n.l. onder het laatste lid van dit artikel. Het lijkt ons niet. rationeel het gevoelen der Commissie van Advies in te winnen omtrent het al dan niet verbieden van het waarnemen van nevenbetrekkingen. Art. 25. Ter tegemoetkoming aan dezen wensch stellen wij U voor het artikel nader als volgt te lezen: »Het hoofd van een tak van dienst stelt tenminste eenmaal per week op een vastgesteld uur de aan dien diensttak ver bonden ambtenarenalsmede de besturen hunner vakvereeni- gingenin de gelegenheid hem over zakenden dienst betref fende, te spreken Art. 26. Het hier bedoelde ongevraagd eervol ontslag valt o. i. onder 4°. Van schadeloosstelling behoeft daarom geen sprake te zijn. Het opnemen van eene bepaling in den geest van art. 42, 3e lid der Enschedésche ambtenarenverordening zal tot allerlei moeilijkheden aanleiding geven. Wanneer toch kan men in een concreet geval zeggen, dat er »in verband met het huwelijk van een vrouwelijk ambtenaar voor den dienst bepaalde bezwaren ontstaan," in welk geval het college, dat benoemd heeft, volgens de aangehaalde verordening de be voegdheid heeft de gehuwde vrouwelijke ambtenaar eervol ontslag te verleenen? Beter is het daarom in het algemeen aan te nemen, dat gehuwde vrouwelijke ambtenaren minder geschikt zijn, dat de dienst er onder lijden moet. De vrou welijke ambtenaren weten dan ook vooraf, wat hun bij huwelijk te wachten staat en gevaar voor ongelijke behandeling is uitgesloten. In het volgens het verslag door twee leden ter verdediging van het laatste lid aangevoerde is niet de reden gelegen, waarom de bepaling dezerzijds is voorgesteld. Niet op de belangen van het gezin, doch op die van den gemeentedienst hebben wij daarbij het oog gehad. Art. 24 heeft met het ontslag aan vrouwelijke ambtenaren bij huwelijk natuurlijk niets te maken; trouwen is toch geen functie. Artt. 28 en 29. In het woord «terugstellen" ligt als 't ware opgesloten, dat zulks geschiedt tengevolge van ongeschiktheid. Wij meenen daarom, dat de voorgestelde redactie behouden moet blijven. Ook achten wij het voldoende, indien de ambtenaar in de gelegenheid wordt gesteld, om vóór de terugstelling gehoord te worden. Het gevoelen van d.e commissie van advies behoeft hieromtrent niet te worden ingewonnen, aangezien die commissie kwesties, als het hier geldt, niet voldoende kan beoordeelen. De hier gemaakte opmerking hoort feitelijk niet in 4, doch in de volgende paragraaf «Straffen" thuis. Doch afge scheiden hiervan, gelooven wij niet, dat- het aanbeveling ver dient een dergelijke bepaling in de verordening op te nemen. i) e -j--••• e-;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 10