52 «overtuiging, dat de hoofdelooze school die wij gezien «hebben, voor ons was het remedie tegen alle denkbeelden «in die richting." In de zitting van den Leidschen Gemeenteraad van 30 Oct. 1916 werd door den len onderteekenaar der motie, gewezen op de uitspraken der laatste algemeene vergadering van het Mederlandsch onderwijzers-Genootschap, in Augustus 1916 te 's Gravenhage gehouden. Om te kunnen beoordeelen, welk gezag aan die uitspraak mag worden toegekend, is noodig de geschiedenis van het Ned. Ond. Gen. gedurende de laatste jaren te kennen, en te weten, hoe deze uitspraak is uitgelokt. Wie die geschiedenis kent, zal weten, dat het Ned. Ond. Gen. hoe langer hoe meer van zijn zelfstandigheid heeft inge boet, dat het zoozeer is afgegleden naar de richting van den Bond van Nederlandsche onderwijzers, dat de hoofden van scholen hun zaak in het Ned. Ond. Gen. niet langer veilig achtten, maar een eigen Vereeniging hebben opgericht; dat het Ned. Ond. Gen., gevoelende te staan en voorgevoelende te bezwijken tusschen den Bond en de Hoofden-vereeniging, thans tracht een fusie tusschen de drie Vereenigingen te bewerkstelligen, waardoor misschien zijn naam behouden blijft, maar zijn verleden zeer zeker verloochend zal moeten worden. En nu de veroordeeling van het ambulantisme. Vooreerst is dit strijdpunt een kwestie, waarover zeker 3U van het aantal leden niet kan oordeelen. omdat zij het niet kennen. Hoofden en onderwijzers aan één-, twee- of drie- mansscholen kennen het slechts bij naam. Nadat op de algemeene vergadering van het vorig jaar was besloten tot behandeling van dit punt, niet op de eerstvolgende, maar op één volgende algemeene vergadering, heeft het Hoofdbestuur zich aan die opzettelijk voorgestelde en aangenomen wijziging niet gestoord. Het heeft aan de afdeelingen een onbegrijpelijk en door velen dan ook niet begrepen stel vragen ter beant woording gezonden en uit de ingekomen antwoorden een rapport samengesteld. Van de 235 afdeelingen hebben er slechts 83 geantwoord, waarvan sommige zich tot oordeelen onbevoegd verklaarden, andere door de «verwarrende" vragen niet tot een resultaat konden of wilden komen, zoodat 75 afdeelingen haar meening over het gevraagde (niet over het ambulantisme) hebben kenbaar gemaakt. Deze resultaten hebben meer bezadigde bezoekers der vergadering, zelfs een lid van het Hoofdbestuur, het doen uitspreken, dat onmogelijk aan het uitgebrachte rapport eenige waarde kan gehecht wor den; er is voorgesteld een nieuw onderzoek aan de hand van een beter geformuleerde vragenreeks; er is geklaagd over de overijling, waarmee deze zaak door het Hoofdbestuur is be handeld, zoodat groote afdeelingen, b. v. Rotterdam en Utrecht zich van een degelijke beantwoording hebben moeten ont houden. Niets mocht baten. Met groote woorden als «de kern van het ambulantisme is: de zelfstandigheid van den onder wijzer komt in gevaar en wel in zeer ernstig gevaar." «Door Wet, Traditie en Bureaucratie is aan't hoofd eener school een man geplaatst, die daar alléén recht van bevelen heeft, onder hem staat een kleinere of grootere groep van met hem gelijk bevoegden als totaal onmondigen", zijn de debatten gesloten en is het ambulantisme door de vergadering veroordeeld. Wanneer het. Ned. Ond. Gen. besluiten van zooveel betee- kenis neemt op een zoo onwaardige manier, dan is de Ver eeniging op weg haar goeden naam van ernst en degelijkheid te verliezen; en wie niet met den schijn tevreden is, mag geen beroep doen op de beslissing, door haar laatste algemeene vergadering. De Plaatselijke Schoolcommissie J. Hoogenraad, V.-Voorzitter. H. C. van der Heyde, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 4