- «Wij zijn nu van meening, dat zelfs in een zesklassige «school, indien het hoofd aan een klasse wordt gebonden, »aan dien eisch, die men het hoofd mag en moet stellen, «niet kan voldaan worden in die mate, als de meest ge- «wenschte zou zijn; wij beschouwen het als een bepaalde «onmogelijkheid in een twaalfklassige school." Resumeerende zegt zij «Wij bevelen U-, in het belang van het onderwijs aan, «de aan het hoofd opgedragen administratieve en andere «bezigheden buiten het eigenlijke onderwijs staande, die «in den schooltijd moeten volvoerd worden, te beperken, «opdat het hoofd zich meer nog dan nu zal kunnen «wijden aan het hoofddoel van zijn taak, het onderwijs «en de opvoeding, de paedagogische leiding der school." liet college van B. en W. te Rotterdam, met name de Wethouder van Onderwijs, is het met die opvatting volkomen eens. Bij de begrootingsdiscussiën, op 20 Oct. 1910, heeft de sociaal-democratische heer Heijkoop duidelijk gezegd wat hij en zijn partij beoogen, met de afschaffing van het ambulan- tisme, en heeft de Wethouder van Onderwijs, onomwonden verklaard voor die opvatting nooit te vinden te zullen zijn. De fleer Heijkoop zeide: «Als men het ambulantisme afschaft en het hoofd der «school een klasse geeft, moet men, gelijk het door alle «onderwijsautoriteiten is begrepen, iets anders invoeren «en het systeem van het bestuur van de school ver- «anderen en invoeren de republikeinsche school." Waarop de Wethouder, de heer Van der Molen volgender- wijze antwoordde: «Neen, zegt de heer Heijkoop, wanneer Burg. en Weth. «meenen, dat afschaffing van het ambulantisme alleen is, «dat ook het hoofd van de school een klasse heeft, dan «verkeeren zij in een dwaling." «Voor ons beteekent afschaffing van het ambulantisme «niet, dat het hoofd voor een klasse gezet wordt, voor «ons beteekent het onthoofding van de school, het invoeren «van een democratische schoolinrichting, zoodat al wat «betrekking heeft op de bespreking van de leerstof, de «indeeling van de school in klassen, de geheele inwendige «regeling van de school, niet meer beslist wordt door het «hoofd der school ook al heeft deze op de schoolvergade- «ring daarover gesproken met de onderwijzers, maar door «een democratische gemeenschap, die men gelieft te noe- «meh «de school"." „Over dat denkbeeld behoef ik, voor zoover mij betreft, «niet één uur te wachten met het uitbrengen van mijn «advies. Daaromtrent heb ik mijn besliste overtuiging en «wel deze, dat het de meest besliste manier is om de «school nog meer naar den kelder te helpen. Wanneer «onze openbare school in de laatste jaren aan een gevaar «heeft blootgestaan, is het wel dit, dat die school lang- «zamerhand, doordat om die school te veel gevochten is, «langs onregelmatigen weg onder den invloed is gekomen «van de onderwijzers, die geenszins als zoodanig benoemd «zijn om een overheerschenden invloed op het schoolleven «te hebben. Elk oogenblik ben ik bereid rekenschap te «geven van mijn gevoelen, dat de hoofdelooze school een «denkbeeld is, dat alleen ingang vindt en gecultiveerd «wordt in de kringen der onderwijzers, doch dat buiten «die kringen zoo goed als geen aanhang vindt. Dan «vraagt iedereen: Wat willen die menschen toch? Elke «zaak heeft toch een hoofd? Elke zaak culmineert toch «in iemand, die een zekere directie heeft? Dat vindt «iedereen heel gewoon. Alleen de onderwijzers vinden «het met betrekking tot de school niet gewoon. Dat «hangt samen met de opvatting van de school. Ieder «mensch ziet in de school een eenheid, een organisch «geheel. Volgens sommige onderwijzers is dat echter niet «zoo, zij pleiten voor de zelfstandigheid van den klasse- «onderwijzer, die zich moet kunnen «uitleven", zooals «men dat noemt. Men spreekt in die kringen dan ook «bij voorkeur van klasse-onderwijzers en stelt zich de «school voor als een aaneenrijging van eenheden, waarvan «elke eenheid op zich zelf een klasse heet. Dat is de «dood voor de school. Voor mij is de school een organisme, «rraar de natuur verdeeld in klassen, omdat op die school «nu eenmaal kinderen van verschillenden leeftijd en ont- «wikkeling gaan, die naar hun leeftijd en naar hunne «vorderingen in klassen worden ingedeeld. Wanneer men «nu, wat een natuurlijke eenheid is, gaat doorsnijden, en «men maakt er stukjes van om die daarna weer aaneen «te rijgen, dan heeft men het organisme gedood en men «heeft er een mechanische eenheid voor in de plaats «gesteld. En dat mechanische, dat in de school zien van «een aaneengeregen rij van eenheden, mechanisch samen- «gehouden door een reglement, door een verordening, «door een wet of wat ook, maar altijd samengehouden 51 «door een macht van buiten, dat is wat ik naar mijn «innige overtuiging met mijn ervaring op schoolgebied «zou noemen de ondergang van de school." Te Rotterdam zijn dan ook alle hoofden der openbare scholen ambulant. Te Amsterdam heeft men «groote" scholen met tenminste 12 klassen en «kleine" van 6 of 7. Aan al de groote scholen is het hoofd ambulant, aan enkele kleine niet. Maar niemand wordt hiertoe gedwongen, het is geheel vrije verkiezing, die misschien wel wat beïnvloed wordt door de omstandigheid, dat hiervoor een extra toelage van f 150.wordt gegeven. Als de overheid te Amsterdam meent, dat het niet-ambulante hoofd zich geheel aan zijn klasse kan geven (zij eischt den geheelen mensch, wordt ons van onderwijzerszijde steeds ge predikt) en tegelijk zijn taak als hoofd richtig kan vervullen, dan lijkt onze Commissie een toelage van f 150.wel wat gering. Maar zij meent ook, dat óf de klasse, óf de geheele school onder die dubbele taak zal lijden. De proef wordt slechts op enkele kleine scholen genomen en zeker om verschillende redenen. Eén dier hoofden verzekert, dat het werken in een klas veel prettiger is dan het toekijken naar wat de onderwijzers doen, maar dat hij van de overige klas sen niet veel af weet. Het ambulante hoofd van een school te Haarlem schreef aan een onzer leden, die na het publi- ceeren van een artikel over het ambulantisme van meer dan één zijde bewijzen van instemming ontving: «Men is niet voor zijn pleizier ambulant hoofd." Wanneer in den strijd over het ambulantisme door de voorstanders wordt beweerd, dat de onuitgesproken bedoeling der tegenstanders is heen te sturen naar de republikeinsche of hoofdelooze school, dan wordt dit op hoogen toon tegen gesproken, niettegenstaande de ondubbelzinnige verklaring van het Rotterdamsche raadslid, den heer Heijkoop. Maar wie het hoofd eener 6 of meei klassige school belast met het gansche onderwijs in eert bepaalde klasse, maakt het hem onmogelijk zijn taak als hoofd naar behooren te vervullen. Vervult hij zijn taak als hoofd, wat komt er dan van zijn klasse? Werkt hij als klasse-onderwijzer, noem hem dan niet langer hoofd der school. Dan wordt de school niet in naam, maar toch inderdaad hoofdeloos. Zooals bekend is wordt, om het bestaans recht der hoofdelooze school te bewijzen, gewezen op Zurich, waar de school geen hoofd heeft zooals in ons land. Wie om trent die hoofdelooze school zeer volledig wenscht te worden ingelicht, leze in het Paedagogisch Tijdschrift, Orgaan der Vereeniging voor Paedagogiek, het opstel van den Gemeen telijken Inspecteur van het Lager Onderwijs te Rotterdam, den heer Tondu, die, met den Wethouder van onderwijs, den heer van der Molen en den Districts-Schoolopziener den heer Dr. Jennes, in 1913, van Maandag 22 Sept., tot Zaterdag 11 October, een studiereis heeft gemaakt, waarvan de laatste drie weken in Zurich werden doorgebracht. Zooals gezegd is, de scholen hebben geen hoofd. Wel is er een Schulhausvor- stand, doch deze heeft een in hoofdzaak administratieven werkkring. Hij zorgt b.v. voor het tijdig beginnen en eindigen van het onderwijs eri voor orde en tucht in de school en haar omgeving, dat sluit dus wel eenige controle over het personeel in. Maar daarentegen heeft hij geen toezicht op het onderwijs, de orde en de vorderingen in de klasse; daarvoor is de klasse-onderwijzer verantwoordelijk aan de onderwijs- autoriteiten, als: Zentralschulpflege, Kreisschulpflege, Auf- sichts-Sektionen, Lehrerconferenzen, u. s. w. De uitwendige omstandigheden alssalarissen, schoolgebouwen, kosteloos heid van onderwijs en leermiddelen, 8 jarige leerplicht zijn van dien aard, dat men de beste resultaten zou mogen verwachten. Daarom treft het te meer in het verslag te lezen, dat de Commissie, wat betreft de resultaten en de wijze waarop het onderwijs wordt gegeven, teleurgesteld werd. De heer Tondu zegt: «Dat het toezicht van den Schulhausvorstand weinig «beteekent, zeide ik reeds. Dat bleek ook toen een hunner «ons nauwelijks terecht kon helpen naar de klasse waar «een bepaald onderdeel van de leerstof zou behandeld wor- «den. Bij die gelegenheid en ook later in gesprekken met «anderen, vernamen we, dat de rooster «zooveel mogelijk" «gevolgd moest worden, maar dat in de praktijk de onder- «wijzer ervan afwijkt, wanneer hij wil; er is niemand in «de school die er op let." Na op verscheidene wondeplekken gewezen te hebben, spreekt de heer Tondu als zijn meening uit: «dat Zurich het overtuigend bewijs levert, dat ver- «lengde leerplicht en tal van andere verbeteringen ontoe- «reikend zijn, indien riiet in eenigerlei vorm op doel- «treffende wijze gezorgd is voor leiding en controle." De heer van der Molen zeide in de Raadszitting van 28 Oct. 1916: «Dr. Jennes, de Inspecteur van het lager onderwijs en «ik zijn uit het buitenland teruggekomen met de stellige

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 3