43 Wij geven U daarom in overweging het strookje van den berm langs den Haarlemmertrekvaartweg, op de situatie rood gekleurd, ter oppervlakte van 170 M2 en deel uitmakende van het kadastrale perceel der gemeente Noord wij kerhout Sectie C no. 738, aan de heeren Homan en Faase voornoemd te verkoopen tegen betaling van een koopprijs van ƒ2,50 per Ma, benevens de kosten van overdracht. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 71. Leiden, 21 Maart 1917. Een tweetal jaren geleden deelde de Gezondheidscommissie ons mede, dat bij haar een klacht was ingekomen over den toestand van de Burchtgracht en drong zij op algeheele, of althans gedeeltelijke, demping en rioleering dier gracht aan. Uit een dezerzijds ingesteld onderzoek bleek ons, dat dem ping en rioleering uit den aard der zaak wel tot afdoende verbetering zou leiden, doch dat de uitvoering van dat werk vooralsnog niet zoo dringend noodig kon worden genoemd, dat een uitgave van 4000.waarop de kosten door den Directeur van Gemeentewerken werden geraamd, in de tegenwoordige tijdsomstandigheden gewettigd was. Dientengevolge werd besloten voorloopig te volstaan met geregeld uitbaggeren der gracht, teneinde op die wijze de stankverspreiding zooveel mogelijk te voorkomen. Aangezien wij echter vernomen hadden, dat vooral het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis aan de Hooglandsche Kerkgracht prijs stelde op demping der gracht, wendden wij ons tevens tot Regenten dier inrichting met de vraag, of zij bereid waren eene bijdrage te verleenen in de kosten der eventueele demping en rioleering en zoo ja, tot welk bedrag. Indien het Weeshuis genegen bleek een gedeelte der kosten voor zijne rekening te nemen, zou nader worden overwogen, of hierin aanleiding gevonden zou kunnen worden een voor stel tot demping bij Uwe Vergadering aanhangig te maken. Met het oog op den financieelen toestand van hun gesticht meenden Regenten toen evenwel tegen het geven van een bijdrage bezwaar te moeten maken en dit te meer, aangezien het gesticht bij demping toch al op hooge kosten zou komen in verband met de alsdan aan te brengen afscheiding tusschen het gestichtsterrein en dat van den Burcht. De zaak bleef dus rusten. Thans hebben wij andermaal een schrijven van Regenten ontvangen, waarin zij ons mededeelen met het oog op den hoe langer hoe onhoudbaarder toestand voor het gesticht in de kosten van demping en rioleering de helft der kosten, tot een maximum van 1500 te willen bijdragen. Demping van de geheele gracht achten zij terwille van de gestichtsbelangen niet noodig, terwijl zij verder verzoeken het gedempte gedeelte van de gracht aan hunne inrichting ten gebruike af te staan. Voor eene behoorlijke afscheiding met het terrein van den Burcht zal dan door Regenten worden zorg gedragen. Volgens een nader door den Directeur van Gemeentewerken opgemaakte begrooting zullen de kosten van demping en rioleering der geheele Burchtgracht ƒ3800 bedragen en zal met die demping opruiming der Weesbrug aan den Ouden Rijn gepaard gaan, waardoor deze verkeersweg een niet onbelangrijke profilsverbetering kan ondergaan. Demping van een gedeelte der gracht over een lengte van 40 M., d. i. voorzoover het Weeshuis zich uitstrekt, zal blijkens het rapport van den Directeur eene uitgave van ƒ1600 medebrengen, waarin door het Weeshuis dan ƒ800 zou worden bijgedragen. Met de Commissie van Fabricage zijn wij van oordeel, dat een dergelijke oplossing uit een hygiënisch oogpunt geen aanbeveling verdient, doch dat er, nu het Weeshuis eene belangrijke bijdrage in de kosten in uitzicht stelt, alles voor te zeggen is tot demping van de geheele gracht over te gaan. Tegen eene in gebruikgeving van den na demping verkregen grond achter het Weeshuis bestaat noch bij de Commissie van Fabricage noch bij ons College bezwaar. Wij geven U mitsdien in overweging: a. te besluiten tot demping en rioleering van de geheele Burchtgracht, onder voorwaarde, dat door het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis vooraf een bedrag van ƒ1500 als bij drage in de dempingskosten in de gemeentekas wordt gestort; b. in verband met de sub a bedoelde demping over te gaan tot vaststelling van nevensgaanden suppletoiren begrootings- staat, groot ƒ3800; c. te verklaren, dat den na demping verkregen grond, voor zoover deze achter het terrein van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis gelegen is, niet meer voor den openbaren dienst zal zijn beslemd en dezen grond tot wederopzeggens tegen betaling van een jaarlijksche recognitie van 1. als erkenning van eigendomsrecht aan die inrichting ten ge bruike af te staan, mits door het Weeshuis voor eene be hoorlijke afscheiding met het terrein van den Burcht wordt zorggedragen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 72. Leiden, 21 Maart 1917. De Commissie, bedoeld in art. 15 der Verordening, regelende de heffing van eene plaatselijke directe belasting, heeft de eer U hierbij te doen toekomen een lijst, waarin is vervat haar advies omtrent 94 bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting, dienst 1916. De Commissie voornoemd A. van der Elst, Voorzitter. W. Pera 1 L d J. Botermans J Leaen Aan den Gemeenteraad. N°. 73. Leiden, 22 Maart 1917. Wij hebben de eer U hierbij over te leggen de 1ste lijst van aangeslagenen op het kohier der plaatselijke directe belasting naar het inkomen over 1916, die de gemeente hebben ver laten of overleden zijn. Wij stellen U voor op hunne aanslagen afschrijving te ver leenen tot de bedragen in kolom 11 van dezeijst vermeld. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 74. Leiden, 22 Maart 1917. Nadat in Uwe Vergadering van 1 dezer de hierachter afge drukte motie van de heeren Fokker en Sijtsma in handen van ons College ten fine van praeadvies was gesteld, bereikte ons een circulaire van eene commissie, benoemd door het Dagelijksch Bestuur der Nederlandsche Heidemaatschappij waarin bij de gemeentebesturen werd aangedrongen op de benoeming eener commissie, aan welke zou worden opge dragen te onderzoeken, in hoeverre de teelt van voor men- schelijk gebruik bestemde voedingsgewassen zou kunnen worden bevorderd. Aangezien ons de in de circulaire aangegeven wijze van han delen de juiste toescheen, noodigden wij de heeren N. Bink, Mr. A. van der Eist, Mr. A. J. Fokker, J. W. Nieuwenhuizen Segaar, M. van Wamelen en den Directeur van Gemeente werken uit, om zich onder Voorzitterschap van den Wethou der van Fabricage tot eene commissie te vormen en ons te dezer zake wel van voorlichting te dienen. Met prijzenswaardige snelheid kweet de commissie, waar van de heer van Wamelen het secretariaat op zich nam, zich van haar taak. Met de conclusies, waartoe de commissie in haar gedocu menteerd rapport, dat mede hierachter is afgedrukt, komt, kunnen wij ons tot ons genoegen volkomen vereenigen. Onder verwijzing naar den inhoud van het rapport, geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging: a. de huur van de gemeentelijke terreinen, die daarvoor naar het oordeel der commissie in aanmerking komen, voor- zooveel noodig te ontbinden, op de wijze en onder de voor waarden, in het rapport vermeld; b. de in het rapport aangegeven terreinen op de daarin vermelde wijze in gebruik te geven tegen de door de com missie voorgestelde prijzen en onder de door haar voorge stelde voorwaarden c. ons te machtigen de in het rapport in grove trekken aangegeven maatregelen, die met het sub a en b voorge stelde in verband staan, te nemen d. voor de uitvoering van een en ander een krediet van 2600.toe te staan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. RAPPORT van de Commissie voor de teelt van Voedings gewassen. Leiden, 21 Maart 1917. De Commissie, ingesteld om te onderzoeken, in hoeverre het Gemeentebestuur de teelt van voor den mensch bestemde

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 5