26
40 Ms voor het tijdvak, verloopende tusschen de meterop-
neming na 15 December en die in Januari;
35 id. in Januari
30 id. in Februari
25 id. in Maart
20 id. in April
20 id. in Mei
20 id. in Juni
20 id. in Juli
25 id. in Augustus
30 id. in September
35 id. in October
40 id. in November
en die in Februari;
Maart;
April;
Mei;
Juni;
J uli
Augustus;
September;
October;
November;
December.
II. Te besluiten tot vaststelling van de beide volgende ver
ordeningen:
A. VERORDENING tot wijziging van de verordening van
17 December 1914 (Gem.Blad N°. 36) betreffende de
levering van gas door de Stedelijke Fabrieken van
Gas en Electriciteit te Leiden.
Eenig Artikel.
Achter artikel 17 van bovengenoemde verordening wordt
een nieuw artikel 17 bis ingevoegd luidende:
«Onverminderd het bepaalde in artikel 17 zijn Burgemeester
en Wethouders bevoegd in buitengewone omstandigheden,
geheel te hunner beoordeeling, voorschriften vast te stellen
betreffende de beperking van het gebruik van gas en bij
niet-naleving daarvan den gastoevoer naar eenige aansluiting
zonder eenige schadevergoeding te verbreken."
B. VERORDENING tot wijziging van de verordening van
17 December 1914 (Gem.Blad No. 37) betreffende de
levering van electriciteit door de Stedelijke Fabrieken
van Gas en Electriciteit te Leiden, laatstelijk gewij
zigd bij verordening van 20 Januari 1916 (Gem.Blad
No, 1).
Eenig Artikel.
Achter artikel 17 van bovengenoemde verordening wordt
een nieuw artikel 17 bis ingevoegd luidende:
«Onverminderd het bepaalde in artikel 17 zijn Burgemeester
en Wethouders bevoegd in buitengewone omstandigheden,
geheel te hunner beoordeeling, voorschriften vast te stellen
betreffende de beperking van het gebruik van electriciteit en
bij niet-naleving daarvan den stroomtoevoer naar eenige aan
sluiting zonder eenige schadevergoeding te verbreken."
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
's-Gravenhage, 2 Februari 1917.
Ik heb de eer U te berichten, dat naar aanleiding van de
mij door de Rijks-kolendistributie gedane mededeelingen mij
gebleken is, dat de gedurende de laatste twee maanden be
reikte bezuiniging op gas- en electriciteitsverbruik, eene enkele
gunstige uitzondering daargelaten, zéér belangrijk minder
bedraagt dan waarop, gezien de van algemeene bekendheid
te achten moeilijkheden bij de kolenvoorziening van Nederland,
had mogen worden gerekend.
Nu bovendien de kolenaanvoer uit het buitenland, in ver
band met de stremming der scheepvaart door vorst en andere
omstandigheden, tot stilstand is gekomen, en niet te voorzien
is wanneer en in welke mate de aanvoer zal worden hervat,
zie ik mij genoodzaakt alle gemeenten in Nederland ten op
zichte van de verstrekking van kolen nog verder te rant
soeneeren.
Ik heb mitsdien de eer te bepalen dat, te beginnen met
de maand Februari, tot nader bericht mijnerzijds, de afgifte
van kolen niet grooter zal zijn, dan overeenstemt met een
totaal verbruik in Uwe gemeente van gas en electriciteit van
65% van het verbruik in de gelijkluidende maand van het
voorafgaande jaar. Ten aanzien van het verbruik van elec-
trischen stroom voor krachtdoeleinden kunnen in bijzondere
gevallen, ter beoordeeling van den Directeur der Rijks-Kolen-
distributie, ontheffingen van deze bepaling worden verleend,
hetgeen echter alleen zal geschieden bij uiterste noodzakelijk
heid. Indien aan het einde eener maand, voor de eerste maal
per 28 Februari a.s,, uit de aan de Rijks-Kolendistributie te
verstrekken opgaven mocht blijken, dat eene grootere hoeveel
heid gas of stroom is afgeleverd, dan zal niet worden geaar
zeld een gedeelte van den aanwezigen voorraad kolen of gasolie
aan het betreffend gas- of electriciteitsbedrijf te onttrekken.
Mocht in Uwe gemeente het gas- of electriciteitsbedrijf in
handen zijn van een concessionaris of de electrische stroom
betrokken worden van een electrisch centraalstation, dan
gelieve U dezen medebelanghebbenden van den inhoud dezer
circulaire in kennis te stellen en in gemeenschappelijk overleg
maatregelen te treffen, welke de vereischte besparing tot
gevolg hebben.
Ik vestig er nadrukkelijk de aandacht op, dat onder geen
beding een oogenblikkelijk gunstige voorraad van grondstoffen
aanleiding mag zijn tot overschrijding van het voor gas- en
electriciteitverstrekking gestelde maximnm.
De Minister van LandbouwNijverheid en Handel
Aan Heeren Burgemeesters.
N°. 47.
Leiden, 9 Februari 1917.
Bij circulaire van 2 Februari j.l. heeft de Minister van Land
bouw, Nijverheid en Handel wederom de aandacht der
gemeentebesturen gevestigd op het feit, dat de uiterste zuinig
heid moet worden betracht bij het gebruik van gas en electri
citeit, en mededeeld, dat het totaal verbruik over de maanden
Februari en volgende niet grooter zal mogen zijn dan 65
van het verbruik in de gelijkluidende maand van het vooraf
gaande jaar.
Hoewel met de tot dusver getroffen maatregelen in deze ge
meente reeds een aanzienlijke bezuiniging is bereikt, is het
verbruik nog belangrijk boven het voor het vervolg toege
stane percentage.
Opnieuw zullen er dientengevolge maatregelen moeten
worden genomen, ten einde eene nog grootere besparing te
bereiken. Vermits besparing op het gebruik van gas voor
verwarmingsdoeleinden slechts zeer beperkt mogelijk is en het
gebruik van electriciteit voor krachtdoeleinden ten gevolge
van den kolennood eer toe dan af zal nemen, zal de nood
zakelijke grootere bezuiniging voornamelijk op het lichtgebruik
moeten worden gevonden.
Dientengevolge zal de verordening op de beperking der
verlichting van winkels, welke thans niet meer doeltreffend
te achten is, moeten worden gewijzigd.
De gewenschte grootere besparing is, voor zoover die door
eene strafverordening kan worden bereikt, o.i. het beste te
verkrijgen door eenerzijds de verlichting van etalages en voor
reclamedoeleinden geheel te verbieden, en anderzijds de ver
lichting der winkels zelve te beperken door slechts het ge
bruik van een deel der aanwezige lampen te veroorloven..
Een uitzondering voor de in art. 2 der bestaande verorde
ning uitgezonderde winkels achten wij hierbij niet gemoti
veerd: zoo noodig zal door Burgemeester en Wethouders ont
heffing kunnen worden verleend. Daarentegen is o. i. eene
uitzondering voor barbierswinkels en kapperssalons wel op
haar plaats, aangezien de daarin uitgeoefende bedrijven zon
der behoorlijke verlichting uiterst bezwaarlijk kunnen worden
voortgezet.
Aangezien thans ook andere verlichtingsmiddelen, b.v.
petroleum, schaarsch zijn en verspilling van kaarsen hoogst on-
gewenscht is, achten wij het aanbevelenswaard, alle kunstver
lichting van winkels na 8 uur 's avonds, alsmede die van
étalages en voor reclamedoeleinden, geheel te verbieden, ook
al wordt daartoe geen gas of electriciteit gebruikt. Om dezelfde
reden moet o. i. het gebruik van ander kunstlicht naast dat
van gas- of electrisch licht worden verboden. Een beperking
van de verlichting van winkels, die uitsluitend ander kunst
licht gebruiken, lijkt ons overbodig, aangezien dergelijke win
kels toch wel reeds zeer spaarzaam verlicht zullen zijn.
Vermits de verordening van 14 December 1916 slechts be
trekking heeft op verlichting van winkels en naar onze mee
ning alle reclameverlichting, voor welke doeleinden ook, moet
worden verboden, stellen wij U voor eene afzonderlijke ver
ordening, houdende verbod van reclameverlichting, vast te
stellen.
Het behoeft geen betoog, dat, vermits de bezuiniging van
35 reeds ook in deze maand moet worden bereikt,
onmiddellijke afkondiging en inwerkingtreding van de voor
gestelde verordeningen noodig is.
Naar aanleiding van het bovenstaande hebben wij de eer
U in overweging te geven:
A. de hierbijgaande verordeningen vast te stellen.
I. VERORDENING tot wijziging van de verordening van
14 December 1916 (Gemeenteblad No. 25) op de
beperking der verlichting van winkels.
Artikel I.
De aanhef van artikel 1 van bovengenoemde verordening
wordt gelezen als volgt:
«Het is verboden ter verlichting van een winkel kunstlicht
te gebruiken na des namiddags 8 uur, uitgezonderd:".
POSTHUMA.