16
bedrag bij den Raad kan worden aangevraagd. De kosten
hiervan zijn boven reeds door ons genoemd.
Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van
Gas en Electriciteit,
N. C. de Gijselaar, Voorzitter.
J. Draaijer, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en W ethouders
van Leiden.
Leiden, 1 December 1916.
Aan Burgemeester en Wethouders der
gemeente Leiden.
Namens de Commissie van advies in zake voedingsmiddelen
hebben wij de eer het volgende onder Uw aandacht te
brengen
Sedert door den Raad dezer Gemeente, op Uw voorstel
werd besloten tot beschikbaarstelling van goedkoope cokes,
in dier voege, dat aan personen, die niet, of voor minder dan
een bepaald inkomen, in de plaatselijke directe belasting
waren aangeslagen, rabatbons a 25 cents zouden worden ver
strekt, is een niet onbelangrijke stijging van den cokesprijs
ingetreden, terwijl te voorzien staat, dat deze prijsstijging
in den loop van den winter nog zal voortduren.
Het gevolg hiervan zal zijn dat zij, die zoowel naar het
oordeel van Uw College, als volgens de meening van den
Raad moesten worden tegemoet gekomen in de kosten voor
den aanschaf van brandstof, toen de cokesprijs 95 cent per
H.L. bedroeg, ten slotte toch dit bedrag, of misschien nog
meer, voor een H.L. cokes zullen moeten betalen. Dat deze
personen de cokes dan toch nog 25 cent per H.L. goedkooper
zullen krijgen dan wanneer van gemeentewege niets was
gedaan, wordt natuurlijk door de Commissie ten volle erkend
en gewaardeerd, doch doet weinig af tot het feit, dat per
gezin voor brandstof een grooter bedrag zal moeten worden
uitgegeven, dan Uw College zoowel als de Raad, destijds voor
deze categorieën van personen wenschelijk of mogelijk achtten.
Hierbij komt nog, dat een groot deel van de personen, die
voor het ontvangen van rabatbons in aanmerking komen, tot
voor korten tijd van meening was, dat de cokesprijs voor hen
gedurende den geheelen winter zou zijn70 cent plus de
rabatbon en, al zal dit misverstand dan ook aan eigen mis
vatting zijn te wijten, bitter is teleurgesteld, nu de verander
lijkheid van den cokesprijs reeds is gebleken en verdere
stijging wordt tegemoet gezien.
Onder deze omstandigheden besloot de Commissie eenstem
mig Uw College te verzoeken de regeling van het verstrekken
van goedkoope cokes te herzien.
Naar het oordeel der Commissie zou het, zonder op eenmaal
genomen besluiten terug te komen, mogelijk zijn, aan de
geschetste bezwaren tegemoet te komen, door te bepalen dat,
wanneer de cokesprijs stijgt boven een nader aan te geven
maximum, de waarde der rabatbons zal worden verhoogd
met hetzelfde bedrag waarmede de cokesprijs boven het te
stellen maximum is gestegen.
De Commissie vertrouwt dat Uw College bereid zal worden
gevonden dit voorstel in overweging te nemen en verklaart
zich gaarne bereid van advies te dienen, wanneer Uw College
een zoodanigen maximum-prijs zou wenschen vast te stellen.
Voor de Voedingsmiddelencommissie,
C. W. van der Pot Bzn., Voorzitter.
J. J. van Eck, Secretaris.
N°. 31. Leiden, 12 Januari 1917.
Bij Uw besluit van 2 Maart 1916 werd door U besloten de
nieuwe regeling nopens de werkloosheidsverzekering, aange
duid in de circulaire van den toenmaligen Minister van
Financiën van 19 Januari 1916, N°. 4672, afd. W. V., in beginsel
te aanvaarden.
Thans is deze regeling definitief tot stand gekomen en
neergelegd in den algemeenen maatregel van bestuur van
2 December 1916 (Staatsblad No. 522), welke kan worden
aangehaald als het Werkloosheidsbesluit 1917 en hierachter
is afgedrukt.
Zooals U daaruit zal blijken, sluit deze regeling nauw aan
bij het voorloopig schema, dat gevoegd was bij de bovenge
noemde circulaire.
In Ingekomen Stuk No. 45 van 1916 hebben wij reeds uit
voerig de mérites der nieuwe regeling uiteengezet, zoodat wij
thans hierover kort kunnen zijn.
Het principieele verschil tusschen de oude en de nieuwe rege
ling bestaat hierin, dat thans nog door de Overheid een
bijslag wordt gegeven op de uilkeering, die een werkloos lid
uit zijn werkloozenkas geniet, terwijl in de toekomst de
Overheid een bijslag zal verleenen op de contributiesdie door
de leden der werkloozenkassen worden bijeengebracht.
De bijslag, die vóór September 1914 door de gemeente
alleen werd bekostigd, zal voortaan, evenals dit reeds onder
de noodregeling en de tusschenregeling geschiedde, door het
Rijk voor de helft worden overgenomen.
In het algemeen zal de in bet Koninklijk Besluit neerge
legde regeling een betere en doeltreffender organisatie der
werkloosheidsverzekering medebrengen.
Op enkele punten hebben wij wel eenige bedenking tegen
de regeling, zooals zij thans is uitgewerkt. Zoo achten wij
de centralisatie wel wat ver doorgevoerd en zouden wij gaarne
aan de gemeenten een grooter aandeel bij de uitvoering hebben
zien toegekend. Ook rijst bij ons de vraag, of het gemeente
bestuur bevoegd is desgewenscht aanvullende regelingen te
treffen.
Deze bedenkingen zijn echter niet van overwegenden aard,
en wij geven U dan ook gaarne in overweging, zulks geheel over
eenkomstig het advies van het bestuur van het Gemeentelijk
Werkloozenfonds, tot de nieuwe regeling toe te treden.
Bij de lezing van den algemeenen maatregel zal U voorts
blijken, dat op verschillende punten de medewerking van het
gemeentebestuur wordt vereischt. Krachtens artikel 126 van
de Gemeentewet zal die medewerking moeten geschieden door
ons College. Gebroken is dus met het stelsel van de zelf
standige gemeentelijke werkloozenfondsen. De instelling van
het hier bestaande gemeentelijk werkloosheidsfonds moet dus
worden opgeheven en Uwe verordening van 23 April 1908
(Gemeenteblad No. 13) ingetrokken. Het ligt echter in onze
bedoeling blijvend partij te trekken van de kennis en ervaring
van het bestuur van het fonds door het te verzoeken ons
voortaan als Commissie van advies ter zijde te staan.
De desbetreffende voorstellen zullen U zoo spoedig mogelijk
geworden.
Waar de noodige voorbereiding voor de invoering der nieuwe
regeling op 1 Januari 1917 nog niet was afgeloopen, heeft de
Minister van Waterstaat bepaald, dat voorloopig de oude
regeling nog zal blijven gelden.
Wij geven U derhalve thans in overweging te besluiten,
dat de gemeente toetreedt tot de in den hierachter afgedruk-
ten algemeenen maatregel van bestuur vervatte regeling der
werkloosheidsverzekering. Den Minister, die Uw antwoord vóór
15 Januari tegemoet zag, hebben wij bereids verzocht, in ver
band met den datum der Raadsvergadering, ons eenig uitstel
te verleenen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
BESLUIT van den 2den December 1916, tot vaststelling
van algemeene regelen voor het verleenen van sub-
sidiën ten behoeve van werkloozenkassen. (Staatsblad
No. 522).
Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der
Nederlanden, Prinses van üranje-Nassau, enz., enz enz.
Op de voordracht van Onzen Minister van WTaterstaat van
10 November 1916 No. 16336, Afdeeling Werkloosheidsver
zekering en Arbeidsbemiddeling;
Overwegende, dat het wenschelijk is eenige algemeene
regelen vast te stellen ten aanzien van het verleenen van
subsidiën ten behoeve van werkloozenkassen;
Den Raad van State gehoord (Advies van 21 November
1916, No. 31);
Gelet op het nader rapport van Onzen voornoemden Minister
van 29 November 1916, No. 16671, Afdeeling Werkloosheids
verzekering en Arbeidsbemiddeling;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Met ingang van 1 Januari 1917 vast te stellen de navolgende
algemeene regelen voor het verleenen van subsidiën ten behoeve
van werkloozenkassen.
Algemeene regelen voor het verleenen van subsidiën ten
behoeve van Werkloozenkassen.
HOOFDSTUK I.
Algemeene Bepalingen.
Artikel 1.
Dit besluit verstaat onder:
werkloozenkas: de kas eener vereeniging van werklieden of
bedienden, welke wordt gevormd door bijdragen harer leden