DONDERDAG 21
DECEMBER 1916.
247
zal hebben mijn ideeën te zien aangenomen, die ik beter vind
dan die welke belichaamd zijn in het voorstel van Burge
meester en Wethouders. Ik zal daarom daartoe ook geene
poging doen. Dit neemt evenwel niet weg, dat ik nog eene
enkele opmerking wensch te maken.
De heer Pera schijnt er vandaag bijzonder op belust te zijn
algemeene beschouwingen te houden. In den regel is dat Owe
gewoonte niet, Mijnheer de Voorzitter. U gaat meestal recht
op het doel af. U heeft het ditmaal echter wel gedaan en
daarom zal ik samenvatten in mijne beantwoording wat door
U en den heer Pera in het algemeen is gezegd.
De heer Pera heeft vooral over egoïsme gesproken. Ik dacht
eerst, dat ik egoïstisch was, maar dat egoïsme scheen bij de
werklieden te schuilen.
De heer Pera. De werklieden hebben hun ontevredenheid
met dit stelsel betuigd
De heer Sijtsma. Zijn ze daarom egoïst. De heer Pera
heeft een groot woord gebruikt en dat niet gemotiveerd. Hij
heeft ook gezegd, dat de kinderen der werklieden des avonds
met een boterham naar bed moeten. Daarmede zijn wij het
echter allen eens. Toen ik hem in dien zin interrumpeerde
gaf hij met andere woorden te kennen, dat dit nog niet zoo
zeker was.
Wanneer het echter zoo was gesteld met onze gemeente
arbeiders en wie met hun gelijkstaan als de heer Pera in zijn
algemeenheid zegt, zou deze duurtetoeslag niet mogen worden
geaccepteerd, maar wij zouden onmiddellijk moeten overgaan
tot verhooging van de loonen. De heer Pera had het al lang
moeten voorstellen. Ik geloof echter, dat de toestand gelukkig
nog zoo erg niet is. Onze Commissie ad hoe zal dus nog wel
rustig door kunnen werken om haar taak ten einde te brengen.
Laten wij intusschen de zaak zoo regelen, dat de belang
hebbenden er vrede mee hebben. Gij, Mijnheer de Voorzitter,
deedt het voorkomen alsof wij hier hebben te doen met een
sociaal-democratisch drijven.
De Voorzitter. Dat hebt U verkeerd begrepen!
De heer Sijtsma. U hebt een stuk uit de Sociaal-Democraat
geciteerd van zuiver socialistische strekking en gezegd: die
gedachte schuilt ook in dit verzoek.
Mijnheer de Voorzitter. In de vergadering, die het comité, dat
met Burgemeester en Wethouders een onderhoud heeft gehad,
heeft gehouden, waren 10 organisaties van gemeentewerklieden
vertegenwoordig. Men trof er alle richtingen aan, o. a. Roomsch-
Katholieken, Christelijken, Sociaal-Democraten enz. Het ging
er heel huishoudelijk toe. De quaestie is daar door den voor
zitter kort en zakelijk besproken en daarna was het woord aan
de aanwezigen die daarvan een druk gebruik hebben gemaakt.
Toen de voorzitter vroeghoe denken jullie over het systeem
d. i. het systeem, dat ik op het oogenblik beter acht dan
het thans geldende is er niemand geweest, die daarop aan
merking maakte. Alleen een werkman zeide: maar ik heb
acht kinderen; ik zal bij dat stelsel minder krijgen. Hij gaf
echter onder applaus der vergadering toe, dat het tegen
woordige stelsel onbillijk was tegenover de anderen.
Het is mij niet te doen om nog meer geld uit de gemeente
kas te vragen, maar ik zou de verdeeling billijker willen zien
geschieden. Het stelsel is hier nog bijna geheel gebaseerd op
het hebben van vele kinderen. Trouwens wanneer men de
tegemoetkoming geheel op een kindertoeslag wil baseeren,
dan zou men nog verder moeten gaan, want dan zou men
de menschen met een inkomen van f 1200 tot f 1600 ook
moeten helpen, daar deze naar evenredigheid nog meer geld
aan hun kinderen moeten uitgeven, doordat zij dure scholen,
meer kostbaar schoeisel en kleeding moeten betalen. De heer
Pera noemt het geven van een boterham des avonds nood
zakelijk, maar dan zou ik. in dit geval er op kunnen wijzen,
dat de personen met hoogere inkomens vooral hun kinderen
netjes moeten kleeden en schoenen inplaats van klompen
moeten geven. Het gaat niet alleen om den boterham. Het
geheele leven wordt door duurte gedrukt.
Wij zullen als het zoo blijft steeds weder voor dezequaes-
ties komen te staan en op den langen duur zullen wij toch
van stelsel moeten veranderen.
Mij dunkt, men dient te zorgen, dat in abnormale tijden
als nu, een gemiddeld gezin van vader, moeder met drie a
vier kinderen behoorlijk kunnen rondkomen. De gezinnen
zonder kinderen die den kinderzegen missen zullen dan
iets royaler kunnen leven, en degenen, die er meer hebben,
zullen zich een beetje moeten bekrimpen. De laatsten hebben
daartegenover het genot van het kinderbezit, hetgeen de heer
Pera niet zoo zeer schijnt te tellen. En hij schijnt ook te ver
geten dat door een groot gezin er toch ook altijd kinderen
zijn die iets in de huishouding brengen.
Mijnheer de Voorzitter, wat aangaat dat ik indertijd aan
Burgemeester en Wethouders een pluimpje heb gegeven
wil ik nog herinneren, dat dit hierin bestond, dat ik het uit
stekend vond, dat door dit College overleg was gepleegd met
de vakorganisatie, wat er toe geleid heeft dat men tevreden
was met de wijzigingen toenmaals door Burgemeester en
Wethouders voorgesteld. Men moet evenwel niet vergeten,
dat ook wij voor deze aangelegenheid geheel vreemd stonden,
evengoed als de werklieden. Nu heeft evenwel de ervaring
geleerd, dat eene andere regeling beter is en rechtvaardiger
vooral dan de thans door Burgemeester en Wethouders voor
gestelde; daarom had ik zoo gaarne gewild, dat er meer was
tegemoet gekomen aan het adres. Ik ben er van overtuigd,
dat wanneer onverhoopt deze omstandigheden nog lang zullen
blijven voortduren, dat men dan steeds meer zal moeten
gaan in de richting, die door mij van het begin af aan is
aangegeven en die ik nog voorsta. Indertijd heb ik gezegd, dat
men terug zou moeten komen op het verleenen van een kin
dertoeslag; den 27en Juli is men er gedeeltelijk op terug
gekomen. Thans had ik in aansluiting met de motie der werk
liedenorganisatie een stap verder in deze richting willen gaan.
Burgemeester en Wethouders willen dit niet, maar te
eeniger tijd zal men dit toch moeten doen, daarvan ben ik
overtuigd.
Ik zal het hierbij laten. Ik zou nu wel eene motie kunnen
indienen, maar die zou stellig met eene groote meerderheid
worden verworpen, misschien wel met op een na algemeene
stemmen. De heer van Tol zelfs, die een vorige maal een voorstel
heeft gedaan, schijnt zich op het oogenblik'zelfs niet geroepen
te gevoelen om met mij mede te werken, daarom zal ik er
voor ditmaal niet nader op aandringen, het verloop der zaak
aan den tijd overlatende.
De Voorzitter. Nog een enkel woord tot slot. Ik wil niet
dieper op deze zaak ingaan. Ik meen te hebben gezegd, wat
ik van oordeel ben te hebben moeten zeggen. Door den heer
Sijtsma zijn enkele dingen verkeerd opgevat. Wat betreft de
meerdere tegemoetkoming, die de heer Sijtsma van Burge
meester en Wethouders had verlangd, zou ik willen vragen,
weet U wel, dat het vorige voorstel is aangenomen op ver
zoek van de werkliedenorganisatie?
Burgemeester en Wethouders hebben het voorstel zoo inge
diend bij den Raad, als door haar werd gewenscht en zoo
is het aangenomen geworden. Wij hebben er verder nooit
klachten over vernomen. Nu waren wij van plan om voor te
stellen deze regeling te bestendigen, niet beter wetende, dan
dat wij hierdoor zouden handelen naar den zin van de be
trokkenen, totdat wij in eens het verzoek ontvingen of wij
niet eenige personen in gehoor wilden ontvangen. Er is dus
geen quaestie van niet tegemoetkoming, want wij hebben niets
anders gedaan dan handelen naar den zin der betrokkenen.
Wij hebben op de bedoelde conferentie niets anders te hooren
gekregen dan twee propaganda-speeches, waarvan de eene
neerkwam op het geven van aan ieder f 200.meer, terwijl
de andere meer zou genoemd kunnen worden eene oratio
pro domo voor de politie. Wanneer men met ernstige wel
overwogen voorstellen komt bij Burgemeester en Wethouders,
dan zullen deze die ernstig in overweging nemen.
*De heer Sijtsma. Dan ben ik al tevreden.
De Voorzitter. Maar dan moet men ook met goede voor
stellen komen. Wanneer het voor de gemeente niet aan
zienlijk meer kosten zal, hebben Burgemeerster en Wethou
ders daartegen geen bezwaar. Men zal dan misschien be
reiken, dat men niet meer jaloersch op elkander zal zijn,
maar billijker zal zulk een voorstel niet zijn. Niemand zal
toch zeggen, dat iemand met 10 kinderen er zal kunnen
komen van wat iemand met 5 kinderen noodig heeft. Die
5 kinderen kan men niet voor niets onderhouden. Het is bij
de indieners van de motie alleen maar de vraag: hoe vindt
de meerderheid van de menschen het het beste.
Maar daarom is het nog niet billijk. Ik geloof, dat de min
derheid dikwijls gelijk heeft en de meerderheid niet.
De beraadslaging wordt gesloten.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
praeadvies besloten.
VIII. Voorstel in zake de oprichting van een ontsmettings
inrichting met toebehooren en de verbetering van het Cholera-
hospitaal.
(Zie Ing. St. No. 259.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Fabius. M. d. V. Hoewel ik het als inwoner van
Leiden en speciaal als medicus ten hoogste waardeer, dat
Burgemeester en Wethouders een open oog hebben voor het
geen er op hygiënisch gebied in onze stad te doen is, kan