256 DONDERDAG 21 DECEMBER 1916. De heer Fokker. M. d. V. Ik geloof, dat aan de nagedach tenis van den heer Korevaar zeer zeker terecht eer zou worden bewezen, wanneer zijn naam zoude gegeven worden aan een straat of plein in deze gemeente. Ik ben echter van meening, dat het het beste zoude zijn, dat de heer de Boer zijn amendement intrekt. Wie gaarne de nagedachtenis van den fleer Korevaar op deze wijze zou wenschen te eeren, en ik geloof wel dat wij hieromtrent eenstemmig zijn, kan tevreden wezen, waar hij gehoord heeft, dat Burgemeester en Wethouders er geen bezwaar tegen hebben om, wanneer er een nieuwe straat of brug wordt aangelegd of gebouwd van beteekenis, voor te stellen daaraan den naam van Korevaar te geven. Wanneer het voorstel van den heer de Boer in stemming zou komen, zouden er wellicht in deze vergadering zijn, die tegen zouden stemmen, omdat zij het te weinig eer vinden tegenover den heer Korevaar diens naam te geven aan een brug van zoo weinig beteekenis. Laat daarom de heer de Boer zijn voorstel intrekken en laat hij het overlaten aan Burgemeester en Wethouders om later voor te stellen den naam Korevaar te geven aan eene behoorlijke straat. De heer de Boer. M. d. V. Ik trek mijn amendement dan maar in De Voorzitter. De brug zal dus heeteri: Paterbrug. De heer van der Pot. M. d. V. Ik zou wel met iets meer warmte van daareven willen verdedigen om den naam Doeza- brug te veranderen in Koepoortsbrug. Die oude historische naam zou ik hier willen behouden. Men heeft nu alle bruggen, die bij de voormalige poort gelegen waren, daarnaar genoemd. Alleen met deze brug wil men zonder voldoende reden een uitzondering maken. De oude Leidenaars zullen zich herinneren, dat de Doezastraat vroeger Koepoortsgracht heette. Nu heeft men indertijd die straat verdoopt, en nu behoort m. i. althans in den naaam der brug de herinnering aan de Koepoort be houden te blijven. Het eenige argument hiertegen kan slechts zijn, dat de naam Doezabrug reeds eenigszins is ingeburgerd, maar de volksmond behoeft in dezen m. i. niet van zoo groot gewicht te zijn. Men stoort zich niet altijd aan den volksmond, want ik zie hier bijv. verder staan Vreewijkbrug, terwijl die brug in den volksmond nog altijd Nieuwe Brug heet. Ook noemt het volk nieuwe straten aanvankelijk wel eens naar familie leden van de aannemers die zoo'n straat hebben gebouwd. Men denke aan de Maria Boekeestraat. Men heeft er destijds toch ook niet tegen opgezien om dien naam te vervangen door Magdalena Moonsstraat. Het komt mij nu voor, dat er vol doende redenen zijn om deze brug niet Doezabrug, maar Koe poortsbrug te noemen. De heer van Hamel. Het komt mij gewenscht voor, dat men het amendement van den heer van der Pot niet aan neemt. De naam van Doezabrug is ouder dan die van Koepoorts brug. Ook zijn er van de straten in die buurt verschillende genoemd naar helden uit den tachtigjarigen oorlog. Men vindt er o. a. dicht bij de »Jan van Houtkade". Denaam van Doezabrug lijkt mij in deze dus passender. De heer van der Pot. Van de bestrijding van den heer van Hamel begrijp ik niet veel. Hoe komt hij er aan dat de naam Doezastraat ouder zou zijn dan Koepoortsgracht? Waarschijnlijk had hij het oog op den naam van van der Does zelf, maar dat heeft met deze kwestie niets te maken. Zooals ieder Leidenaar weet, zijn de namen Koepoortsgracht en -brug veel ouder dan de benaming Doezastraat. De laatste naam is aan die straat gegeven lang na de geboorte van den geachten Wethouder. Het amendement van den heer van der Pot wordt in stemming gebracht en aangenomen met 18 tegen 6 stemmen. Vóór stemmen de heeren: van der Pot, Tepe, Fokker, Fischer, Pera, Zwiers, van der Lip, Huurman, Sasse, Heeres, J. P. Mulder, van Romburgh, Hartevelt, van Gruting, Boter- mans, Fabius, de Boer en Sijtsma. Tegen stemmen de heeren: Hoogenboom, van Hamel, Bots, Reimeringer, van Tol en van der Eist. (De heer A. Mulder had inmiddels de vergadering verlaten). De Voorzitter. De brug zal dus voortaan heeten Koepoorts brug inplaats van Doezabrug. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het aldus gewijzigd en geamendeerd praeadvies besloten. X. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting, dienst 1916. (Zie Ing. St. No. 277). De beraadslaging wordt geopend. De heer van der Pot. M. d. V. Een enkele opmerking zou ik willen maken betreffende dit punt, niet omdat ik een advies der Commissie zou willen bestrijden of om op een bepaald advies nader in te gaan, want daarvoor zou het noodig zijn de deuren te sluiten. Dit is evenwel niet noodig voor hetgeen ik te zeggen heb, waarbij ik geen namen behoef te noemen. De reclamecommissie heeft deze vraag onder de oogen moeten zien of een gescheiden echtgenoot, die bij vonnis ver oordeeld is tot een uitkeering voor de opvoeding zijner kinderen aan zijne gewezen echtgenoote, het bedrag dezer uitkeering mag aftrekken bij zijne aangifte voor de inkomstenbelasting. Ik geloof, dat de Commissie aan de hand der verordening terecht heeft beslist, dat hij dit bedrag wel mocht aftrekken. Toch is het eenigszins in strijd met mijn rechtsgevoel. Al is het hier letterlijk juist, moreel is het m.i. onjuist, dat men voor een gescheiden echtgenoot een privilegie schept, door te bepalen dat hij de kosten voor zijne kinderen mag aftrekken, terwijl een niet gescheiden echtgenoot dit niet mag doen. Wanneer dus door Burgemeester en Wethouders opnieuw wijziging zal worden overwogen van deze verordening, wat, naar wij gehoord hebben, binnen niet al te langen tijd zal plaats vinden, dan zou ik hun willen verzoeken ook eens te overwegen of het niet wenschelijk zou zijn in dit opzicht eene uitzondering te maken op de bevoegdheid tot het aftrekken van uitkeeringen voor levensonderhoud. Ten aanzien van uitkeering voor ouders zal ieder de billijkheid van aftrek erkennen. Hier is dit echter, naar het mij voorkomt, niet het geval. De Voorzitter. De quaestie lijkt mij ook belangrijk genoeg om eens te onderzoeken. Wanneer de verordening weder in onderzoek komt bij de Commissie van Financiën, zullen wij onze aandacht op die zaak vestigen. Verlangt een van de heeren nog het woord over dit punt? Zoo neen, dan is aldus besloten. Wij zijn nu aan het eind van onze agenda gekomen. Ver langt nog een van de heeren iets in het midden te brengen in het belang van de gemeente? De heer van Gritting. M. d. V. Zou het met het oog op besparing van vuur en licht geen aanbeveling verdienen, indien de scholen inplaats van 2 uur des namiddags om halt twee aangingen? De Voorzitter. Wat het vuur betreft zal een dergelijke maatregel niet veel besparing geven, en wat het licht aan gaat zou ik dezen maatregel om andere redenen niet ge wenscht achten. Het zal n.l. voor vele kinderen bezwaarlijk zijn om inplaats van om twee uur voortaan om half twee te komeri. Velen hebben tusschen twaalven en tweeën muziek lessen, privaatlessen en dergelijke bezigheden. Laat men de lessen om half vier eindigen, dan geeft dit al weder een half uur tijdverlies. Waar in den laatsten tijd van de schooluren al zooveel is afgenomen, zou ik dit ook niet wenschelijk achten. Wij hebben nu den kortsten dag gehad en na de Kerstvacantie zal het daglicht al weder wat langer van duur zijn. De heer Fokker. M. d. V. Ik zou aan Burgemeester en Wethouders willen vragen, hoe het staat met de verbetering aan den Hoogen Rijndijk. Toen een vorige maal daarom trent eenige inlichtingen werden gevraagd, werd er mede gedeeld, dat de heer ingenieur van het Hoogheemraadschap Rijnland met verlof uit de stad was. Ik heb vernomen, dat hij nu weder in de stad is en zijn ambtsbezigheden heeft hervat. Misschien zijn Burgemeester en Wethouders nu wèl in staat ons eenige inlichtingen te geven. De heer Fischer. De laatste stappen zijn gedaan om de quaestie tot een volledige oplossing te brengen, zoodat men binnenkort met het werk kan aanvangen. De heer Botermans. M. d. V. Ik zou nog gaarne van den geachten Wethouder vernemen hoe het staat met de bebou wing van het Kooiterrein. De heer Fischer. Zoo juist hebben wij een missive ont vangen van het Ministerie van Binnenlandsche Zaken, waarin enkele onderwerpen worden besproken. Die brief is verzonden aan de Vereeniging voor den Bouw van Werkmanswoningen, die morgenmiddag over die quaestie zal vergaderen. Niemand daarna het woord meer verlangende wordt de vergadering gesloten. N.B. Buiten de agenda werd nog behandeld: Voorstel om Burgemeester en Wethouders te machtigen tot het aangaan van een overeenkomst met andere gemeenten betreffende het Regeeringsvarkensvleesch (bl. 243).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 14