190 Op elke dezer scholen mogen ten hoogste zes kweekelingen worden toegelaten. Art. 9. De bezoldiging van de hoofden der scholen wordt geregeld als volgt De hoofden der jongensscholen le en 2e klasse genieten een aanvangswedde van 2000.de hoofden der meisjes scholen le en 2e klasse en de hoofden der scholen 2e klasse voor jongens en meisjes eene van 1800.de hoofden dei' scholen 3e en 4e klasse eene van 1600. Deze wedden worden viermaal met 100 verhoogd; de eerste maal 3 jaar, de tweede maal 6 jaar, de derde maal 9 jaar en de vierde maal 12 jaar, nadat het hoofd der school als zoodanig aan een openbare of bijzondere lagere school hetzij hier, hetzij elders, heeft dienst gedaan. Art. 10. De hoofden der scholen genieten, behalve hunne jaarwedde, vrije woning, zoo mogelijk met een tuin. in geval hun geen vrije woning kan worden verschaft, ontvangen zij eene vergoeding voor huishuur ten bedrage van 350.— 's jaars. Art. 11. De jaarwedde van den onderwijzer- of de onderwijzeres- plaatsvervangend hoofd bedraagt f 100.meer dan zijn of baar maximum jaarwedde als onderwijzer, volgens deze rege ling, bedraagt. Art. 12. De jaarwedden der overige onderwijzers en onderwijzeressen worden geregeld volgens onderstaande tabel De aanvangswedde voor de onderwijzers en onderwijze ressen bedraagt 600.— Voorts bedragen de wedden na 2 jaar dienst aan een openbare of bijzondere lagere school, hetzij hier, hetzij elders650. na 4 jaar dienst700. 6 750. 8 800. 10 850. 12 900. 14 950. 16 1000. 18 1050.— Na 20 jaar dienst ontvangen de onderwijzers eene laatste verhooging van 50. De verhoogingen wegens dienstjaren worden, voor zoover niet door de wet vereischt, slechts toegekend bij getrouwe plichtsbetrachting, na ingewonnen advies van de Plaatselijke Schoolcommissie. Bovengenoemde wedden worden met 100.verhoogd, wanneer de onderwijzer of onderwijzeres in het bezit is van de hoofdakte. Moet wegens het verkrijgen dier akte verhooging plaats hebben, dan treedt die verhooging eerst in met den len dag der maand, volgende op die, waarin de akte ver kregen is. Als de bezitter(ster) der hoofdakte tot onderwijzer(es) met verplichte hoofdakte wordt aangesteld, of die akte drie jaar bezeten heeft, ontvangt hij (zij) andermaal eene verhooging van ƒ100.Eene derde verhooging van ƒ100.— wordt ver leend vijf jaar nadat de tweede is toegekend. Bij de vervulling eener vacature zal in den regel een onder wijzer of onderwijzeres op de aanvangswedde worden aan gesteld. Art. 13. De bezoldigingen, bij het voorgaande artikel toegekend, worden verhoogd: a. met 125.voor elk der drie talen, Fransch, Hoog- duitsch en Engelsch en voor de Wiskunde, voor onderwijzers en onderwijzeressen, die volgens de artt. 4 en 5 de bevoegd heid moeten hebben die vakken te onderwijzen; de onderwijzer of onderwijzeres, aan wien (wie) voor het onderwijs in een dezer vakken eene verhooging is toegekend, behoudt die, ook al wordt hij of zij overgeplaatst in eene klasse, waar geen onderwijs in dit vak gegeven wordt; b. voor de onderwijzers en onderwijzeressen, die belast zijn met het onderwijs in teekenen en gymnastiek, indien zij eene bijzondere akte van bevoegdheid voor de vakken q en s bezitten, met ƒ50.voor^elke akte; c. voor de onderwijzeressen, belast met het onderwijs in handwerken, indien zij de bevoegdheid voor k en t bezitten, voor elke aanteekening of akte met 25.—. Op elk dezer scholen mogen ten hoogste zes kweekelingen worden toegelaten. Art. 9. De bezoldiging van de hoofden der scholen wordt geregeld als volgt De hoofden der jongensscholen le en 2e klasse genieten een aanvangsjaarwedde van 2100.de hoofden der meisjesscholen le en 2e klasse en de hoofden der scholen 2e klasse voor jongens en meisjes eene van ƒ1900.de hoofden der scholen 3e en 4e klasse eene van 1700 Deze wedden worden viermaal met 100.— verhoogd; de eerste maal 3 jaar, de tweede maal 6 jaar, de derde maal 9 jaar en de vierde maal 12 jaar, nadat het hoofd der school als zoodanig aan een openbare of bijzondere of buitengewone school voor lager onderwijs, hetzij hier, hetzij elders, heeft dienst gedaan. Art. 10. De hoofden der scholen genieten, behalve hunne jaarwedde, vrije woning, zoo mogelijk met een tuin. in geval hun geen vrije woning kan worden verschaft, ontvangen zij eene vergoeding voor huishuur ten bedrage van f 450.'s jaars. Art. 11. De jaarwedde van den onderwijzer- of de onderwijzeres- plaatsvervangend hoofd bedraagt 100.meer dan zijn of haar jaarwedde als onderwijzer of onderwijzeres volgens deze regeling bedraagt. Art. 12. De jaarwedden der overige onderwijzers en onderwijzeressen worden geregeld volgens onderstaande tabel: De aanvangswedde voor de onderwijzers en onderwijzeressen bedraagt 700.—. Verder bedragen de wedden: na 2 jaar dienst aan een openbare of bijzondere of bui tengewone school voor lager onderwijs, hetzij hier, hetzij elders800. na 4 jaar dienst900. 6 1000.— Voorts ontvangen de onderwijzers en onderwijzeressen, die in het bezit van de hoofdakte zijn na 8 jaar dienst1100.— 10 1200.— 12 1300.— 14 1400.— en de onderwijzers en onderwijzeressen, die niet in het bezit van de hoofdakte zijn na 8 jaar dienst1050.— 10 1100. 12 1150. 14 1200. met dien verstande, dat, indien de hoofdakte na 8 jarigen diensttijd of later mocht worden verkregen, de wedde met den eersten dag der maand, volgende op die, waarin de akte wordt behaald, in overeenstemming wordt gebracht met die van hen, die reeds vóór een diensttijd van 8 jaar die akte bezitten. De verhoogingen wegens dienstjaren worden, voor zoover niet door de wet vereischt, slechts toegekend bij voldoende bekwaamheid en getrouwe plichtsbetrachting, ter beoor deeling van Burgemeester en Wethouders en na ingewonnen advies van de Plaatselijke Schoolcommissie. De onderwijzers en onderwijzeressen, die in het bezit van de hoofdakte zijn, ontvangen, behalve hunne bovengenoemde wedden, nog ƒ200 voor het bezit dier akte. Moet wegens het verkrijgen dier akte verhooging plaats hebben, dan treedt die verhooging eerst in met den eersten dag der maand, volgende op die, waarin de akte verkregen is. Bij de vervulling eener vacature zal in den regel een onderwijzer of onderwijzeres op de aanvangswedde worden aangesteld. Art. 13. De bezoldigingen, bij het voorgaande artikel toegekend, worden verhoogd a. met 125.— voor elk der drie talen, Fransch, Hoog- duitsch en Engelsch, voor de Wiskunde en voor de Handels kennis, voor onderwijzers en onderwijzeressen, die volgens de artt. 4 en 5 de bevoegdheid moeten hebben die vakken te onderwijzen; de onderwijzer of onderwijzeres, aan wien (wie) voor het onderwijs in een dezer vakken eene verhooging is toegekend, behoudt die, ook al wordt hij of zij overgeplaatst in eene klasse, waar geen onderwijs in dit vak gegeven wordt;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 6