189 Van de onderwijzers moeten vijf tot dertien bevoegd zijn tot het geven van onderwijs in de Fransche taal; twee tot zes tot dat in de Hoogduitsehe; twee tot drie tot dat in de Engelsche taal; twee tot zes moeten in het bezit zijn der akte voor Wiskunde, volgens art. 86 der Wet (of volgens art. 47 der Wet van 1857). Op de meisjesschool der tweede klasse wordt het hoofd der school bijgestaan door: ééne onderwijzeres-plaatsvervangend hoofd, met bevoegdheid tot het geven van onderwijs in ten minste twee der vakken Fransch, Hoogduitsch, Engelsche en Wiskunde; voorts door ten minste acht en ten hoogste twaalf onderwijzeressen, waarvan althans vier tot zes met verplichte hoofdakte. Van deze onderwijzeressen moeten vijf tot tien bevoegd zijn tot het geven van onderwijs in de Fransche taal; twee tot vijf tot dat in de Hoogduitsehe; twee tot drie tot dat in de Engelsche taal; een tot drie moeten in het bezit zijn der akte voor Wiskunde, volgens art. 86 der Wet (of volgens art.. 47 der Wet van 1857). Op de school der tweede klasse voor jongens en meisjes no. 1, wordt het hoofd der school bijgestaan door: één onderwijzer-plaatsvangend hoofd, die bevoegd moet zijn tot het geven van onderwijs in de Fransche taalvoorts door ten minste vijf en ten hoogste elf onderwijzers of onderwij zeressen, waarvan althans twee tot vijf met verplichte hoofdakte. Van deze onderwijzers of onderwijzeressen moeten twee tot vijf bevoegd zijn tot het geven van onderwijs in de Fransche taal. Üp de school der tweede klasse voor jongens en meisjes no. 2, wordt het hoofd der school bijgestaan door: één onderwijzer-plaatsvervangend hoofd, die bevoegd moet zijn tot het geven van onderwijs in de Fransche taal; voorts door vijf onderwijzers of onderwijzeressen, waarvan althans twee met verplichte hoofdakte. Van deze onderwijzers of onderwijzeressen moeten twee tot drie bevoegd zijn tot het geven van onderwijs in de Fransche taal. Üp de school der tweede klasse voor jongens en meisjes no. 3, wordt het hoofd der school bijgestaan door: één onderwijzer-plaatsvervangend hoofd, die bevoegd moet zijn tot het geven van onderwijs in de Fransche taal; voorts door ten minste vijf en ten hoogste elf onderwijzers of onder wijzeressen, waarvan althans drie tot zes met verplichte hoofdakte. Van deze onderwijzers of onderwijzeressen moeten twee tot vijf bevoegd zijn tot het geven van onderwijs in de Fransche taal. De bijstand voor het onderwijs in q en s in deze scholen wordt bij afzonderlijke verordening geregeld. Het onderwijs in vak k wcjrdt aan elke school der tweede klasse voor jongens en meisjes gegeven door ten minste één vakonderwijzeres. Op elk dezer scholen mogen ten hoogste vier kweekelingen worden toegelaten. .Art. 6. Onverminderd het bepaalde bij het vorige artikel wordt een afzonderlijke onderwijzer of onderwijzeres belast met het onderwijs in het Fratsch aan die leerlingen der jongenschool en der meisjesschool 2e klasse, welke, na eene andere school te hebben bezocht, tot de eerstgenoemde scholen worden toe gelaten, doch het onderwijs in het Fransch niet kunnen vol gen in de klasse, waarin zij, in verband met hunne vorde ringen in de overige vakken, moeten geplaatst worden. Art. 7. De Gemeenteraad behoudt zich voor, het getal onderwijzers of onderwijzeressen in de artikelen 4 'en 5 genoemd, bij ge wijzigde behoefte, te vermeerderen. Art. 8. üp de scholen der derde en vierde klasse wordt het hoofd der school bijgestaan door één onderwijzer-plaatsvervangend hoofd; voorts door min stens elf onderwijzers of onderwijzeressen, waarvan althans twee tot vijf onderwijzers of onderwijzeressen met verplichte hoofdakte Het onderwijs in k wordt aan iedere school gegeven door vier vakonderwijzeressen, van welke één met den titel van eerste onderwijzeres de leiding heeft. Van de onderwijzers moeten vijf tot dertien bevoegd zijn tot het geven van onderwijs in de Fransche taaltwee tot zes tot dat in de Hoogduitsehe; twee tot drie tot dat in de Engelsche taaltwee tot zes moeten in het bezit zijn der akte voor Wiskunde, volgens art. 86 der Wet op het Lager Onderwijs of volgens de Wet van 1« Augustus 1910 (Staats blad no. 260) of volgens de Wet van 13 Augustus 1857 (Staatsblad no. 103); terwijl eveneens twee tot zes bevoegd moeten zijn tot het geven van onderwijs in de beginselen der Handelskennis. Op de meisjesschool der tweede klasse wordt het hoofd der school bijgestaan door: ééne onderwijzeres-plaatsvervangend hoofd, met bevoegd heid tot het geven van onderwijs in ten minste twee der- vakken Fransch, Hoogduitsch, Engelsch en Wiskunde; voorts door ten minste acht en ten hoogste tiuaalf onderwijzeressen, waarvan althans vier tot zes met hoofdakte. Van deze onderwijzeressen moeten vijf tot tien bevoegd zijn tot het geven van onderwijs in de Fransche taal; twee tot vijf tot dat in de Hoogduitsehe; twee tot drie tot dat in de Engelsche taal; een tot drie moeten in het bezit zijn der akte voor Wiskunde, volgens art. 86 der Wet op het Lager Onderwijs of volgens de Wet van 18 Augustus 1910 (Staats blad no. 260) of volgens de Wet van 13 Augustus 1857 (Staatsblad no. 103). Op de school der tweede klasse voor jongens en meisjes no. 1, wordt het hoofd der school bijgestaan door: één onderwijzer-plaatsvervangend hoofd, die bevoegd moet zijn tot het geven van onderwijs in de Fransche taal; voorts door ten minste vijf en ten hoogste elf onderwijzers of onderwijzeressen, waarvan althans twee tot vijf met hoofdakte. Van deze onderwijzers of onderwijzeressen moeten twee tot vijf bevoegd zijn tot het geven van onderwijs in de Fransche taal. Op de school der tweede klasse voor jongens en meisjes no. 2, wordt het hoofd der school bijgestaan door: één onderwijzer-plaatsvervangend hoofd, die bevoegd moet zijn tot het geven van onderwijs in de Fransche taal; voorts door vijf onderwijzers of onderwijzeressen, waarvan althans twee met hoofdakte. Van deze onderwijzers of onderwijzeressen moeten twee tot drie bevoegd zijn tot het geven van onderwijs in de Fransche taal. Op de school der tweede klasse voor jongens en meisjes no. 3, wordt het hoofd der school bijgestaan door: één onderwijzer-plaatsvervangend hoofd, die bevoegd moet zijn tot het geven van onderwijs in de Fransche taal voorts door ten minste vijf en ten hoogste elf onderwijzers of onderwijzeressen, waarvan althans drie tot zes met hoofdakte. Van deze onderwijzers of onderwijzeressen moeten twee tot vijf bevoegd zijn tot het geven van onderwijs in de Fransche taal. De. bijstand voor het onderwijs in q en s in deze scholen wordt bij afzonderlijke verordening geregeld. Het onderwijs in vak k wordt aan elke school der tweede klasse voor jongens en meisjes gegeven door ten minste één vakonderwijzeres. Op elk dezer scholen mogen ten hoogste uier kweekelingen worden toegelaten. Art. 6. Onverminderd het bepaalde bij het vorige artikel wordt een afzonderlijke onderwijzer of onderwijzeres belast met het onderwijs in het Fransch aan die leerlingen der jongensschool en der meisjesschool 2e klasse, welke, na eene andere school te hebben bezocht, tot de eerstgenoemde scholen worden toegelaten, doch het onderwijs in het Fransch niet kunnen volgen in de klasse, waarin zij, in verband met hunne vorderingen in de overige vakken, moeten geplaatst worden. Art. 7. De Gemeenteraad behoudt zich voor, het getal onderwijzers of onderwijzeressen in de artikelen 4 en 5 genoemd, bij ge wijzigde behoefte, te vermeerderen. Art. 8. Op de scholen der derde en vierde klasse wordt het hoofd der school bijgestaan door: één onderwijzer-plaatsvervangend hoofd; voorts door ten minste elf onderwijzers of onderwijzeressen, waarvan althans twee tot vijf met hoofdakte. Het onderwijs in vak k wordt aan iedere school gegeven door vier vakonderwijzeressen, van welke één met den titel van eerste onderwijzeres de leiding heeft.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 5