194 nadat het hoofd der school als hoofd van eene openbare of bijzondere of buitengewone school voor lager onderwijs heeft dienst gedaan, b. voor een onderwijzer of onderwijzeres, in het bezit der hoofdakte ƒ1200, c. voor eene onderwijzeres zonder hoofdakte 1000. Bij gebleken geschiktheid en dienstijver wordt de wedde onder b. zesmaal, die onder c. viermaal verhoogd met ƒ100, telkens na twee jaar dienst als vast aangesteld onderwijzer (es) aan eene openbare of bijzondere of buitengewone school voor lager onderwijs. De jaarwedden der onderwijzers die gehuwd zijn of weduw naar met inwonende kinderen en den leeftijd van 28 jaar bereikt hebben, worden verhoogd met f 75 'sjaars wegens tegemoetkoming in de huishuur. De jaarwedde van het plaatsvervangend hoofd wordt als zoodanig verhoogd met 100. De bezoldiging van de kweekelingen wordt vastgesteld door Burgemeester en Wethouders volgens het bepaalde bij artikel 16 der verordening van den 7en December 1911 (Gemeente blad No. 41). Art. 8. Het hoofd der school, de onderwijzers en de onderwijzeres sen worden benoemd en ontslagen door den Gemeenteraad, huri schorsing geschiedt door Burgemeester en Wethouders, na raadpleging van den Districts-Schoolopziener. Voor elke te vervullen plaats ontvangt de Gemeenteraad een voordracht van drie personen, door Burgemeester en Wet houders opgemaakt voor zoover het betreft de onderwijzers en onderwijzeressen, na het hoofd der school te hebben gehoord. De benoeming van het onderwijzend personeel en het ver- leenen van ontslag, wanneer dit niet op eigen verzoek geschiedt, behoeven de goedkeuring vanj den Districts-Schoolopziener. Art. 9. De leermiddelen worden aan de leerlingen kosteloos ver strekt; zij blijven het eigendom der Gemeente. Art. 10. Op deze school zijn verder toepasselijk a. de bepalingen in de artikelen 1, 0 (alinea's 3 en 4), 11, 12, 13, 14, 15, 18 (alinea's 2 en 3), 19, 20 en 21 der ver ordening van den 24en Januari 1894 (Gemeenteblad No. 5), regelende de inwendige inrichting der openbare lagere scholen, de toelating en het ontslag der leerlingen, gelijk deze laat stelijk gewijzigd is bij verordening van 9 Maart 1911 (Ge meenteblad No. 9); eveneens artikel 22 dier verordening, doch alleen voor zoover de beschikbare plaatsruimte dit toelaat b. de verordening van den 15en Februari 1906 (Gemeente blad No. 5), regelende het geneeskundig toezicht op de open bare en bijzondere scholen en den werkkring van den schoolarts, zooals die verordening gewijzigd is bij verordening van 13 Maart 1913 (Gemeenteblad No. 7); c. de verordening van den Hen November 1909 (Gemeente blad No. 23), regelende het onderwijs aan spraakgebrekkige kinderen te Leiden, gelijk deze laatstelijk gewijzigd is bij verordening van 22 Mei 1913 (Gemeenteblad No. 15); d. de bepalingen in de artikelen 17, 18, 19 en 20 der ver ordening van den 7en December 1911 (Gemeenteblad No. 41), bepalende het getal der scholen voor openbaar lager onder wijs te Leiden, den omvang van het onderwijs op elke school, den bijstand aan de hoofden der scholen te verleenen en de bezoldiging van bet. onderwijzend personeel, gelijk deze laat stelijk gewijzigd is bij verordening van 27 November 1913 (Gemeenteblad No. 39), met dien verstande, dat in het 2e lid van artikel 18 komen te vervallen de woorden »met den Arrondissements-Schoolopzienerof, indien het betreft een onderwijzer of eene onderwijzeres aan het hoofd der school geplaatst". Art. 11. Deze verordening treedt in werking op 1 Mei 1914. 12 jaar, nadat het hoofd der school als zoodanig aan eene openbare of bijzondere of buitengewone school voor lager onderwijs, hetzij hier, hetzij elders, heelt dienst gedaan. b. voor een onderwijzer of onderwijzeres, in het bezit der hoofdakte, 1300. c. voor eene onderwijzeres zonder hoofdakte 1100. De wedde onder b. wordt zesmaal, die onder c. viermaal verhoogd met 100.telkens na twee jaar dienst aan eene openbare of bijzondere of buitengewone school voor lager onderwijs, hetzij hier, hetzij elders. De verhoogingen wegens dienstjaren worden aan de onder wijzers en onderwijzeressen, onder b en c van dit artikel bedoeld, slechts toegekend bij voldoende bekwaamheid en getrouwe plichtsbetrachting, ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders en na ingewonnen advies van de Plaatselijke Schoolcommissie. De onderwijzeressen, belast met het onderwijs in de nuttige handwerken, ontvangen, indien zij de bevoegdheid tot het geven van onderwijs in het vak k bezitten, eene verhooging van wedde van ƒ50.'sjaars. De jaarwedden der onderwijzets, die gehuwd zijn of weduw naar met inwonende kinderen en den leeftijd van 28 jaar bereikt hebben, worden verhoogd met 75.'sjaars wegens tegemoetkoming in de huishuur. De jaarwedde van het plaatsvervangend hoofd wordt als zoodanig verhoogd met 100.—. De bezoldiging van de kweekelingen wordt vastgesteld door Burgemeester en Wethouders volgens het bepaalde bij artikel 16 der verordening, bepalende het getal dei' scholen voor openbaar lager onderwijs te Leiden, den omvang van het onderwijs op elke school, den bijstand aan de hoofden der scholen te verleenen en de bezoldiging van het onderwijzend personeel Art. 8. Het hoofd der school, de onderwijzers en de onderwijzeres sen worden benoemd en ontslagen door den Gemeenteraad; hun schorsing geschiedt door Burgemeester en Wethouders, na raadpleging van den Districts-Schoolopziener. Voor elke te vervullen plaats ontvangt de Gemeenteraad een voordracht van drie personen, door Burgemeester en Wethouders opgemaakt voor zoover het betreft de onder wijzers en onderwijzeressen, na het hoofd der school te heb ben gehoord. De benoeming van het onderwijzend personeel en het ver leenen van ontslag, wanneer dit niet op eigen verzoek geschiedt, behoeven de goedkeuring van den Districts-Schoolopziener. Art. 9. De leermiddelen worden aan de leerlingen kosteloos verstrekt; zij blijven het eigendom der Gemeente. Art. 10. Op deze school zijn verder toepasselijk: a. de bepalingen in de artikelen 1, 6 (alinea's 3 en 4), 11, 12, 13, 14, 15, 18 (alinea's 2 en 3), 19, 20 en 21 der ver ordening, regelende de inwendige inrichting der openbare lagere scholen, de toelating en het ontslag der leerlingen eveneens artikel 22 dier verordening, doch alleen voor zoover de beschikbare plaatsruimte dit toelaat; b. de verordening, regelende het geneeskundig toezicht op de openbare en bijzondere scholen en den werkkring van den schoolarts; c. de verordening, regelende het onderwijs aan spraak gebrekkige kinderen te Leiden d. de bepalingen in de artikelen 17, 18, 19 en 20 der ver ordening, bepalende het getal der scholen voor openbaar lager onderwijs te Leiden, den omvang van het onderwijs op elke school, den bijstand aan de hoofden der scholen te verleenen en de bezoldiging van het onderwijzend personeel, met dien verstande, dat in het 2e lid van artikel 18 komen te vervallen de woorden »met den Arrondissements-Schoolopziener, of, indien het betreft een onderwijzer of eene onderwijzeres aan het hoofd der school geplaatst". Art. 11. Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1917. Op dien datum vervalt de verordening van 26 Maart 1914 (Gem. Blad No. 5), zooals die gewijzigd is bij de verordening van 27 Augustus 1914 (Gem. Blad no. 31).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 10