171
dat, zoodoende, een schilderachtig stadsgedeelte, waarvan
het silhouet van bedoelden molen een kenteekenend deel
uitmaakt, geheel bedorven zou worden,
dat, indien deze molen mocht worden afgebroken, er nog
slechts één dergelijk eigenaardig bouwwerk op de voormalige
stadswallen zal overblijven, van de vele, die er vroeger werden
aangetroffen,
dat het schilderachtige van dit stadsgedeelte iets is, dat
ook den vreemdeling opgevallen is, ten bewijze waarvan ons
Bestuur wijst op het Kerstmisnummer van het «Lady's
Pictorial" 1915, waarin eene afbeelding van dit stadsgedeelte
in beeld wordt gebracht,
dat wij, bescheidelijk, de vraag stellen, of dan niet op eene
andere plaats, hetzij waar zich thans nog de openbare zwem
inrichting bevindt, of aan de overzijde van den Singel, eene
gelegenheid te vinden is voor het oprichten van een Ontsmet
tingsoven,
dat het Bestuur zich veroorlooft er ernstig op aan te
dringen, het daarheen te willen leiden, dat in ieder geval
bedoelde molen gespaard wordt en zoodoende onze Stad
in het bezit blijve van een schilderachtig gedeelte, dat ook
voor het nageslacht van voortdurende waarde blijven zal.
't welk doende,
Het Bestuur der Vereeniging «Oud-Leiden"
L. Knappert, Voorzitter.
S. J. Le Poole LGz., Secretaris.
Leiden 1 Maart 1916.
Vereeniging tot bevordering der Bouwkunst te Leiden.
Aan Burgemeester en Wethouders
van Leiden.
Edelachtbare Heeren
Namens het Bestuur der «Vereeniging tot bevordering der
Bouwkunst" alhier heb ik de eer UEd mede te deelen, dat
in de vergadering gehouden 24 Februari j.l. besloten is,
adhesie te betuigen aan het adres van den bond «Heemschut"
om niet over te gaan tot slooping van den korenmolen aan
het einde van den Oude-Heerengracht hier ter stede.
Met verschuldigde hoogachting
UEdw dienaar
Fred. A. Wempe, Secretaris.
Leiden 29 Februari 1916.
Aan den Raad der gemeente Leiden
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de Vereeniging
tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer te Leiden en
Omstreken
dat zij algeheele instemming betuigt met het aan Uw
College gericht verzoek der Vereeniging Oud Leiden in zake
het behoud van de molen aan de voormalige Heerenpoort;
dat zij mitsdien U beleefd in overweging geeft niet over
te gaan tot slooping van dit natuurschoon.
'tWelk doende,
Namens de Vereeniging
G. Henri Sijthoff, Voorzitter.
Six, Secretaris.
Leiden, 10 Maart 1916.
Aan den Gemeenteraad der gemeente Leiden.
Geven ondergeteekenden, hoogleeraren, lectoren en docenten
aan de Leidsche Universiteit met verschuldigde hoogachting
te kennen
dat zij naar aanleiding van besprekingen onlangs in een
vergadering van Uwen Raad gehouden met groot leedwezen
hebben kennis genomen van een plan, dat bij het college
van Burgemeester en Wethouders dezer Gemeente bestaat,
tot slooping van den korenmolen «De Stier," gelegen aan de
Houtmarkt, in verband met den voorgenomen bouw van een
desinfectie-inrichting op het terrein thans door den bedoelden
molen ingenomen;
dat zij van oordeel zijn, dat deze molen, behoorend tot
eene klasse van gebouwen, die een eigenaardig en onmisbaar
bestanddeel uitmaken van het Hollandsche stadsbeeld, door
zijn ligging en omgeving een bij uitstek schilderachtig stads
gezicht oplevert (vooral gezien van de zijde van den Heere
singel en van den kant van de Havenbrug) en dus de slooping
daarvan een betreurenswaardig en onherstelbaar verlies aan
het typische stadsschoon van Leiden zou beteekenen
dat zij, hoewel zich ten volle .bewust van het belang der
praktische eischen van hygiene en verkeer, overtuigd zijn,
dat door de overheid zoowel als door particulieren ernstig
moet worden getracht om de eigenaardige schoonheid van
het oude stadsgedeelte te bewaren en dus niet zonder zeer
dringende noodzaak een oud en karakteristiek bouwwerk mag
worden opgeofferd;
dat zij op grond van deze overwegingen zich tot Uwen
Raad wenden met het ernstig verzoek, dat middelen mogen
worden beraamd tot behoud van den bovenbedoelden windmolen.
Leiden, 27 Maart 1916.
P. J. Blok.
(Volgen de namen van nog 70 adressanten).
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.