170
naar een geschikt terrein buiten de kom der gemeente, waar
eene nieuwe inrichting gesticht kan worden.
Zoolang daartoe niet kan worden overgegaan, behoort aan
de bestaande inrichting eene isolatie-inrichting ter observatie
van verdachte lijders of bacillendragers verbonden te worden
eri voorts behoort het tegenwoordige hospitaal onverwijld in
zoodanigen staat gebracht te worden, dat het voor onmiddel
lijk gebruik geschikt is.
Verder verdient het ook aanbeveling, dat de inventaris van
het cholera-hospitaal nauwkeurig nagegaan wordt, zoodat bij
een eventueel voorkomend geval alle noodige hulpmiddelen
voorhanden zijn en onmiddellijk handelend kan opgetreden
worden.
In verband hiermede acht de Commissie het noodzakelijk
en zulks in aansluiting met het rapport der Gezondheids
commissie van den 22 December 1911 no. 96/6, dat nu reeds
een geneeskundige aangewezen wordt, die met de leiding van
den dienst in het cholera-hospitaal en met het toezicht op
den inventaris belast wordt.
De Commissie meent, dat deze functie niet behoort opge
dragen te worden aan den specialen geneeskundige voor den
ziektedienst, doch dat deze functiën gescheiden behooren te
blijven.
Resumeerende geeft de Commissie U derhalve in overweging
voorstellen aanhangig te maken tot
1°. aanstelling van een speciaal arts, belast met alles, het
bacteriologisch onderzoek inbegrepen, wat op de wering en
bestrijding van besmettelijke ziekten betrekking heeft, die
optreedt als adviseur van den ontsmettingsdienst en aan wien
tevens het geneeskundig toezicht op de bewaarscholen en
kinderbewaarplaatsen opgedragen wordt;
2°. aanwijzing van een geneeskundige, belast met de lei
ding van den dienst in het cholera-hospitaal en met het
toezicht op den inventaris van dat hospitaal;
3°. het stichten van een complex van gebouwen be
staande uit:
a. een laboratorium;
b. eene desinfectie-inrichting;
c. eene bergplaats van wagens en ander materiaal en een
magazijn ter bewaring van desinfectie-middelen, ten dienste
van den ontsmettingsdienst;
d. eene eenvoudige inrichting voor tijdelijke huisvesting
van kleinbehuisden.
Voorts stelt de Commissie U voor het cholera-hospitaal
voor onmiddellijk gebruik in orde te doen brengen en daaraan
eene isolatie-inrichting toe te voegen.
De Commissie heeft gemeend zich voorloopig van het doen
van détail-voorstellen, het ontwerpen van instructiën enz. te
moeten onthouden, totdat omtrent de bovenvermelde hoofd
zaken eene beslissing genomen is.
Zij verklaart zich echter bereid, om zoo dit door U ge-
wenscht mocht worden, nader van advies te dienen.
Namens de Commissie,
Fischer, Voorzitter.
A. L. A. van Unen, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
van Leiden.
Leiden, 31 October 1916.
Wij hebben de eer U, na kennisneming van het rapport
no. 438 van den Directeur der Gemeentewerken en van het
advies der Gezondheidscommissie van den 9 October j. I.,
het volgende te berichten.
Door onze Commissie werd opnieuw nagegaan of wellicht
voor de oprichting der gebouwen voor den ontsmettings
dienst een ander terrein kon gevonden worden dan die reeds
vroeger genoemd zijn
Het komt ons echter voor, dat èn door ligging èn door
voldoende grootte geen ander terrein zoo geschikt is als het
terrein, waarop de molen »de Stier" geplaatst is.
Dit terrein toch is het eenige,
dat zóó nabij de gebouwen van den Reinigingsdienst
gelegen is;
dat zoowel te land als te water gemakkelijk te bereiken is;
en dat, hoewel aan den rand van de binnenstad gelegen,
door zijne eigenaardige begrenzing nimmer geheel «ingebouwd"
zal kunnen worden
zoodat het in het belang der exploitatie en der hygiène
wenschelijk is, dit voor den ontsmettingsdienst aan te wijzen.
Bovendien kunnen op dit terrein alle gebouwen geplaatst
worden, die voor eene goede inrichting van den dienst
noodzakelijk geacht worden, terwijl daaraan later nog uit
breiding kan gegeven worden, indien de noodzakelijkheid
daarvan mocht blijken.
Onze Commissie meent voorts, dat aan de uitvoering van
plan A de voorkeur moet gegeven worden. Wil de inrich
ting werkelijk aan de tegenwoordige en toekomstige behoeften
voldoen, dan mag niets ontbreken van wat in genoemd plan
aangegeven is.
In de andere plannen, die al reeds, wat de ligging der
terreinen betreft, ongeschikt voorkomen, ontbreken ver
schillende localiteiten, die voor eene behoorlijke exploitatie
onmisbaar moeten geacht worden.
Wat den geneeskundige betreft, die onze Commissie voor
de deskundige leiding van den dienst noodig acht, en aan
wien ook de bacteriologische onderzoekingen zouden opge
dragen worden, meent onze Commissie bij nadere overweging,
dat hij niet belast moet worden met het geneeskundig toe
zicht op Bewaarscholen en Kinderbewaarplaatsen.
Indien hij zijn taak behoorlijk wil vervullen, dan zullen
zijne werkzaamheden in verband met de wering en bestrij
ding van besmettelijke ziekteh al zijn tijd en zijne krachten
in beslag nemen.
Alleen zouden hem eventueel nog andere werkzaamheden
op algemeen hygiënisch gebied kunnen opgedragen worden.
Naar onze meening zou zijn salaris vastgesteld kunnen
worden op een bedrag van 3500.tot f 4500.per jaar.
Dringend noodzakelijk achten wij het, dat door-U maat
regelen getroffen worden, waardoor de aanstelling van dezen
speciaal-arts zoo spoedig mogelijk kan plaats hebben, zoodat
hij op 1 Januari 1917 in functie kan treden, ten einde de
noodige inlichtingen bij de verdere uitwerking der plannen
te kunnen geven.
Wenschelijk acht onze Commissie het, dat eene instructie
voor den medicus door dezen zelf ontworpen wordt. Gaarne
verklaart de Commissie zich bereid om omtrent de ontwerp-
instructie nader advies uit te brengen.
Wij geven U derhalve in overweging:
1°. als terrein voor den ontsmettingsdienst aan te wijzen
het terrein van den molen »De Stier"
2°. dat op dat terrein plan A uitgevoerd wordt;
3°. dat met ingang van 1 Januari 1917 een speciaal-arts
voor de medische leiding van den dienst aangesteld
wordt op een salaris van f 3500.tot f 4500.
4°. dat aan dezen speciaal-arts geene andere werkzaam
heden opgedragen worden dan die verband houden
met den ontsmettingsdienst, of die op algemeen
hygiënisch gebied liggen.
Namens de Commissie voor de regeling der
maatregelen ter bestrijding en voorkoming
van besmettelijke ziekten,
Fischer, Voorzitter.
A. L. A. van Unen, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
van Leiden.
Motie.
De Raad
Van meening zijnde, dat hij niet mag meewerken om de
sloping van den molen met woonhuis »De Stier" te bevor
deren, noodigt Burgemeester en Wethouders uit bij de voor
bereiding hunner voorstellen tot het oprichten van een ont
smettingsoven met deze meening rekening te houden.
L. 16 Maart 1916. A. van der Elst.
Amsterdam, 16 Februari 1916.
Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden.
EdelAchtbare Heeren.
Het Bestuur van den Bond Heemschut tot behoud der
schoonheid van Nederland heeft vernomen, dat bij Uw College
het voornemen bestaat, den schilderachtiger) molen aan de
Houtmarkt te doen sloopen. Die molen, nog vrij wel in zijn
oude omgeving, vormt daarmede een karakteristiek geheel,
hetwelk zeker verdient, zoo lang mogelijk behouden te blijven,
vooral omdat Leiden niet veel schilderachtige plekken meer
heeft. Daarom verzoekt het Bestuur voornoemd Uw College
met den meesten aandrang, den! molen te sparen.
Namens het Bestuur
A. W. Weissman. Ie Secretaris.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Geeft met verschuldigde hoogachting te kennen, het Bestuur
der Vereeniging »Oud-Leiden" te Leiden
dat het tot zijn ontsteltenis vernomen heeft, dat van
Gemeentewege het voornemen bestaat, om den molen »de
Stier'' bij de voormalige Heerepoort af te breken ten einde
aldaar een Ontsmettingsoven op te richten,
- t