DONDERDAG 23
NOVEMBER 1916.
207
dervoeding ƒ500.subsidie ontving, waren er 3 voedings-
dagen; toen men ƒ650.ontving waren er 4 voedingsdagen
en thans is het aantal voedingsdagen gebracht op 6. Dat is
de reden, waarom de subsidie op het tegenwoordige bedrag
is gebracht geworden. Waar door U is gezegd, dat de ver
hooging van de uitgaven tengevolge van de porties voedsel
ƒ700.bedraagt, daar wil ik er op wijzen, dat op verzoek
van de hoofden der scholen verleden jaar met 1 December
begonnen is met schoolkindervoeding. Zulk een week school
kindervoeding kost aan de vereeniging ƒ300.Met die
ƒ300.hebt U niet gerekend, waarom Uwe rekening niet
geheel juist is.
De heer Vergouwen. M. d, V. Ik vind het voorstel van
de meerderheid van Burgemeester en Wethouders vooral
hierom aannemelijk: Door IJ is er op gewezen, dat het ver
keerd is, dat eene vereeniging ten algemeenen nutte zich
dadelijk tot de gemeente wendt om eene extra-subsidie, omdat
er nog andere middelen zijn om aan dat geld te komen. Ik
ben het eens met Burgemeester en Wethouders dat men aan
het verzoek niet moet voldoen, in welke weigering de opwek
king ligt naar andere middelen uit te zien. Ik heb gelezen,
dat er in de Stadsgehoorzaal een bazar is gehouden, die
ƒ2400.bruto heeft opgebracht. Voor eenige jaren is er een
bazar gehouden ten bate van het onderwijs, die ƒ1300.
netto heeft opgebracht; ik acht het derhalve in het geheel
niet onmogelijk, als de vereeniging staat voor een tekort,
dat men daarin door eigen inspanning voorziet.
Dat men eenvoudig middelen beraamt, hetzij door collec
teeren of door het houden van een bazar, of op welke wijze
dan ook, om te voorzien in het tekort, opdat men niet dadelijk
bij de Gemeente behoeft aan te kloppen. In de tweede plaats
vind ik »Schoolkindervouding" is reeds, als ik mij niet
vergis, dien weg opgegaan dat het op den weg van
»Schoolkindervoeding" ligt, nauwkeurig te onderzoeken, of
degenen, die ervan gebruik maken, het wel behoeven. Het
Koninklijk Nationaal Steuncomité heeft een overzicht gegeven
van de werkeloosheid van 1 Augustus 1914 af tot heden en
wij zien daaruit, dat de werkeloosheid in de verschillende
vakken buitengewoon sterk verminderd is. Daaruit blijkt, dat
er over het algemeen veel werk is. Dat blijkt ook uit de
aanvragen van het Steuncomité en dergelijke. Wanneer wij
zien, dat er voldoende werk is, dan volgt daaruit, dat de
arbeid van »Schoo!kindervoeding" verminderd kan worden.
Daarom kan dat voor het Bestuur een prikkel zijn, om nauw
keurig na te gaan, of de kinderen, die van de schoolvoeding
gebruik maken, daaraan behoefte hebben. Ik kan mij dus
met het voorstel van Burgemeester en Wethouders ten volle
vereenigen.
De Voorzitter. Door den heer de Boer is ingediend het
volgende amendement:
«Ondergeteekende stelt voor, de extra-subsidie voor School
kindervoeding over 1916 op 1500.— te stellen."
Ik meen, dat dit voorstel reeds voldoende toegelicht is.
Het voorstel van den heer de Boer wordt voldoende onder
steund en maakt derhalve een punt van beraadslaging uit.
De heer Sijtsma. M. d. V. Deze kwestie is hier reeds dik
wijls principieel behandeld, gelukkig dezen keer echter niet.
Wij raken het er toch nooit over eens. Ik wil alleen zeggen,
dat ik zal stemmen voor het voorstel van den heer de Boer,
om het volle subsidie te geven, omdat ik de overtuiging heb,
dat wij hier een nuttig werk doen, maar dat nog lang niet
voldoende doen. Ik ga uit den aard mijner betrekking daar
nog wel eens heen en dan treft het mij altijd, dat de kinderen,
die er van profiteeren, werkelijk behoefte hebben. Ik merk
ook telkens op, dat er te laat mede wordt begonnen en te
spoedig mede wordt opgehouden. Als men ziet, hoe die arme
kinderen daar komen en welk schoeisel zij dragen en welke
kleeding zij aan hebben, dan vraagt men zich af, of wij niet
veel meer moeten doen om er voor te zorgen, dat zij in de
toekomst gezonde en behoorlijke menschen worden. Nu zou
ik ook gaarne willen, waar het gewoonte is, dat het bestuur
in onze gemeente door propaganda voor de zaak geld bijeen
krijgt, dat zij langs dien weg tracht nog meer geld te krijgen.
En ik kan de verzekering geven, wat de heer de Boer mis
schien uit bescheidenheid verzwijgt, dat Schoolkindervoeding
haar best doet; overal tracht ze wat uit te slaan, maar zij
kan er niets aan doen, dat de giften ophouden milder te
vloeien, waar er steeds meer kinderen komen, wier behoeften
bevredigd moeten worden. De heer Vergouwen sprak van de
wenschelijkheid van het houden van een bazaar of een feestje
en pretje. Zeker op die manier was misschien nog iets te
halen, maar daarvan ben ik in het algemeen juist geen vriend.
Er wordt soms wel veel ontvangen, als men bij v. een concert
of uitvoering geeft, maar de netto opbrengst is veelal gering
en een groot deel blijft aan de maat en strijkstok hangen.
Ik dacht ook, dat de heer Vergouwen daarvoor niet zooveel
voelde. Ik vind het juist afstuitend, dat men voor het lenigen
van nood geld moet krijgen door het geven van feestiviteiten.
Waar Schoolkindervoeding haar best doet, om te krijgen
wat het krijgen kan en roeiend met de riemen, die het heeft,
veel goeds doet, zou ik zeggen: Laat ons over dat kleine be
drag heenstappen, waar wij voor veel andere dingen grootere
geldsommen moeten geven, die ook wel nuttig besteed zijn,
maar zeker niet nuttiger dan aan deze instelling.
De Voorzitter. Waar de heer Sijtsma heeft gezegd, dat hij
de zaak niet principieel wilde behandelen, daar wil ik dit ook
niet doen, maar ik zou toch wei deze opmerkingen willen
maken. Het is hier niet de kwestie, dat degene, die er niet
voor is om aan het verzoek der vereeniging te voldoen, niet
evenveel zou voelen voor schoolkindervoeding, maar het gaat
er om of het wel economisch goed zal werken, wanneer men
maar van gemeentewege gaat toestoppen, waaraan men ge
brek heeft. Zal dit systeem in de toekomst niet al te veel
gaan drukken, en is het niet veel beter, dat men de bedeelden
tracht op te wekken in hunne eigene behoeften te voorzien?
Dit zal men zeker niet bereiken, wanneer maar altijd wordt
gegeven wat wordt gevraagd. Het kan zijn, dat de kinderen
honger hebben. Maar hoe weet men of de ouders niet bij
zich zelf zeggendie kinderen krijgen eten op kosten van de
gemeente, daar hebben wij dus niet voor te zorgen, terwijl
die kinderen, wanneer dit niet het geval was, thuis te eten
zouden hebben gekregen. Principieel wil ik deze zaak echter
niet behandelen, maar slechts spreken over het bedrag, dat is
aangevraagd.
Aan den heer de Boer wil ik zeggen, dat ik zeer goed weet,
dat er vroeger voor 3 voedingsdagen ƒ500.— subsidie werd
gegeven en voor 4 ƒ650.De verhouding is dan evenwel
niet toegenomen volgens een rekenkundige reeks, maar eerder
volgens een meetkunstige reeks.
Wanneer men voor 3 dagen ƒ500.— ontvangt, zou men
voor 6 dagen ƒ1000.moeten ontvangen. Wanneer men een
week eerder begonnen is en dit ƒ300.— heeft gekost, komt
men tot een bedrag van 1300.Rekent men nu voor de
buitengewone omstandigheden 740.dan zou men kunnen
volstaan met een extra subsidie van ƒ540.en dus geen
1500.behoeven. Dat de toestanden vroeger anders waren
dan tegenwoordig, dat weet ik ook wel, maar de stijging
van de aanvrage is veel grooter dan in overeenstemming is
met de toename van het aantal voedingsdagen.
De heer Briët. M. d. V. De heer Sijtsma heeft gezegd deze
zaak niet principieel te willen behandelen; hij heeft gezegd:
ik zal er voorstemmen, omdat het zulk een nuttige en uit
nemende instelling is. Bij de begrooting heb ik geen bezwaar
gemaakt tegen het voorstel om aan deze vereeniging subsidie
te verleenen. Ik zal er ook nu voorstemmen om ƒ1250.— te
geven. Ik wil evenwel niet geacht worden in te stemmen met
de bewering van den heer Sijtsma, dat dit zulk eene uitne
mende en nuttige instelling zou zijn. Ik beschouw deze in
stelling integendeel als een soort armenzorg, die zeer verkeerd
werkt.
Met de meerderheid van Burgemeester en Wethouders
ben ik het eens, dat het wel zeer verwonderlijk is, dat, wan
neer er zooveel sympathie bestaat voor Schoolkindervoeding
als beweerd wordt, het dan onmogelijk is een hooger bedrag
aan giften binnen te krijgen. Mijns inziens kan er van par
ticuliere zijde voor Schoolkindervoeding nog heel wat meer
verkregen worden dan op het oogenblik het geval is.
De heer Pera. M. d. V. Ik zou mijne stem gaarne moti-
veeren. Ik zit met deze zaak wel wat verlegen. In beginsel
ben ik het eens met den heer Briët en toch zou ik op het
oogenblik bereid zijn mede te gaan met de minderheid van
Burgemeester en Wethouders, in aanmerking nemende het
tekort, dat er is. Nu zegt U wel, Mijnheer de Voorzitter, tracht
dit tekort aan te zuiveren door middel van het particulier
iniliatief, maar dan zal het bestuur van die vereeniging wel
heel hard mogen werken om zooveel te ontvangen, dat het
tekort van het vorige jaar zal zijn gedekt, en tegelijk de
noodige bijdragen te bekomen voor de nieuwe uitgaven.
lk twijfel aan de mogelijkheid daarvan.
In ieder geval is de 250.waarom het hier gaat, nog
maar een klein deel van het tekort. Daarom meen ik. dat
wij in dit geval niet verkeerd doen, wanneer wij er die 250.
bijleggen. Overigens geloof ik ook, dat wij de toelage moeten
inkrimpen, daar het particulier initiatief er anderé door ver
zwakt wordt.
De Voorzitter. Ik ben verplicht den heer Pera te ant
woorden, dat hij het totaal mis heeft. Het extra-subsidie dient,
om het tekort te amortiseeren. Wil de heer Pera het tekort
dekken, dan is mij dat best dat is 1117.211/2 maar de
meerderheid vau Burgemeester en Wethouders geeft meer en
wil geven ƒ1250.Dat is de kwestie. Wij hebben van alle