150 DONDERDAG 28 SEPTEMBER 1016. Gymnasium hebben Burgemeester en Wethouders een lager bedrag voorgesteld dan door de Commissie wel was gewild. Burgemeester en Wethouders hebben behalve met de belangen van de leeraren ook rekening te houden met die van de Gemeente. Burgemeester en Wethouders zijn altijd degenen, die remmen moeten. Dat is niet pleizierig, maar als wij het achten in het belang van de Gemeente, dan zullen wij deze taak, hoe onaangenaam zij ook is, toch vervullen. De algemeene beschouwingen worden gesloten. Art. 1 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Art. 2 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 3 luidende »De jaarwedde van den leeraar aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens en de Kweekschool voor onderwijzers en onder wijzeressen, afdeeling B, bedraagt: A. voor het geven van les aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens 1800.—. B. voor het geven van les aan de Kweekschool voor onder wijzers en onderwijzeressen, afdeeling B, 60.'sjaars per wekelijksch lesuur. De wedde sub A bedoeld wordt, wanneer de leeraar aan een Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cur sus, hetzij hier, hetzij elders, of aan daar mede door Burgemeester en Wethoudersgelijk te stelleu inrichtingen van Middelbaar Onderwijs'3,6,9,12 en 15 jaren is werkzaam geweest, telkens met 200.verhoogd, zoodat het maximum der jaarwedde 2800.bedraagt. De bezoldiging sub B bedoeld wordt, wanneer de leeraar 5 en 10 jaren is werkzaam geweest aan eene openbare of bijzondere school, hetzij hier, hetzij elders, telkens met ƒ7.50 'sjaars per wekelijksch lesuur verhoogd, zoodat de maximum bezoldiging 75.'sjaars per wekelijksch lesuur bedraagt. Voor elk wekelijksch lesuur boven de in het eerste lid van art. 2 genoemde maxima geniet de leeraar een bezoldiging van 60.per jaar. Buiten toestemming van den leeraar kunnen hem niet meer dan 40 lesuren per week worden opgedragen. De heer Hoogenboom. M. d. V. üver dit artikel wil ik gaarne het een en ander in het midden brengen. Dit artikel bevat de regeling van de jaarwedde van den leeraar aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens en aan de Kweekschool. Het heeft mijn aandacht getrokken, dat Burgemeeester en Wethouders het aanvangssalaris voorstellen op ƒ1800.— en het maximum op ƒ2800.—, terwijl door de Commissie van Toezicht was voorgesteld respectievelijk ƒ2100.— en ƒ3100.—. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders blijft derhalve 300.beneden dat van de Commissie van Toezicht. In de laatste jaren is er in ons land een streven onder de teekenleeraren naar gelijkstelling met de andere leeraren, in het bijzonder aan instellingen van Middelbaar Onderwijs. Het verkrijgen van deze gelijkstelling heeft heel wat moeite gekost, maar in verschillende plaatsen is men hierin toch geslaagd. Zoo in 1908 in den Haag, in '11 in Utrecht en Amsterdam, in '12 in Amersfoort, in '13 in Dordt en later nog in Haarlem. In verschillende gemeenten, die met Leiden op één lijn zijn te stellen, heeft dit stelsel dus ingang gevonden. Wanneer er werd besloten om den teekenleeraar aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens gelijk te stellen met de andere leeraren aan die inrichting en hem een traktement te geven volgens de regeling, die 15 Juli 1915 (Gemeenteblad No. 8) voor de leeraren aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens te Leiden is vastgesteld geworden, dan zou de leeraar in teekenen, daar hij meer dan 18 lesuren heeft, vallen onder de categorie, die voor 24 lesuren per week een bezoldiging van ƒ2260.— 'sjaars zou genieten en nog 100.daarboven voor elk lesuur boven de 24. De teekenleeraar aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens zal 31 lesuren moeten geven. De 7 uren, die hij dus boven 24 uur les moet geven, maakt jaarlijks, berekend naar 100.— per uur een bedrag van 700.— uit boven het stamtrakte- ment. Zijn bezoldiging zal dus bedragen ƒ2200.[-ƒ700. ƒ2900.en dat als aanvangstraktement, want de leeraren aan de Hoogere Burgerschool genieten 5 periodieke ver hoogingen van ƒ200.—, zoodat de teekenleeraar als eind- traktement zou genieten na 15 jaar een bedrag van ƒ2900 vermeerderd met ƒ1000 zijnde ƒ3900.—. Stellen wij hem dus gelijk met de andere leeraren aan de Hoogere Burgerschool, dan zou zijn salaris zich bewegen tusschen 2900.— en ƒ3900.—. Dat verschilt dus inderdaad nog belangrijk met het advies van de Commissie van Toezicht, die voorstelden als aanvangstraktement ƒ2100.— en als eindtraktement3100.— toe te kennen. Maken wij nu eens een vergelijking met andere plaatsen, die een andere regeling ten opzichte van den teekenleeraar hebben Ik heb hier voor mij de regeling die in Dordrecht geldt! Daar is de regeling voor den teekenleeraar als volgt. Voor een maximum van 24 wekelijksche lesuren ontvangt hij daar een aanvangssalaris van 2000.— met 7 periodieke ver- huogingen om de drie jaar van ƒ200.—. Het eindtraktement is daar dus na 21 jaar ƒ3400.voor 24 leeraren per week. Voor elk wekelijksch lesuur boven de 24 uur ontvangt hij als aanvangstraktement 80.—, wat met 7 periodieke ver hoogingen van 10opklimt tot f 150.— per uur. Volgens het Dordtsche systeem zou de Leidsche teekenleeraar aan de Hoogere Burgerschool vo >r Jongens dus een aanvangstrakte ment hebben van ƒ2000j-7X/80.bedragende 2560. en na 21 jaar een eindsalaris van 3400.vermeerderd met een bedrag van 7 X 150.— 1050.— zijnde ƒ4450.—Het traktement van onzen teekenleeraar zou dus volgens het Dordtsche systeem loopen tusschen de ƒ2500.en ƒ4450 Ik wenschte dus in het midden te brengen dat, zelfs vol gens het voorstel van de Commissie van Toezicht, die voor stelt om de grenzen te stellen op 2100.— en 3100.— waar Burgemeester en Wethouders nu zelfs nog ƒ300.be neden willen gaan, de teekenleeraar zeer belangrijk is ach tergesteld bij de overige leeraren aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens; dat in meerdere andere plaatsen op dit punt gelijkstelling van de teekenleeraren met de andere leeraren be staat, en dat bijv. te Dordrecht, waar dit ook het geval is, het traktement van den leeraar in teekenen voor 31 lesuren zich beweegt tusschen een aanvangstraktement van 2560.— en een eindtraktement van 4450. Wanneer de verordening ongewijzigd wordt aangenomen, zal het m. i. moeilijk zijn om, wanneer de tegenwoordige titu laris ons gaat verlaten, voor een salaris van 1800.tot 2800.maximum een behoorlijke leerkracht terug te krij gen. Ik moet de heereu dan ook dringend ontraden om met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, dat 300. lager is dan dat van de Commissie van Toezicht, mede te gaan. Ik wil de zaak nu niet te ver drijven en zal daarom mij neerleggen bij het voorstel van de Commissie van Toe-, zicht op het Middelbaar Onderwijs. Mijn amendement zal dan luiden: om art 3 A te lezen ƒ2100.in plaats van 1800.— en in verband daarmede in arl. 3 4de lid in stede van ƒ2800.— 3100.-. Maar, Mijnheer de Voorzitter, er is nog meer! De Commissie van Toezicht heeft het wekelijksch lesuur, dat de leeraar boven de 31 uur geeft, getaxeerd op 75. per jaar. Burgemeester en Wethouders brengen dat in het 6de lid van art. 3 terug op 60.—. Dit bedrag nu is m. i. te laag en de oorzaak voor dit voorstel van Burgemeester en Wethouders is voor een groot deel te zoeken in de bij den aanhef door mij gewraakte vereeniging van de regeling van het teekenonderwij-s aan de middelbare scholen (Hoogere Bur gerschool) en aan de Kweekschool in één verordening. Volgens het voorstel van Burgemeester en Wethouders zal de leeraar voor elk uur boven de in art. 2 genoemd maxi mum aantal uren 60.— per jaar ontvangendit is dus be langrijk minder dan door de Commissie van Toezicht was voorgesteld geworden. Wanneer, volgens het voorstel van Bur gemeester en Wethouders, de leeraar aan de Hoogere Burger school voor Jongens 31 lesuren heeft en hij hiervoor als aan vangstraktement 1800.ontvangt, dan wil dit zeggen ƒ58. per lesuur. Bij zijn maximum traktement van 2800.is het per lesuur 90 Volgens deze verordening zal ei-geen periodieke verhooging worden gegeven op de bezoldiging voor de, wat ik zou kunnen noemen de overuren, wat in Dordrecht bijv. wel het geval is Het bedrag van 60.is dus niet voor periodieke verhooging vatbaar. Bij vergelijking met het aanvangssalaris van 58.— per lesuur en het maximum salaris van 90.per lesuur, is een bedr ag van ƒ60.voor de overuren zeker te laag te noemen. Dit blijkt ook wel uit de vergelijking met de door mij reeds aangehaalde trakte mentsregeling te Dordt, waar 80.tot 150.—per overuur wordt betaald. Het voorstel van de Commissie om te bepalen 75.per lesuur acht ik dan ook veel aannemelijker dan dat van Burgemeester en Wethouders. Maar thans doet zich eene kleine moeilijkheid voor. Volgens het zesde lid van art. 3 geniet de leeraar, die volgens art. 2 zoowel aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens als aan de Kweekschool les moet geven, voor elk wekelijksch lesuur boven het maximum aan tal een bezoldiging van 60.— per jaar. Nu zou ik dit voor den leeraar aan de Hoogere Burgerschool willen zien bepaald op 75.per jaar, terwijl ik dit bedrag voor den leeraar aan de Kweekschool zou willen laten op 60.—, aangezien volgens art. 3 5e lid 75.het maximum is dat voor de gewone lesuren, geen overuren, aan de Kweekschool wordt betaald. De combinatie van deze beide inrichtingen in een zelfde verordening maakt, dat ik een eenigszins omslachtig amendement moet voorsteilen op het zesde lid van dit artikel en voorstel dat te lezen als volgt:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 6