DONDERDAG 28 SEPTEMBER 1916. 149 die meer overeenkomt met het salaris, dat haar werkelijk toekomt. De Voorzitter. Ik begrijp U niet goed! De quaestie, die U nu bespreekt, is belichaamd in artikel 4. Is het nu Uwe bedoeling, dat artikel 4 gewijzigd wordt, of dat er een nieuwe verordening moet komen? De heer Reimeringer. In de toelichting die U hebt gegeven, zegt U, dat U het voorgestelde salaris van den leeraar te hoog acht, juist omdat hij les geeft aan de Kweekschool, dus omdat beide instellingen zijn ondergebracht in een ver ordening. Ik lees toch in de stukken het volgende: «Ofschoon ons College zich met het door de Commissie voorgestelde stelsel van bezoldiging wel kan vereenigen, achten wij toch de door haar aangegeven bezoldigingen wel wat hoog en dit te meer, waar als noodzakelijk gevolg van de verhoogingen bij het Middelbaar Onderwijs, billijkheidshalve ook de jaarwedden van de leeraren en leeraressen bij de Kweekschool en het Lager Onderwijs verhoogd zullen moeten worden." De Voorzitter. De heer Hoogenboom wil niets anders, dan artikel 4 uit de verordening lichten en van dit artikel eene nieuwe verordening maken. Ik zie in het geheel niet in, waar dit goed voor zou zijn. De heer van Hamel. M. d. V. Ik wil even releveeren, dat de Commissie van Toezicht niet motiveert, waarom zij eene splitsing wenscht en de bezoldiging van den leeraar en de leerares bij het Middelbaar Onderwijs in eene aparte ver ordening wil geregeld zien. Burgemeester en Wethouders beroepen zich terecht op de bestaande regeling. Van ouds is de salarisregeling van den leeraar en de leerares opgenomen in eene zelfde verordening. Burgemeester en Wethouders zijn van meening, dat er geen reden bestaat om van den tegen- woordigen regel af te wijken. De heer Pera. M. d. V. In tegenstelling met den heer Hoogenboom moet ik het loven, dat het onderwijs aan de verschillende inrichtingen is gecombineerd geworden, omdat hierdoor de leeraren in staat worden gesteld een behoorlijk inkomen te krijgen. Wanneer het geven van onderwijs beperkt was tot eene bepaalde onderwijsinrichting voor een leeraar, zou men nooit een bevredigend inkomen kunnen krijgen. Dit zou alleen dan het geval zijn door het traktement per lesuur aanmerkelijk te verhoogen. Nu ben ik van meening, dat er niets tegen is, dat het aantal lesuren eenigszins wordt ver hoogd, waardoor een bevredigend salaris kan worden verkregen. Waar het combineeren van verschillende onderwijsinrichtingen zoozeer is in het belang van de Gemeente, daar hoop ik, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders zal worden aangenomen. De heer Hoogenboom. M. d. V. Ik wil nog gaarne aan den geachten Wethouder uiteen zetten, waarom ik splitsing wensch. De reden is gelegen in het argument van Burgemeester en Wethouders, waarin gezegd wordt, dat men het voorstel van de Commissie van Toezicht niet kan volgen, omdat de leeraar bij het Middelbaar Onderwijs tevens les geeft aan de Kweek school en deze op die wijze dan nog eene tweede verhooging deelachtig zou worden. Dat betoog gaat mijns inziens niet op. Ik acht het volstrekt niet noodzakelijk, dat men decreteert, dat er door een en denzelfden leeraar les moet worden ge geven aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens en aan de Kweekschool, zooals dat nu in artikel 2 wordt vastgelegd, met nog de bepaling dat zijn aantal lesuren aan de Hoogere Burgerschool ten hoogste 31 en aan de Kweekschool ten hoogste 6 zal bedragen. Wanneer de heer Pera zegt, dat hij voor den leeraar, ter verkrijging van een bevredigend trakte ment, het combineeren van lesgeven aan deze beide onder wijsinrichtingen zoo aanbevelenswaardig vindt, dan wil ik zeggen, dat ik het betreur, dat hiervoor de combinatie van lesgeven, aan 2 onderwijsinrichtingen, tot een zoo hoog totaal van 37 lesuren per week, noodig is. De heer Sijtsma. M. d. V. Deze voorgestelde verordening is voortgevloeid uit de salarisregeling, die hier het vorige jaar in April en Juni voor de gewone leeraren en leeraressen bij het Middelbaar Onderwijs in den Raad is behandeld. Toen die regelingen aan de orde waren, is er door den heer Ver gouwen en door mij op gewezen, dat er ook een nieuwe regeling moest komen voor de leeraren in het teekenen en in de gymnastiek, en toen heeft IJ, of de Wethouder van Onderwijs gezegder zal later een afzonderlijke regeling voor die leeraren aanhangig worden gemaakt. Nu hebben wij hier een regeling voor de leeraren in het teekenen, omtrent die der gymnastiekleraren vernemen wij nog niets. Zullen Burgemeester en Wethouders nu ook voor de gymnastiek leeraren spoedig een nieuwe salarisregeling overwegen? De heer van der Lip. Deze vraag is reeds beantwoord in de laatste alinea van de toelichting, luidende: «Onder mededeeling, dat thans nog eene herziening der traktementen voor de leeraren en leeraressen in de gymnastiek zal worden ter hand genomen enz." De heer J. P. Mulder. M. d. V. Een enkel woord in het algemeen over dit punt van de agenda en dan spreek ik in de eerste plaats een woord van dank aan Uw geacht College voor de indiening van dit voorstel dat beoogt verbetering te brengen in de salarissen van de leeraren in het teekenen aan de beide Hoogere Burgerscholen. Toch in één opzicht heeft mij het voorstel teleurgesteld ook en wel om de een voudige reden,' dat Uw voorstel zoozeer is afgeweken van het advies van de Commissie van Toezicht die met een gunstiger regeling kwam voor de betrokken leeraren. En dit is me juist zoo onverklaarbaar omdat U in Uw toelichtingen, Mijnheer de Voorzitter, zelf zegt, dat ge U met het voorgestelde stelsel van de Commissie wel kunt vereenigen. En nu, juist nu ge U er mee kunt vereenigen, wijkt ge er van af, wijl U meent dat de verhooging van den leeraar van de Hoogere Burgerschool te veel zou worden, omdat, als hij aan de Hoogere Burgerschool verhoogd wordt, hij toch ook al aan de Kweekschool zou moeten worden verhoogd. Doch van deze laatste verhooging moet ge U niet te veel voorstellen, Mijnheer de Voorzitter, die bedraagt slechts 25.bij den betrokken leeraar. Dus dit kan geen argument zijn, Mijnheer de Voorzitter, om hem daarom de toegedachte regeling van de Commissie te onthouden. Wat dus alleen overblijft en waarop ge U beroept, is, dat U de aangegeven bezoldigingen wel wat te hoog vindt. Dit is een quaestie van opvatting, Mijnheer de Voorzitter. Ik ver- vermoed dat de Commissie van Toezicht zich op de hoogte zal gesteld hebben van de toestanden in andere gemeenten, die met Leiden te vergelijken zijn. In steden zooals Dordrecht, Amersfoort, Haarlem heeft men voor de leeraren in het teekenen gelijke bezoldiging als voor de andere leeraren. Daar is veel voor te zeggen, Mijnheer de Voorzitter, al behoeft teekenen m. i niet met alle vakken gelijk gesteld te worden. Een leeraar in het teekenen met acte Middelbaar moet toch kunnen doceeren, HandteekenenLijnteeke- nen, Perspectief, Boetseereri, en heeft ten overvloede een zeer moei'ijk vak om in de praktijk te onderwijzen dat veel inspanning en moeite kost om dit naar belmoren te doen plaats hebben. Volgens deze opvattingen zou er, Mijnheer de Voorzitter, veel voor te zeggen zijn geweest als U het voor stel van de Commissie van Toezicht hadt overgenomen. De Voorzitter. Wij zijn niet afgeweken van het stelsel der Commissie van Toezicht, maar wij hebben alleen maar wat minder voorgesteld. Het bezwaar, dat de heeren tegen die combinatie van alle onderwijsinrichtingen in één verordening hebben, begrijp ik ook niet. De quaestie is aldus Het onderwijs in het teekenen hier ter stede eischt overal eene middelbare akte, maar het wordt niet overal aan een middelbare school gegeven. Nu hebben wij hier in de stad verschillende inrichtingen, waar teekenonderwijs moet worden gegeven. Gaan wij de zaak splitsen, dan krijgen wij moeielijkheden met de Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen. Daar wordt maar 6 uur feitelijk slechts 5 uur in de week teeken onderwijs verlangd. Nu kan men toch bezwaarlijk een teeken- leeraar benoemen voor die instelling op een traktement berekend naar 6 uur in de week. Men moet de zaak dus com bineeren, zoodat men den leeraar ook les laat geven aan andere inrichtingen, waardoor hij een behoorlijk traktement krijgt. Dit systeem is hier dan ook gevolgd. Het teekenonderwijs kan, zooals ik reeds zeide, overal middelbaar genoemd worden, maar. het wordt niet overal gegeven aan inrichtingen van Middelbaar Onderwijs. Er is m. i. geen enkel bezwaar tegen, dat de leeraar aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens les geeft aan de Kweekschool en de tweede leerares les geeft aan de Kweekschool en aan de Meisjesschool tweede klasse. Het zou eene groote geldverspilling worden, als wij voor ieder dier inrichtingen een aparten leeraar moesten aanstellen. De eenige, die buiten de combinatie valt, is de eerste leerares aan de Meisjes Hoogere Burgerschool. In een plaats als Leiden is combineeren het eenige middel om goed teekenonderwijs te kunnen krijgen, terwijl dit tevens het middel is, waardoor de leeraren een goed salaris kunnen bekomen. Wij zijn in ons voorstel niet afgeweken van bet stelsel maar slechts van het bedrag, dat door de Commissie is voorgesteld geworden. Ook bij de regeling van de trakte menten van de leeraren aan de Hoogere Burgerschool en aan het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 5