DONDERDAG 24 AUGUSTUS 1916. 133 personen allen verdienstelijke onderwijzeressen en de Raad moet zelf dus maar beslissen. De heer Sijtsma. M. d. V. Met enkele woorden zou ik mij willen aansluiten bij hetgeen de heer Pera heeft gezegd. Het verheugt mij, dat de geachte Wethouder na eenigen tijd van vacantie weder gezond en frisch in ons midden is. ïk heb zelts hooren zeggen: de heer van Hamel is 10 jaar jonger geworden. Het doet mij tevens genoegen, dat hij ook direct zijn taak weder heeft opgenomen door de verdediging van deze voordracht, waartoe hij vermoedelijk wel niet zal hebben medegewerkt. Aan den eenen kant moet ik hem daarom prijzen, maar aari den anderen kant heeft hij mij mogelijk daardoor wel niet overtuigd. Ik sta meer aan den kant van den heer Pera, al is het niet wat betreft de appreciatie van het uiterlijk der verschillende sollicitanten; over wie mij in dat opzicht het beste voorkwam, zal ik mij maar niet uitlaten, zooals hijmaar waar de heer van Hamel het belang van het onderwijs vooropstelt, moet ik, naar alles wat ik van haar gehoord heb, den heer Pera gelijk geven, dat mej, van Gulik een uitstekend onderwijzeres is. Bovendien heeft deze dame nog een acte voor fraaie handwerken, wat de meeste andere sollicitanten niet hebben. Dit lijkt mij een aanbeveling te meer voor hare benoeming, waar het hier geldt een 2e- klasseschool, die toch bezocht wordt door kinderen van den min of meer gegoeden burgerstand, die wel iets meer dan gewoon handwerksonderwijs zullen kunnen gebruiken. Eindelijk is een van de sollicitanten als No. 1 op de voordracht geplaatst, die, meen ik, reeds ƒ1000 a ƒ1100.inkomen heeft, door dat zij toevallig haast overladen wordt met betrekkingen. Het komt mij voor, dat het billijk is, dat wij, als de andere omstandigheden gelijk zijn, daarmede rekening houden. Alles bij elkaar genomen, geloof ik dus, dat wij wel recht hebben om althans een weinig van een dezer voordrachten af te wijken, in zoo verre dat wij mej. van Gulik benoemen in de plaats van mej. Driesens, hoewel wij erkennen, dat ook zij een verdienstelijke onderwijskracht is. De heer van Romburgh. M. d. V. Wat betreft de voor dracht van een onderwijzeres voor de school derde klasse hebben wij in de Leeskamer een heel uitvoerig rapport omtrent de sollicitanten gevonden, maar dat hebben wij absoluut gemist bij de voordrachten voor onderwijzeressen voor de 2e- klassescholen. Wij hebben veel gehoord van die dames zelf, toen zij ons bezocht hebben, maar in de stukken missen wij alle toelichting. De heer van Hamel. M. d. V. De heer Sijtsma heeft gezegd, dat een van de sollicitanten, die als No. I is voorgedragen, reeds overladen is met salarissen. Hij noemt een traktement van 1100.—. Ik vermoed, dat de heer Sijtsma daarbij op het oog heeft mej. Driesens. Hij zegt: »die had reeds ƒ1100.—". Nu weet ik niet, of hij hiermede bedoeld met of zonder de betrekking, waarvoor zij nu is voorgedragen, maar in elk geval is dat toch niet geheel juist. Juffrouw Driesens heeft als eerste onderwijzeres in de handwerken aan de 3e-klasse- school No. 2 een traktement van 400.en als handwerks- onderwijzeres aan de herhalingsschool voor meisjes een salaris van 300.wat samengevoegd een bedrag uitmaakt van 700. Wanneer zij deze betrekking krijgt, komt er bij f <180.of 240.wat afhangt van het aantal klassen. Wanneer zij in het eerste geval 6 wekelijksche lesuren heeft, zal haar salaris 700.1- 180.of 880.bedragen en wanneer zij in het tweede geval 8 wekelijksche lesuren heeft, zal haar traktement zijn 700.\- 240.of 940. Dus in het eene geval 880.of in het tweede 940.—, maar dan, wanneer op den voorgrond wordt gesteld, dat zij nu benoemd wordt. Dit is dus geen salaris van 1100.Ik wil er op wijzen, dat juffrouw Driesens wordt voorgedragen voor de leerschool, die bestemd is om dienst te doen als leer school bij de kweekschool. Als zoodanig hecht ik er veel waarde aan, dat het onderwijs in ééne hand is. Dit heeft de heer Koops bij vorige berichten, door hem ingediend, ook doen uitkomen, al is het ditmaal niet gezegd. Ik erken, dat de voordracht der hoofden zeer sober is. De hoofden hebben zeker gedacht: deze dames hebben eene betrekking en zijn reeds aan de Raadsleden bekend, zoodat bet niet noodig is haar nog te introduceeren. Het komt mij voor, dat het het meest wefTschelijk zou zijn, wanneer juffrouw Driesens werd benoemd, wanneer juifrouw van Gulik dan op eene andere school benoemd werd. Het komt mij voor, dat het belang der school het meest zou zijn gediend door de hand having van de derde voordracht, ook al mocht het zijn, dat de eene onderwijzeres dan een paar honderd gulden meer salaris heeft dan de andere. De heer van der Lip. M. d. V. Naar aanleiding van het geen de heer van Hamel heeft gezegd, wensch ik eene enkele opmerking te maken. Ik ben het geheel met hem eens, dat het niet in het belang van het onderwijs zou zijn, wanneer Mejuffrouw Driesens werd opgeofferd aan Mejuffrouw van Gulik. De heer van Hamel heeft zich echter vergist in het traktement van Mejuffrouw Driesens. Ik zou niet gaarne hebben, dat de Raad later zou zeggen: wij zijn door Burge meester en Wethouders niet juist ingelicht. Daarom merk ik even op, dat de heer Sijtsma gelijk heeft, dat Mejuffrouw Driesens op het oogenblik 1000.traktement heeft. Zij heeft 400.(- 300.(- 300.dat is dus te zamen 1000.— Evenwel, ik herhaal het, zou ik het betreuren, als Mejuffrouw Driesens niet benoemd werd. Ook ik ben van meening, dat het salaris er minder toe doet. Op den voor grond moet worden gesteld, dat wij moeten trachten de beste krachten te krijgen, en wij niet moeten zeggen: indien de een al zooveel heeft, laten wij dan een ander benoemen, dan krijgt deze ook wat. Dit standpunt acht ik verkeerd, en niet in het belang van het onderwijs. De heer Heeres. M. de Y. Ik was niet van plan mij in het debat te mengen, wanneer ik niet eene uitlating van den heer van Hamel had gehoord, die mij verwonderd heeft. Wij staan voor het geval, dat juffrouw van Gulik driemaal als No. 2 op de voordracht voorkomt. Nu zegt de heer van Hamel: De Raad is vrij, maar indien de Raad juffrouw van Gulik wil benoemen, laat men haar dan niet benoemen in de vacature, waar juffrouw Driesens als No. 1 op de voordracht staat. Op deze wijze brengt de geachte Wethouder den Raad in een moeilijk parket. Waar Burgemeester en Wethouders zich volkomen onpartijdig hebben gehouden ten opzichte van de drie vacaturen, daar komt de Raad door deze opmerking, waardoor de Wethouder van Onderwijs een voorkeur te kennen geeft, in een lastig parket. Ik moet dan ook bekennen, dat de opmerking van den heer van Hamel mij ten hoogste heeft verwonderd. De heer van Hamel. Ik heb die opmeiking gemaakt naar aanleiding van hetgeen de heer Sijtsma heeft gezegd. Ik voelde mij verplicht dat te zeggen, omdat het belang van de kweek school medebrengt, dat juffrouw Driesens wordt benoemd. De Voorzitter. M. H. Ik geloof, dat deze zaak thans wel voldoende besproken is en dat de Raad wel bereid zal zijn om over te gaan tot de benoemingen. Aan de orde is: I. Benoeming van een Adjunct-Directeur der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit. (Zie Ing. St. No. 179). De Voorzitter. Mag ik de heeren Aalberse, van der Eist, Fokker en J. P. Mulder verzoeken het stembureau te willen vormen De heer Fokker. M. d. V. Mag ik U verzoeken een ander voor mij te willen aanwijzen, aangezien ik den Raad spoedig moet verlaten'? De Voorzitter. Mag ik dan den buurman van den heer Fokker, den heer Fabius, uitnoodigen om de plaats van den heer Fokker in het stembureau in te nemen? Wordt benoemd met algemeene (24) stemmen de heer G. A. van Klinkenberg, onder bepaling dat de benoeming zal ingaan op een nader door Commissarissen te bepalen tijdstip. II Vaststelling van de jaarwedde en den pensioensgrond slag van den Adjunct-Directeur der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit. (Zie Ing. St. No. 179). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. III. Voorstel tot bestendiging van J. M. N. Kapteijn in de betrekking van leeraar aan de Hoogere Burgerschool voor jongens. (Zie Ing. St. No. 173). Wordt besloten met 23 stemmen den heer Kapteijn in zijne betrekking te bestendigen; 1 stem was van onwaarde. Wordt voorts omtrent jaarwedde en pensioensgrondslag zonder beraaadslaging of hoofdelijke stemming overeenkomstig het praeadvies besloten. IV. Benoeming van een leerares in de plant- en dierkunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. No. 173).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 3