GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
99
IS6BKOHEN STI KkCy.
N°. 185. Leiden, 21 Augustus 1916.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen,
dat zij tegen de in hare handen gestelde rekening der ge
meente over het dienstjaar 1915, geene bedenkingen heeft.
Zij adviseert U derhalve tot goedkeuring van die rekening
te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 186. Leiden, 21 Augustus 1916.
Tegen den door Burgemeester en Wethouders bij Ing. St.
No. 183 voorgestelden aankoop van de perceelen teelland
onder Leiderdorp, Sectie A nis 50 en 51 heeft de Commissie
van Financiën geen bezwaar. Zij stelt U derhalve voor dien
overeenkomstig te besluiten en daarbij tevens vast te stellen
den op dezen koop betrekking hebbenden suppletoiren staat
van begrooting, waarbij wordt voorgesteld de koopsom en
kosten uit geldleening te vinden.
Evenmin heeft de Commissie bedenking tegen de voordracht
van Burgemeester en Wethouders (Ing. St. No. 182), tot
verkoop aan de N. V. Leidsch Dagblad, van de in bruin ge
kleurde terreinstrookjes en tot overneming in eigendom en
onderhoud bij de gemeente van de in groen gekleur de terrein
strookjes op de bij die voordracht behoorende teekening aan
gegeven. Zij adviseert U derhalve ook te dien opzichte over
eenkomstig de voordracht te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 187. Leiden, 21 Augustus 1916.
Aan den Baad der Gemeente Leiden.
Ter voorziening in de vacaturen, ontstaan door de periodieke
aftreding van de H.H. Prof. Dr. P. J. Blok, Prof. Dr. L.
Knappert en Mr. J. Th. C. Viruly, als leden der Commissie
voor het Stedelijk Museum, hebben wij de eer U de volgende
tweetallen als aanbeveling te zenden
voor de vacature Dr. Blok:
Prof. Dr. P. J. BLOK en
Prof. Dr. S. G. DE VRIES,
voor de vacature Dr. Knappert:
Prof. Dr. L. KNAPPERT en
Dr. A. BEETS, en
voor de vacature Mr. Viruly:
Mr. J. TH. C. VIRULY en
S. J. LE POOLE L.Gz.
De Commissie voor het Stedelijk Museum,
J. C. van der Lip, voorzitter.
J. C. Overvoorde, secretaris.
N°. 188. Leiden, 22 Augustus 1916.
Bij nevensgaand adres verzoekt de heer S. P. van der
Hoogt om eervol ontslag als onderwijzer aan de openbare
lagere school der 3e klasse, "No. 8, alhier.
Tegen inwilliging van dat verzoek bestaat bij ons College
geen bezwaar en wij geven U derhalve in overweging aan den
heer S. P. van der Hoogt, op zijn verzoek, eervol ontslag uit
zijne hierboven genoemde betrekking te verleenen en dat
ontslag te doen ingaan op 1 Januari 1917.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden 15 Augs. 1916.
Aan den Raad der Gemeente Leiden,
Edelachtb. Heeren,
Ondergeteekende S. P. van der Hoogt, onderwijzer aan de
school 3de kl. No. 8, gelezen het rapport van zijn Exc. den
Min. van Fin., neemt bij dezen de vrijheid U beleefd te ver
zoeken, hem eervol ontslag te willen verleenen uit zijn be
trekking, ingaande 1 Jan. 1917.
Met de meeste hoogachting
UEd. Achtb. dienstw. dien.
S. P. van der Hoogt.
N°. 189. Leiden, 29 Augustus 1916.
Tengevolge van overplaatsing binnen de gemeente en door
vertrek naar elders zijn aan de openbare lagere scholen der
3e klasse, Nis l5 5, 6 en 7 en 4e klasse N°. 1 alhier, een negen
tal vacatures ontstaan van onderwijzers met verplichte
hoofdakte.
Na herhaalde oproeping hebben zich voor die betrekkingen
zóó weinig geschikte sollicitanten aangemeld, dat het niet wel
mogelijk is, om de vereischte voordrachten samen te stellen.
Uitstel dezer benoemingen komt ons niet gewenscht voor.
In de tegenwoordige omstandigheden, nu eenerzijds de vraag
naar bezitters der hoofdakte groot is en anderzijds vele
onderwijzers, die onder de wapenen zijn, belemmerd worden
in hunne studie voor de hoofdakte, is de kans groot, dat het
aantal goede onderwijzers met hoofdakte, in stede van toe te
nemen, nog geringer zal worden.
Een andere weg zal dus dienen te worden ingeslagen.
Ingevolge artikel 8 der verordening van den 7en December
1911 (Gemeenteblad No. 41), bepalende o. m. den bijstand aan
de hoofden der O. L. scholen te verleenen, worden de hoofden
der scholen 3e en 4e klasse bijgestaan door één onderwijzer-
plaatsvervangend hoofd en voorts door ten minste elf onder
wijzers of onderwijzeressen, waarvan althans vijf o derwij-
zers of onderwijzeressen met verplichte hoofdakte, welke
laatsten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 der veror
dening, bij hunne aanstelling den leeftijd van 23 jaar moeten
volbracht hebben.
Artikel 24, alinea 3, der wet op het Lager Onderwijs eischt
evenwel slechts, dat aan eene school met meer dan 8 leer
krachten ten minste drie hunner den leeftijd van 23 jaar
volbracht hebben en den rang van hoofdonderwijzer bezitten.
Waar nu in de verordening sprake is van meer onder
wijzers met verplichte hoofdakte, dan volgens de wet op
het Lager Onder wijs vereischt worden, zou de bestaande moei
lijkheid voorloopig kunnen worden opgelost, door artikel 8 der
verordening in dier voege te wijzigen, dat voor het daarin
genoemde aantal van vijf onderwijzers(esserr) met verplichte
hoofdakte gelezen werd twee tot vijf.
Een wettelijk bezwaar bestaat tegen eene zoodanige wijziging
niet, aangezien het getal onderwijzers met verplichte hoofd
akte, met inbegrip van het plaatsvervangend hoofd, dan toch
nog steeds in overeenstemming is met artikel 24 der wet.
De Plaatselijke Schoolcommissie, wier advies te dezer zake
werd ingewonnen, is met ons College van oordeel, dat als
tijdelijke maatregel met een geringer aantal onderwijzers met
verplichte hoofdakte aan de scholen der 3e en 4e klasse
genoegen zal moeten worden genomen. Alleen komt het haar,
in afwachting van eene algemeene herziening der verordening,
beter voor, om, met het oog op de bijzondere omstandigheden,
veroorzaakt door de mobilisatie van onderwijzers over het
geheele land en het daarmede samenhangend tekort aan
sollicitanten naar de vacatures van onderwijzer met verplichte
hoofdakte, als noodmaatregel de desbetreffende alinea der
verordening tijdelijk buiten werking te stellen en het minimum
aantal onderwijzers met verplichte hoofdakte, genoemd in
artikel 24, alinea 3, der Wet derhalve voorloopig als grens
aan te nemen.
In tegenstelling met de zienswijze der Commissie, achten
wij eene dergelijke tijdelijke buiten werking stelling van eene
bepaling in eene verordening minder gewenscht en geven
wij er de voorkeur aan de vereischte wijziging in de veror
dening aan te brengen, ook al zou dit slechts voor een
betrekkelijk korten tijd noodig zijn. Dit lijkt ons de een
voudigste oplossing der zaak.
Ook met het oog op den door de Plaatselijke Schoolcom
missie geuiten wensch, om bij de meer algemeene herziening
der verordening den eisch van den 23 jarigen leeftijd voor
eene benoeming tot onderwijzer met verplichte hoofdakte,
voorzoover de wet zulks toelaat, te laten vervallen, behoeft
hiertegen geen bezwaar te bestaan. Deze kwestie kan, ook na
aanbrenging der thans door ons voorgestelde eenvoudige
wijziging, onder de oogen worden gezien bij het voorstel tot
verhooging der jaarwedden, dat wij binnen niet te lang
tijdsverloop bij Uwe "Vergadering aanhangig hopen te maken
en waarop de Schoolcommissie in haar schrijven doelt.
De thans voorgestelde wijziging dient alleen, om het Uwe
Vergadering mogelijk te maken, nu een voldoend aantal ge
schikte onderwijzers met verplichte hoofdakte tijdelijk niet