GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
73
IHhllllK\ KTl'KKKN.
N°. 154. Leiden, 5 Juli 1916.
Tegen de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde
begrootingsregelingen ten behoeve van de verhooging van
Volgn. 121 der begrooting voor 1915 «Kosten van het Open
baar Slachthuis" (Ing. St. no. 137) en van de Volgn8. 157,
158 en 162 der begrooting voor 1916 voor de kosten der
nieuwe school 2e klasse voor jongens en meisjes (Ing. St.
no. 138), heeft de Commissie van Financiën geene bedenking.
Zij adviseert U mitsdien tot vaststelling van die begrootings
regelingen te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 155. Leiden, 6 Juli 1916.
Tegen de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde
verhooging van de begrootingsposteri, dienst 1916: volgn. 82
«Kosten van het Archie!" met 145.— (Ing. St. No. 153) en
volgn. 232 d: «Uitgaven in verband met de aardappelen-,
groenten-, peulvruchten-, visch-, grutterswaren e.d.- en ge-
meentevetvoorziening" met ƒ100.000.—(Ing. St. No. 152),
en tegen de wijze van dekking dezer hoogere uitgaven, heeft
de Commissie van Financiën geene bedenking.
Zij adviseert U tot vaststelling van de overgelegde begrootings
regelingen te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 156. Leiden, '14 Juli 1916.
Den lsten Januari a. s. is de termijn verstreken, voor
welken goedkeuring werd verleend aan de verordening van
26 October 1911 (Gem.blad No. 30), regelende de heffing
van weegloonen en plaatsgelden aan de Gemeentewaag en
van weegloonen aan de Vette-Varkensmarkt, te Leiden.
In de verordening behoeft, ook blijkens het gevoelen van
de Commissie voor het Marktwezen, geen verandering te worden
aangebracht.
Alleen zal in het slotartikel der verordening in plaats van
«den lsten Januari 1912" moeten worden gelezen «1 Januari
1917".
Op grond van het vorenstaande geven wij Uwe Vergade
ring in overweging de verordening, na aanbrenging van de
door ons aangegeven wijziging in het slotartikel, opnieuw
vast te stellen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
157. Leiden, 14 Juli 1916.
In nevensgaand adres verzoekt J. Botermans, Directeur van
de N.V. Tweede Leidsche Maatschappij van Grondbezit, aan
die vennootschap in eigendom af te staan het poortje of erfje,
gelegen tusschen de haar toebehoorende perceelen Uiterste
Gracht Sectie I Nis 961 en 962.
Bij onderzoek is dezerzijds gebleken, dat het poortje niet
verder loopt dan tot het bebouwde einde van bovengenoemde
perceelen en slechts 7 M. diep en gemiddeld 1.05 M breed
is. Het verdere gedeelte der poort is blijkbaar reeds lang
geleden aan de belendende perceelen (nis 961 en 962) verheeld
en overbouwd, doch is volgens den kadastralen legger nog
eigendom van de gemeente, terwijl het achterste gedeelte aan
de Vestestraat door het gemeentebestuur is afgestaan aan den
eigenaar van het perceel Vestestraat Sectie I No. 1626.
Aan de zijde Uiterste Gracht is de poort afgesloten door
een kozijn met deur
Noch bij de Commissie van Fabricage, noch bij ons College
bestaat ^tegen den verkoop van de poort bezwaar. Een koopsom
van f 25.komt ons voldoende voor.
Wij geven U derhalve in overweging:
a. het poortje tusschen de perceelen Uiterste Gracht Sectie
I Nis 961 en 962 voorzoo veel noodig aan den publieken dienst
te onttrekken;
b. den ongenummerden grond van het ,sub a bedoelde
poortje, op de kadastrale kaart in bruin aangeduid, be
houdens rechten van derden in eigendom at te staan aan de
N.V. Tweede Leidsche Maatschappij van Grondbezit tegen
betaling van 25.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Ondergeteekende Johannes Botermans directeur van de
Naamlooze Vennootschap Tweede Leidsche Maatschappij van
Grondbezit gevestigd te Leiden, verzoekt aan bovengenoemde
maatschappij in eigendom af te staan het poortje of erfje,
gelegen tusschen de haar toebehoorende perceelen Uiterste
Gracht Sectie I No 961 en 962.
Leiden 9 Juni 1916. J. Botermans.
Den Edelachtbaren Heeren
Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden.
N°. 158. Leiden, 14 Juli 1916.
Bij apostille van 19 Februari j.l. werd door den Commis
saris der Koningin in deze provincie ons advies gevraagd
omtrent een door Prof. Dr. D. A. de Jong aan den Minister
van Binnenlandsche Zaken gericht verzoek om toekenning van
een subsidie ad 1300.ten behoeve van de vaccinatie-
afdeeling van zijn laboratorium aan de Boerhavestraat.
Volgens het hierachter afgedrukt tot Gedeputeerde Staten
van Zuid-Holland gericht schrijven van den Minister van
Binnenlandsche Zaken was het de bedoeling, om de werkzaam
heden in die afdeeling van het laboratorium zoodanig uit te
breiden, dat zij als gewone koepokinrichting voor Leiden en
omstreken kon werken, met in achtneming van alle uit weten
schappelijk oogpunt en bij de wet gestelde eischen.
De voorgenomen uitbreiding zou meer direct aan de volks
gezondheid ten goede komen, vermits het in de bedoeling lag
de bereide vaccine verkrijgbaar te stellen voor hen, die zulks
mochten verlangen.
Na gepleegd overleg met de Commissie voor de koepok
inenting deelden wij aan den Commissaris der Koningin mede,
dat ook ons College overtuigd was van het groote nut van de
aanwezigheid eener entstofinrichting, te verbinden aan het
laboratorium van Prof. de Jong, waarvan zoowel door Leiden
zelf als door de omliggende gemeenten niet alleen in gewone
tijden, maar in het bijzonder in buitengewone omstandig
heden, bij voorkomende pokkengevallen in Nederland, wanneer
de elders bestaande inrichtingen niet of niet in voldoende mate
in de behoefte aan entstof konden voorzien, de benoodigde
entstof kosteloos zou kunnen worden betrokken.
Wij verklaarden ons daarom dan ook bereid aan Uwe Ver
gadering voor te stellen ten behoeve van de bedoelde ent-
stofmrichting een jaarlijksche subsidie van ƒ125.te verleenen,
welk bedrag ongeveer overeenkomt met de gemiddelde jaar-
lijksche kosten van het «Pare Vaccinogène", dat vroeger in
Leiden bestond.
Blijkens het bij de missive van Gedeputeerde Staten d.d.
15/19 Juni j.l. gevoegde afschrift van het Koninklijk Besluit
van 31 Mei j.l. No. 70 is alsnu voor het jaar 1916 een Rijks
subsidie toegekend van ƒ1175.o.a. onder voorwaarde, dat
entstof kosteloos op aanvragen van de gemeentebesturen en
de geneeskundigen aan dezen worde toegezonden. Wij achten
derhalve thans het tijdstip aangebroken, om het desbetreffend
voorstel bij U aanhangig te maken.
Onder mededeeling, dat ook de Gezondheidscommissie
adviseert eene jaarlijksche bijdrage ad ƒ125.van gemeente
wege te verleenen, aangezien zij dit een geringe opoffering
acht, gelet op het voordeel, dat er in gelegen is, dat steeds
voor de gemeente koepokstof in voldoende hoeveelheid in
voorraad wordt gehouden, hetgeen bij dreigend pokkengevaar,
zooals de ervaring in de laatste maanden heeft geleerd, zeer
gewenscht is, geven wij U mitsdien in overweging:
a. te besluiten ten behoeve van de vaccine-afdeeling van
het laboratorium van Prol. Dr. D. A. de Jong aan de Rijks-
Universiteit alhier te beginnen met het jaar 1916 tot weder-
opzeggens eerie jaarlijksche subsidie van ƒ125.toe te kennen
b. door vaststelling van nevensgaanden staat van af- en
overschrijving een bedrag van ƒ125.uit den post voor
«Onvoorziene Uitgaven" beschikbaar te stellen. Op dezen post.
is thans nog ƒ48.079.655 beschikbaar.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
's Gravenhage, 12 Februari 1916.
De buitengewone hoogleeraar belast met het beheer van
het laboratorium voor vergelijkende pathologie, Dr. D. A. de