106
DONDERDAG 8 JUNI 1916.
De heer Pera. M. d. V. De zaak als geheel nemende, was
ik er toe gekomen om mede te gaan met de meerderheid
van Burgemeester en Wethouders, omdat ik het in het algemeen
belang achtte, dat de school van «Kennis is Macht" was
gevestigd in het schoolgebouw waarvan het Hoofd tevens was
Directeur van «Kennis is Macht". Nu verneem ik echter uit
uw mondelinge toelichting, dat punt één als een geheel op
zich zelf staande zaak wordt genomen, dat het eerste deel
van het voorstel beoogt een prineipieele beslissing te nemen
over de vraag, of de herhalingsschool zal worden gevestigd in
een school tweede klasse, en dus van het andere deel geheel af
gescheiden is. Dit hoorende. ga ik nu mede met de minder
heid van Burgemeester en Wethouders, want ik kan hoegenaamd
niet inzien dat de herhalingsschool niet in een school tweede
klasse zou kunnen worden ondergebracht. Ik geloof, dat de
Langebrug zich daartoe veel beter leent dan het Plantsoen.
Er is alles voor te zeggen om de meisjes van de herhalings
school te laten, waar zij vroeger waren.
De Voorzitter. Mag ik nu even uiteenzetten het stand
punt van de meerderheid van Burgemeester en Wethouders?
Het verheugt mij, dat de heer Pera vóór mij heeft gesproken,
want nu heb ik begrepen wat eigenlijk bedoeld wordt; ik
geloof dat men meent, dat Burgemeester en Wethouders het
zoo verkeerd vinden, dat kinderen van 3de en 4de klasse scholen
zouden komen in een school 2de klasse. Dat is onjuist; zij kunnen,
wat hun persoonlijk betreft, wel komen in een school 1ste klasse.
Maar Burgemeester en Wethouders moeten rekening houden
met de gevoelens van de bevolking. Wie het Nederlandsche volk
kent, weet, dat er niet 4 standen maar wel 400 zijn. Tal van
menschen zouden een school disqualificeeren, omdat er kin
deren in komen van een school waar minder wordt betaald.
Ik ben niet van die opvatting, maar de bevolking is zoo. En
juist dat standenverschil, het is vreemd maar het is zoo, ge
voelt men onder de zoogenaamde lagere standen veel scher
per dan onder de hoogere.
De heer Sijtsma. Daar moet men nooit voedsel aan geven.
De Voorzitter. Ja, maar de ouders geven al dadelijk hun
voorkeur te kennen. Wanneer op een school 2de klasse ook
kinderen komen van een school 3de klasse, zal men zien, dat
die school er op wordt aangezien en minder wordt geteld.
Men moge het verkeerd vinden, maar het feit bestaat. En
daarom moet men niet beginnen met een school te disquali
ficeeren in het oog van de menschen, die er gebruik van
moeten maken. Houdt men daarmede geen rekening, dan
krijgt men later bij de wijkverdeeling allerlei moeilijkheden.
De herhalingsschooi is altijd gevestigd geweest in een school
3de klasse en ik zie absoluut geen reden waarom die school
niet zou kunnen blijven in het Plantsoen waar zij nu is. De
heer Zwiers heeft gezegd, dat de toegangswegen tot die school
daar zoo donker waren en dat de jongens er allerlei katte-
kwaad uitvoerden. Ik weet niet, of men des avonds wel eens
komt over het terrein van de kleine ruïne en de Langebrug, maar
daar is het ook niet altijd pluis en de heer van der Eist zou
kunnen verklaren, hoeveel ruiten er daar bijv. in het Nuts-
gebouw worden stukgegooid.
Ik zie dus volstrekt niet in, dat de school aan het Plant
soen slechter gelegen zou zijn dan de school aan de Lange
brug. Daarom geloof ik, dat het voorstel van de meerderheid
van Burgemeester en Wethouders aanbeveling verdient en
dat het door de beweegreden, waarom het gedaan is, ook valt
in den geest van de bevolking.
De heer van Hamel. M. d. V. U hebt zooeven gezegd, dat
de school aan de Langebrug gedeclineerd zal worden, wanneer
men de herhalingsschool daar weder onderbrengt.
De Voorzitter. Dat heb ik niet gezegd als mijn eigen opinie,
maar als de opinie van het grootste deel der bevolking.
De heer van Hamel. U hebt gezegd, dat de school aan de
Langebrug toch, in het oog van de bevolking, wel een beetje
zou dalen en men deze dan waarschijnlijk iets lager zou stellen
dan de andere tweede klassescholen. Die vrees kan ik echter
absoluut niet deelen. De overwegingen die destijds leidden tot
het overplaatsen van de herhalingsschool van de van der Werff-
straat naar de school aan de Langebrug er waren toen boven
dien maar drie scholen tweede klasse, n.l. op de Oude Vest,
en verder die van den heer Hibma en van Juffrouw Renaud
waren niet, dat daar een derdeklasseschool was gevestigd,
maar dat die school aan de Langebrug zoo buitengewoon
mooi was gelegen, in het centrum van de stad, met ruime
toegangen en met beschikbare localiteiten en ruimte. Die over
wegingen hebben gemaakt dat men destijds de herhalingsschool
aan de Langebrug heeft gevestigd en het komt mij nu voor,
dat er geen enkele aanleiding is om dat te veranderen.
De Voorzitter. Het is wel toevallig, dat de herhalings
school voor jongens ook gevestigd is in een derdeklasse
school en iedereen weet, dat de school aan de van der Werff-
straat, die indertijd gedeeltelijk 3e en 4e klas was, bij de
ouders, die hetzelfde schoolgeld betaalden als voor de andere
derdeklassescholen, daardoor in minder aanzien was.
De heer Fokker M. d. V. Hetgeen U opmerkt, dat de
scjiool aan de van der Wertfstraat lager werd geschat, omdat
de kinderen van derde en vierde klasse school daar door
elkaar gingen, is geheel iets anders dan het geval met de
herhalingsschool, gelijk de heer Zwiers terecht bij inter
ruptie opmerkt. Daar gaan de kinderen niet door elkaar,
maar de school wordt alleen des avonds door andere kinderen
gebruikt dan overdag en ik geloof niet, dat dit bij de ouders
zooveel gewicht in de schaal zal leggen, dat men daardoor
die school minder zal schatten dan andere scholen van ge
lijken rang. Ik kan mij niet begrijpen, dat dit bezwaar zoo
zwaar bij U weegt en ik hoop dus, dat de meerderheid van
den Raad in deze het standpunt zal deelen van de minder
heid van Burgemeester en Wethouders.
De beraadslaging wordt gesloten.
Punt a van het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt in stemming gebracht.
Het eenig artikel en daarmede de geheele verordening
wordt met '18 tegen 7 stemmen verworpen.
Tegen stemmen de heerenvan Hamel, Sasse, Huurman,
van Tol, J. P. Mulder, Bots. Reimeringer, van Romburgh,
Hoogenboom, Pera, van der Pot, Heeres, Fokker, Vergouwen,
Zwiers, A. Mulder, de Boer en Sijtsma.
Vóór stemmen de heeren: van der Eist, Aalberse, Briët,
Fischer, van der Lip, Hartevelt en Fabius.
De Voorzitter. Hiermede vervalt punt b van het voorstel
van Burgemeester en Wethouders.
XI. Verordening, houdende wijziging van de verordening
van 7 December 1911 (Gemeenteblad No. 41), bepalende het
getal der scholen voor openbaar lager onderwijs te Leiden,
den omvang van het onderwijs op elke school, den bijstand
aan de hoofden der scholen te verleenen, en de bezoldiging
van het onderwijzend personeel.
(Zie Ing. St. No. 122.)
Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd.
De artikelen 1, 2 en 3 en vervolgens de geheele verordening
worden zonder beraadslaging of hoofdeijke stemming aan
genomen.
XII. Voorstel:
a. tot wijziging der begrooting, dienst 1916, in verband
met de vaststelling van het kohier der plaatselijke directe
belasting;
b. tot vaststelling van het kohier der plaatselijke directe
belasting, dienst 1916;
c. tot vaststelling van het vermenigvuldigingscijfer, bedoeld
in art. 9 der verordening, regelende de heffing van eene
plaatselijke directe belasting te Leiden.
(Zie Ing. St. No. 131.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies besloten.
XIII. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke
directe belasting, dienst 1915.
(Zie Ing. St. No. 129.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies besloten.
De Voorzitter. Voor wij thans verder gaan, zou ik gaarne
nog een spoedeischend voorstel willen doen, betrekking hebbende
op het geven van vergunning tot het maken van een zwem
inrichting voor de militairen in het Poelmeer.
Kunnen de heeren goedvinden dat dit voorstel spoedeischend
wordt verklaard, zoo ja, dan is tot dadelijke behandeling
besloten.
De zaak komt hierop neer.
Door den Luitenant-Kolonel, Regimentscommandant alhier,
werd n.l. vergunning verzocht om in het Poelmeer, achter de
tolgaarderswoning van het Leidsche Hek aan den Haarlemmer-
trekvaartweg, een zweminrichting te maken voor de militairen.
De toegang tot de zweminrichting kan worden verkregen
over den berm en verder over' het klaverland dat bij de tol
gaarderswoning behoort; met de pachtster, de Wed. Ciggaar, is
daaromtrent door de militaire overheid een schikking getroffen.
Burgemeester en Wethouders hadden, krachtens de pacht-
voorwaarden, nu alleen aan de pachtster toestemming te