96 DONDERDAG 18 MEI 1916. Vóór stemmen de heeren: van der Eist, Zwiers, Fokker, van der Lip, Bots, Timp, Pera, Fiseher, De Boer, Vergouwen, Sijtsma, Reimeringer, Botermans en van Gruting. Tegen stemmen de heerenvan der Pot, Hartevelt, Tepe, J. P. Mulder, van Hamel, Sasse, F'abius, Huurman, Hoogen- boom, A. Mulder, van Tol en van Romburgh. Het eenig artikel, aldus geamendeerd en daarmede de geheele verordening wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XIII. Verordening tot wijziging van de verordening van 23 Mei 1912 (Gemeenteblad No. 18), op het Rijden. (Zie Irig. St. No. 117). De Voorzitter. Mag ik de heeren er even op attent maken, dat bij ongeluk in de tweede alinea van de Memorie van Toelichting zijn weggelaten de woorden: »en motorrijtuigen." De tweede alinea luidt dus: »ln de lijn, die er eenige jaren «geleden toe leidde, om het gedurende bepaalde uren van »den Zondag geldend verbod van rijwielverkeer op eenige «Singels op te heffen, ligt het o. i., ook het Plantsoen thans «niet langer des Zondagsmiddags voor wielrijders en motor srijtuigen gesloten te houden. Wij stellen U derhalve voor «art. 26 der Verordening op het Rijden te doen vervallen." Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd. Artikel I wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel II, luidende: «Artikel 26 vervalt." De heer Zwiers. M. d. V. Hetgeen ik thans wil opmerken, heeft betrekking op artikel II; omtrent de artt. Ill, V en VI, die ook over het oude art. 26 handelen, zal ik straks mis schien nog iets moeten zeggen. Ik hoop, Mijnheer de Voor zitter, dat dit artikel II, dat beoogt de intrekking van het vroegere artikel 26, dat in de Raadszitting van 2 Mei 1912 tot eenige discussie tusschen ons aanleiding heeft gegeven, op het oogenblik méér instemming mag vinden bij de leden dan toen, en dat daarmede een verkeersbelemmering zal wor den opgeheven, die de meerderheid van den Raad destijds nog noodig achtte. Ik ben dan ook de Commissie voor de Strafverordeningen zeer dankbaar, dat zij ingezien heeft, dat die bepaling niet meer is voor den tegenwoordigen tijd en dat zij meende goed te doen deze belemmering te helpen opruimen. De beraadslaging wordt gesloten. Artikel II wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel III, luidende «In artikel 29 vervalt het cijfer »26". De Voorzitter. Mijne Heeren! Wij zijn vanmiddag toch zoo taalkundig gestemd, dat ik namens de Commissie voor de Strafverordeningen nog een kleine wijziging in dit artikel zou willen aanbrengen. Wij zijn n.l. op het idéé gekomen, dat »26" geen cijfer is, maar een getal. De cijfers gaan maar van nul tot 9 en 26 bestaat uit twee cijfers en is derhalve een getal. Maar het woord: getal.is hier ook weer niet op zijn plaats, omdat dat aangeeft een hoeveelheid, terwijl wij hier meer te doen hebben met een nummering, een volgorde. Ik geloof dus, dat het beste zal zijn, dit artikel kort en bondig te redigeeren, door de woorden: «het cijfer" te schrappen. Dan zal het dus luiden: «In artikel 29 vervalt »26". Gelijke wijziging zal dan moeten worden aangebracht in de artt. V en VI. Art. Ill wordt aldus gewijzigd zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Art. IV wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De artikelen V en VI, beide alsnog door de Commissie gewijzigd door weglating van de woorden «het cijfer", worden eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming aangenomen. De geheele verordening wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Alvorens over te gaan tot de rondvraag moet ik even eene mededeeling doen. Ik kan den Raad mededeelen dat Burgemeester en Wet houders de klachten door den heer Briët in de vorige ver gadering geuit over de telefoon-bediening en de samenstel ling van den telefoongids ter kennis gebracht hebben van de Directie der Algemeene Telefoon Maatschappij. Deze heelt ons geantwoord, dat zij meent te mogen zeggen, dat de wijze waarop hier ter stede, onder het waakzaam oog der Chef telefoniste. de telefoon bediend wordt, niets te wenschen overlaat. Rechtstreeksche klachten van geabonneerden be reikten de Directie dan ook niet. De Directie voegt hieraan toe, dat het haar aangenaam zou zijn, indien abonrié's, zoo zij een onregelmatigheid meenen te ervaren, hiervan onmiddellijk kennis gaven aan de Chef-telefoniste, zooals in het telefoon- boekje onder «klachten" verzocht wordt. Wat de samenstelling van den Gids betreft, merkt de Directie op, dat deze stipt wordt samengesteld overeenkomstig de schriftelijke opgave van den geabonneerde, ook wat betreft de keuze van den letter, waaronder de aansluiting vermeld moet worden. Hierin kan de Directie eigenmachtig geen verandering brengen. Thans geef ik het woord aan den heer Fischer, die eveneens eene mededeeling heeft te doen. De heer Fischer. M. d V. In de vorige vergadering heeft de heer Botermans eene vraag gedaan omtrent hetgeen ge beurt aan den Hoogen Rijndijk. Ik wil thans mededeelen, wat er in den laatsten tijd in verband met de werkzaam heden aan den Hoogen Rijndijk heeft plaats gegrepen. Bij den Raad is indertijd een plan ingediend tot verbetering van dien weg; van te voren was er evenwel reeds aan Rijnland vergunning gevraagd tot het uitvoeren van werken, die er mede in verband stonden, n.l. de vergunning tot het afgraven van een gedeelte van het nog bestaande dijkje. Dit heeft 4 November plaats gehad. In dien tusschentijd was er met de eigenaren onderhandeld over het afstaan van een gedeelte van de voortuinen, voor zoover dit noodig was voor wegver- betering. In de vergadering van 20 Januari is verzocht beschik baarstelling van geld, voor de noodige verbeteringen veieischt. Het antwoord van Rijnland kwam in 3 Februari; hierin werd vergunning gegeven tot het afgraven van het dijkje, terwijl tevens eene voorwaarde werd gesteld voor de afwatering van weg en rioleering. Die voorwaarde was, dat de afwatering naar den polder moest plaats hebben, dus van den Rijn afgekeerd. Dit laatste gat groote bezwaren, te meer, waar er door de Catharinastraat een riool was gelegd, dat de Burg- gravenlaan van vuil ontlastte. Daarom is 15 Februari aan Rijnland verzocht van de laatste bepaling te worden ontheven. Intusschen is het werk aanbesteed geworden, maar voordat het werk gegund werd, is nogmaals aan Rijnland verzocht te antwoorden op het gedane verzoek. 12 April is het ant woord ingekomen, waarin wordt gezegd, dat nog geen be schikking kon worden genomen betreffende het verzoek om wijziging te brengen in de bepaling omtrent de afwatering, maar dat het bovendien nog de vraag zou zijn, of de vroeger gegeven vergunning tot afgraven van het dijkje wel onver anderd zou kunnen worden gehandhaafd. Nader antwoord in deze is gekomen op 22 April en daarbij werd de wensch geuit door Rijnland, dat er zoo mogelijk over een breedte van 2 M. langs den heelen Hoogen Rijndijk een dam zou worden gemaakt, voorzoover die er nog niet is, op een hoogte van 90 c.M. -j- A. P. Het voorgaande had ik in hoofdzaak ook wel in de vorige vergadering kunnen mededeelen, maar ik heb dat niet gedaan, omdat toen juist naar aanleiding van het laatste schrijven van Rijnland, onderhandelingen met Hoogheemraden zijn geopend, zoowel mondeling als schriftelijk. Wanneer ik mij niet bedrieg, bestaat de mogelijkheid, dat in de laatste voor waarde eenige wijziging zal kunnen komen, omdat wanneer aan den eisch wordt vastgehouden, dat er over een kruin breedte van 2 M. een dijk moet worden opgewerkt van 90 c.M. -j- A. P. dat zeer bedenkelijk zal zijn voor de achter liggende huizen. Dit is de eerste mededeeling geweest, die ik wilde doen. Verder heb ik nog een mededeeling van geheel anderen aard. Zooals de heeren bekend is, zijn hier onlangs verschil lende scholen ontruimd. Intusschen is op 16 Mei een nader bericht ingekomen van militaire zijde, waarbij werd mede gedeeld, dat het niet onwaarschijnlijk is, dat op een nader, niet genoemd, tijdstip hier weder een gedeelte van de troepen in garnizoen zal terugkomen, zoodat wordt verzocht om voor- loopig daarvoor ter beschikking te houden de Stadsgehoorzaal, de school aan den Maresingel, de school aan de Paul Kruger- straat en de hekkenloods op de Lammerenmarkt. Er is tevens verzocht de overgave van die gebouwen, die reeds had plaats gehad als ongedaan te beschouwen. Het gevolg zal dus zijn, dat de scholen aan den Maresingel en aan de Paul Kruger- straat, die ontruimd zijn, voorloopig leeg zullen blijven staan en dus niet voor onderwijsdoeleinden zullen kunnen worden gebruikt; evenzoo de Stadsgehoorzaal. Al die gebouwen zullen dus verder niet in orde worden gemaakt, maar blijven voor loopig ter beschikking van de militaire autoriteiten. De heer Botermans. M. d. V. Het is mij opgevallen, dat met de werkzaamheden aan den Hoogen Rijndijk zooveel spoed

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 8