DONDERDAG 18 MEI 1916. 95 De heer Sijtsma. Verkeerd? De Voorzitter, Hij acht zijn stelsel beter! Het is hier slechts eene kwestie van systeem. Door den Raad is nu het andere systeem aangenomen. Men moet evenwel niet meenen, dat het hier eene kwestie van billijk heid of onbillijkheid is. Dit is het in het geheel niet. Nu heeft men hier in Leiden tot ultimo December noodig een som van 34000.—. Nu is het de vraag, hoe moet dit bedrag worden verdeeld. Geeft men aan iedereen wat, dan zullen de menschen met groote gezinnen minder krijgen dan nu het geval is. Zegt men: ieder ontvangt '10% van zijn loon als toeslag, dan komt men tot eene heel andere verdeeling. Dit is in de stukken heel duidelijk uiteengezet. Bij het systeem, dat door Burgemeester en Wethouders wordt gevolgd, kr ijgen degenen, die het meest behoefte hebben aan toeslag, relatief en absoluut meer dan volgens het andere systeem. Bij de Rijksregeling, waar 8% op het loon als toeslag wordt gegeven en nog zooveel per kind, daar is het percentage veel lager dan volgens ons systeem. Want zelfs, als men een gelijk bedrag toekende, zou dit, percentsgewijs berekend, voor de lagere loonen veel meer zijn dan voor de hoogere. Het absolute ligt hierin, dat men beneden een salaris van ƒ825.— ƒ2.40 krijgt en op een salaris van meer dan 825.ƒ1.60. Relatief en absoluut hebben derhalve de werklieden met de laagste loonen en de grootste gezinnen den meesfen toeslag. Het spreekt vanzelf, dat men zich moest beperken tot het bedrag, dat door den Raad voor dit doel is gevoteerd geworden. Er is evenwel geen enkele gemeente in ons- land, die naar ver houding van het aantal inwoners en werklieden zooveel aan toeslag heeft besteed. Nu is er in Amsterdam eene regeling getroffen, die wellicht voor de werklieden nog iets voordeeliger is, maar dit weet ik niet zoo precies. Ik heb nog geen tijd gehad deze regeling te bestudeeren. Ieder weet, dat men niet mag zeggen, dat als eene plaats 10 maal zoo groot is als eene andere, deze dan ook 10 maal zooveel gemeentewerklieden in haar dienstheeft. Dit is niet 10 maal maar misschien wel 15 maal zooveel. Dit wordt veroorzaakt door de groote bedrijven. Dit is evenwel zeker, dat tot op dit oogenblik hier de hoogste uitkeering is gegeven. Het bedrag is hier naar verhouding veel hooger dan in Utrecht, Delft, Groningen en in andere plaatsen. Het is waar, dat, nu de toeslag niet aan iedereen wordt gegeven, er zijn, die ontevreden zijn met deze regeling, maar zou men dit andere systeem gaan toepassen, dan zou den de werklieden met de' laagste loonen en de grootste ge zinnen minder ontvangen dan thans het geval is. Er zijn er nu wel, die niets krijgen, die zeggen: ik zou ook wel wat willen hebben, maar daar is nu eenmaal niets aan te doen. Het is thans de derde maal, dat deze zaak aan de orde is en ik hoop, dat men er niet meer zoo dikwijls op terug zal komen. Ik meen wel te mogen opmaken uit hetgeen gesproken is, dat men bereid is tot stemming over te gaan of wellicht zonder stemming het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te nemen. De beraadslaging wordt gesloten. Aangezien de heer van Tol zijn motie heeft ingetrokken, is punt A van het voorstel mitsdien vervallen. Vervolgens wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkom stig punt B van hét praeadvies besloten. XII. Verordening tot wijziging van de verordening van 12 October 1905 (Gemeenteblad no. 25), op het Bouwen en Sloopen. (Zie Ing. St. No. 116.) Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd. Beraadslaging over het eenig artikel luidende: »De aanhef van artikel 63 van bovengenoemde verordening wordt gelezen als volgt: «Wanneer rookgassen, dampen of kwalijke geuren zich verwijderende enz." De heer Sijtsma. M. d. V. Ik kan niet zeggen, dat ik zoo heel veel voor deze wijziging gevoel. Het komt mij niet zoo erg voor, wanneer de menschen, die zoo'n fijngevoeligen neus hebben, eens een dergelijken kwalijken geur om met Uw woorden te spreken, Mijnheer de Voorzittermoeten opsnuiven. De een vindt ze «kwalijk", den ander hindert het niet. Wat betreft die woorden «kwalijke geuren" zou ik toch nog wel even iets in het midden willen brengen. Mijnheer de Voorzitter, er wordt in het praeadvies gezegd, dat die woor den met zorg gekozen zijn, maar naar mijn bescheiden mee ning deugt, die term absoluut niet. Ik heb er eens een woordenboek op nagezien en er over gesproken met onder wijzers meestal wandelende woordenboeken en daarbij is mij gebleken, dat «kwalijk" zoo goed als nooit wordt ge bruikt als bijvoeglijk naamwoord, in ieder geval niet bij een zelfstandig naamwoord als «geur". «Kwalijk" kan slaan op allerlei zaken. Iemand kan b.v. kwalijk loopen; een zaak loopt wel eens kwalijk, men neemt iemand iets kwalijk enz. Dan is het echter een bijwoord. Maar de uitdrukkingkwalijke geuren, zal men in geen enkel woordenboek aantreffen. In een der gelijk geval spreekt men wel van: «kwalijkriekende" geuren. Ik geloof dus, dat de door de Commissie met zorg gekozen woorden, niet in onze taal voorkomen. Wilt U het toch aldus uitdrukken, Mijnheer de Voorzitter, dan zult U derhalve «kwalijke geuren" moeten veranderen in: «kwalijkriekende geuren". De Voorzitter. Wilt U een amendement in dien geest indienen De heer Sijtsma. Misschien zoudt U mijn denkbeeld wel over willen nemen. De Voorzitter. Tegen het woord «kwalijkriekende" heb ik geen bezwaar, maar ik meen, dat het een pleonasme isdaarenbo ven gebruikt men «kwalijk" ook als bijvoeglijk naamwoord. De heer Sijtsma. Niet in een dergelijke combinatie! De Voorzitter. Als het een bijvoeglijk naamwoord is, kan het hier ook gebruikt worden en een feit is dat het wordt gebruikt als een adjectief. In den regel zegt men kwalijk riekende geuren dat geef ik toe maar «kwalijke geu ren" is bepaald goed Hollandsch. De heer Sijtsma. Welk woordenboek U ook openslaat, in geen een zult U «kwalijk" aantreffen, gevolgd door een sub stantief als dit. Wel zult U heele reeksen uitdrukkingen aan treffen, als: kwalijk dit en kwalijk dat, waar het dus bijwoor delijk is gebruikt; maar nooit zult U vindenkwalijke geuren of welke andere dingen ook. De heer Vergouwen. M. d. V. Toen ik deze uitdrukking zag, dacht ik dat Burgemeester en Wethouders haar misschien ontleend hadden aan het een of ander wetboek, waar ook die term in voorkwam, en dat men hem daarom na zorgvuldige beoordeeling had overgenomen. Men kan wel eens van die eigenaardige termen in wetboeken vinden, die buiten het dagelijksch gebruik vallen. Maar wanneer men de gewone spreektaal wil aanwenden, dan is «kwalijkriekend" het woord. Dat geeft hier duidelijk weer, hetgeen men bedoelt, en het is ook geen pleonasme. De heer van der Pot. M. d. V. Ik geef toe, dat «kwalijk riekend" een term is, dien men veel hoort, maar bij het woord geur vind ik dat bijvoeglijk naamwoord toch minder op zijn plaats. «Riekend" bij het woord geur lijkt mij een pleonasme en daarom, ik weet niet zoo gauw een voorbeeld wan neer het vaststaat, dat kwalijk meer voorkomt als bijvoeglijk naamwoord, acht ik het beter dezen term hier te houden. Kwalijkriekende geuren acht ik geen goede uitdrukking. De Voorzitter. Ik geloof ook wel, dat «kwalijkriekend" ge bruikelijker is dan «kwalijk", maar kwalijk wordt als bijvoeglijk naamwoord toch wel gebruikt. Als scheldwoord komt het bv. voor. Men spreekt van een kwalijken kerel. Indien gij ver langt, dat de redactie in dien zin zal worden veranderd, dat in plaats van «kwalijk" gelezen moet worden kwalijkriekend, dan zult gij een amendement moeten indienen. De heer Sijtsma. Dat zal ik dan doen. Moet het nog schrif telijk worden ingediend De Voorzitter. Ja, zeker. Terwijl gij Uw amendement op schrijft, wil ik nog antwoorden op hetgeen verder door U gezegd is geworden. Gij vindt deze wijziging niet goed. Gij moet evenwel niet vergeten, dat men ons van bevoegde zijde hierop heeft attent gemaakt. Men heeft gezegd, dat dit eene zeer noodige verbetering was. Zooals ook blijkt uit de toe lichting van ons voorstel, bestaat het voornemen om de visch- bakkerijen op te nemen in de Hinderwet. Ik zie dan ook niet in, waarom men een ander met stank niet evenzeer zou kunnen hinderen als met rook of damp. Het bezwaar, dat gij tegen deze wijziging hebt, zie ik niet in. Thans is bij mij ingekomen het volgende amendement onderteekend door den heer Sijtsma: «Ondergeteekende stelt voor in het eenig voorgesteld artikel het woord «kwalijke" te veranderen in «kwalijkriekende." Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer Sijtsma wordt in stemming gebracht en aangenomen met 14 tegen 12 stemmen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 7