98
DONDERDAG 18 MEI 1916.
van dat riool. Hierop heeft de Wethouder geantwoord, dat
dit gelegd was zonder vergunning van Rijtdand. Hij noemde
dit eene vergissing. Hierin nu vindt de heer Sijtsma aanleiding
om aan Rijnland een verwijt te richten, waarbij ik mij in het
geheel niet wensch aan te sluiten.
Ik weet niet oi de heer Sijtsma alles kan beoordeelen. Ik
zeker niet.
De heer Sijtsma. Ik kan lang zooveel niet beoordeelen als gij.
De heer Fokker. Ik weet niet, of wellicht niet de water
staatkundige toestand van deze streek aanleiding heeft ge
geven, dat Rijnland gemeend heeft zijne vergunning voorloopig
althans in te trekken. Wanneer dit inderdaad de reden is
geweest van Rijnlands handelwijs, dan acht ik het toch van
meer belang, dat dit gedeelte van ons land behoed wordt voor
overstrooming dan dat de dames en heeren op den Rijndijk
over een klinkerpaadje wandelen. Ik kan mij daarom niet
aansluiten bij het verwijt van den heer Sijtsma aan Rijnland
gemaakt. Ik wil daar uitdrukkelijk tegen opkomen.
De Voorzitter. De heer Sijtsma dacht zeker: aan de ééne
zijde mag de dijk wel worden afgegraven, waarom dan ook
niet aan den anderen kant van de stad.
De heer Sijtsma. Neen, Mijnheer de Voorzitter, daar heb
ik niet eens aangedacht. Ik kan evenwel de handelwijze van
Rijnland om eerst vergunning te geven en dan later daar
weer op terug te komen allerminst rechtvaardigen. Dit kan
het tegenover het gemeentebestuur, dat reeds-zooveel kosten
voor de uitvoering heeft gemaakt, niet verantwoorden. Of dit
in verband staat met het behoeden van dit district voor water
vloeden, kan ik niet beoordeelen. Dit kan de heer Fokker
misschien beter dan ik. Maar dan had Rijnland zich daar
dadelijk op moeten bedenken.
De heer Hoogenboom. M. d. V. Naar aanleiding van de op
merking van den heer Sijtsma wil ik opheldering geven van
de handelwijze van Rijnland.
Eind Januari is de vergunning verleend. Deze is nu niet
ingetrokken, maar men heeft de gemeente Leiden in over
weging gegeven of er geen verandering in het werk kon worden
gebracht, omdat het door de doorbraken van Zuiderzeedijken
en de daardoor in Noord-Holland voorgekomen overstroomings-
ramp gebleken is, dat de Rijndijk van meer beteekenis is dan
men in den laatsten tijd wel heeft gemeend. Rijnland is dus
niet geheel teruggekomen op de vroeger gegeven vergunning;
alleen heeft men aan Burgemeester en Wethouders gevraagd,
of het niet mogelijk zou zijn den dijk minder af te graven
dan oorspronkelijk de bedoeling van Burgemeester en Wet
houders was.
Do Voorzitter. Ik geloof, dat dit punt thans wel als afge
handeld kan worden beschouwd. Ik geef thans het woord aan
den heer van der Pot tot het doen van eene vraag.
De heer vA.N der Pot. M. d. V. Een enkel woord over het
dezer dagen gepubliceerd tarief van de gemeentelijke zwem
inrichting. Ik wil dadelijk zeggen, dat dit tarief mij zeer heeft
teleurgesteld, na hetgeen in den Raad hierover gesproken is,
in verband met de vaststelling van het contract met de
Leidsche Zwemclub.
Ik breng in herinnering, dat ik bij die gelegenheid een
amendement heb voorgesteld om naast het gewone tarief voor
enkele uren daags een tarief, lager dan het normale, in te voeren,
met het doel om de inrichting aldus meer onder het bereik
te brengen van de geheele bevolking van Leiden en toen is
een van de gewichtigste argumenten in de bestrijding van den
heer Fischer wat misschien wel den doorslag heeft gegeven
bij de verwerping van mijn amendement het volgende ge
weest. De heer Fischer merkte op, dat het tarief dat verleden
jaar heeft gegolden en, naar zich het aanzien, ook zou gelden
voor het aanstaand seizoen, eigenlijk zoo laag was dat er feite
lijk aan een tusschentarief, het midden houdende tusschen
het normale tarief van deze inrichting en het kostelooze bad in
den Heerensingel, geen behoefte bestond.
Nu komt het mij echter voor, dat het tarief, zooals het nu
bekend is uit de publicatie in de courant in het geheel niet
beantwoordt aan de verwachtingen, die toen zijn opgewekt.
Ik ging nogeens na, wat de heer Fischer indertijd opmerkte,
en vond de volgende uitlating in zijn eerste rede. »Het vorige
»jaar waren knipkaarten te krijgen van 20 baden voor f 1.50
»en wanneer de voorgestelde tarieven van de Zwemclub door-
»gaan, dan zal waarschijnlijk de prijs per bad nog minder
»zijn dan 7-t cent en komt de zweminrichting dus nog binnen
»het bereik van heel wat meer menschen, dan tot nog toe
»het geval is geweest." Nu meen ik toch, dat door deze zin
snede de indruk gewekt is moeten worden, dat we zouden
krijgen een goedkoop tarief, ook voor enkele baden. Wel
heeft de heer Fischer in zijn tweede rede speciaal gesproken
over een laag abonnementstarief, maar uit hetgeen ik zooeven
aanhaalde, kon toch moeilijk begrepen worden, dat alleen dit
abonnementstarief goedkoop zou zijn. Waar wij toch zien, dat
de prijs van een enkel bad niet minder zal bedragen dan 30
cent, welke prijs gereduceerd wordt tot 20 cent, wanneer
men 10 badkaartjes tegelijk neemt, waarbij men dan echter
nog zelf voor badgoed moet zorgen, daar lijkt mij dat, in
vergelijking met andere plaatsen, verre van goedkoop, ja
komt het mij zelfs zeer hoog voor. Het is waar, dat het abonne
mentstarief niet hoog is en zelfs billijk kan worden genoemd,
althans wanneer men daarbij uitgaat van personen, die in de
gelegenheid zijn dagelijks te zwemmen gedurende het geheele
seizoen, maar men vergete niet, dat dit betrekkelijk uitzonde
ringen zijn. Er zijn tal van menschen, die vooreerst niet in
de gelegenheid zijn om dagelijks naar een zweminrichting
heen te gaan en voor wie in de tweede plaats een bedrag
f 6.alleen voor zwemgenot, een tamelijk hooge uitgave is.
Wanneer men daarbij nog in aanmerking neemt, dat als tweede
argument'tegen hetgeen ik destijds verdedigde, is gebezigd,
dat in de maanden van het vorige jaar, toen de inrichting
geopend was, er zoo'n enorme toeloop had plaats gehad, zoodat
de inrichting gedurende den geheelen dag bezet was, dan komt
het mij voor, dat het al bijzonder onlogisch is juist de abonne
mentstarieven, die toch bestemd zijn voor menschen, die er
vrijwel dagelijks komen, laag te stellen en men veeleer
het nemen van een enkel bad had kunnen vergemakkelijken.
In elk geval het tarief, zooals het nu is, heeft mij teleur
gesteld en wanneer ik van te voren had geweten, dat dit
tarief zou komen, dan was ik niet gekomen met een voorstel
om naast het normale tarief nog een lager tarief in te voeren,
maar dan had ik voorgesteld, dat de geheele regeling voor
behouden zou blijven aan den Raad en dus niet zou worden
overgelaten aan de Leidsche Zwemclub, in overleg met Burge
meester en Wethouders. Bovendien ben ik achteraf ook tot
de meening gekomen, dat zooals het nu gebeurd is, uit een
staatsrechtelijk oogpunt om eens een groot woord te ge-
gebruiken niet zonder bedenking is. Het is hier immers
een gemeentelijke inrichting en de tarieven voor het gebruik
van een gemeentelijke inrichting behooren geregeld te worden
door den Raad zelf, en niet door een particuliere club in
overleg met Burgemeester en Wethouders.
Intusschen is op deze quaestie thans niet terug te komen.
De Raad heeft nu eenmaal voor dit jaar de zaak uit handen
gegeven, zoodat de tarieven voor dit jaar aldus zullen blijven
gelden. Ik zou echter wel aan Burgemeester en Wethouders
willen vragen, hoe zij er toe gekomen zijn tot een tarief mede
te werken, dat m. i. niet is in den geest van den Raad, niet'
slechts van degenen, die destijds voor mijn amendement hebben
gestemd, maar ook niet van hen, die dit onnoodig vonden, omdat
zij meenden dat de inrichting toch tegen een niet te hoogen
prijs, dus ten gerieve van een groot gedeelte der Leidsche
bevolking, opengesteld zou zijn.
De heer Fokker. M. d. V. Ik zou ook nog eene enkele
vraag willen doen. Mij is ter oore gekomen, dat van militaire
zijde getracht is met de Zwemclub tot overeenstemming te
komen betreffende de gebruikmaking van de zweminrichting
door militairen. De Zwemclub was evenwel hier niet voor te
vinden, wat tengevolge heeft gehad, dat er van militaire
zijde over gedacht wordt eene zweminrichting te maken.
Men is hiertoe genoodzaakt, omdat het tarief te hoog is, dan
dat er door de militairen gebruik van zou kunnen worden
gemaakt. Wanneer dit bericht juist is, zouden er dan geen
maatregelen kunnen worden beraamd om te bewerken, dat
ook militairen van de zwemschool gebruik kunnen maken?
De heer Fischer. M. d. V. Naar aanleiding van hetgeen
de heer van der Pot heeft gezegd moet ik opmerken, dat uit
het oog wordt verloren, dat hier te stede nog eene tweede
zwemgelegenheid bestaat, waar men voor zeer weinig geld
terecht kan. Ik herhaal, wat ik reeds een vorig maal heb
gezegd, en waar het meerendeel van den Raad het mee eens
is, dat wij hier te doen hebben met eene zwemschool, waar
voor moet worden betaald. Deze zwemschool is dus niet inge
richt voor on- of minvermogenden maar voor een publiek,
dat in staat is een matigen prijs te betalen. Toen ik de vorige
maal sprak van een tarief van f 6 heb ik bedoeld het abon
nementstarief. Nooit heb ik beweerd, dat het tarief van het
vorig jaar ook dit jaar gelden zou. Ik had er goede reden
voor om dit niet te zeggen. Het vorig jaar is de zwemschool
geopend half Augustus. Men kon toen geen abonnements
tarief meer gaan vaststellen, maar men heeft een goedkoop
voorloopig tarief bepaald met de bedoeling om te zien of de
zwemschool iets zou opleveren en om de zwemschool bij het
publiek ingang te doen vinden. Nooit heeft men evenwel eene
andere bedoeling gehad dan om, wanneer een geregelde toe
stand zou zijn ingetreden een tarief vast te stellen, zooals dit
overal elders gebeurt. Nu zegt de heer van der Pot, dat het