DONDERDAG 4 MEI 1916.
81
de scheikunde. Wanneer hij daartoe dan bekwaam is, gaat hij
weg en komt er weer een ander om opgeleid te worden. Op
die wijze zou het worden een opleidingsschool voor amanuenses
en dat is de Hoogere Burgerschool toch zeker niet. Ik
kan er dan ook niet voor zijn om in deze benarde tijdsom
standigheden, waar men meer dan ooit te rade moet gaan
met de financieele draagkracht van de gemeente, een tweeden
amanuensis te benoemen. Iedere honderd gulden, die door
de gemeente worden uitgegeven, zijn te zamen gebracht in
dubbeltjes en centen bij den gemeente-ontvanger. Ieder
bedrag, dat wij voteeren, moet door de belastingschuldigen
worden opgebrachtlaten wij toch nooit vergeten dat wij
niet over onze eigen portemonnaie zitten te beschikken.
Wanneer mij niet met klem van redenen duidelijk wordt
gemaakt, dat deze uitgave noodzakelijk is, zal ik mijn stem
niet kunnen geven aan dit voorstel.
De heer J. P. Mulder. M. d. V. Ik vind het verzoek van
den Directeur der Hoogere Burgerschool niet zoo overdreven.
Degene, die bekend is met het onderwijs in de vierde en
vijfde klasse, weet, dat van den amanuensis zeer veel wordt
geëischt, niet alleen tijdens het onderwijs, maar ook buiten
de schooluren, b.v. voor het nazien der instrumenten. Hoe
beter de amanuensis deze verschillende werkzaamheden kan
verrichten, des te gemakkelijker voor de leeraren, zegt de
heer Fokker, ja maar dit komt toch zeker ook aan het onder
wijs zelf ten goede. Bij de opening van de Hoogere Burger
school is een tijdelijke hulpkracht aangesteld, en de Directeur
wil daarvan nu een vaste betrekking maken. Die vraag is
alleszins billijk, en ik zou niets liever zien, dan dat dit ver
zoek werd ingewilligd.
De heer Zwiers. M. d. V. Hoewel het ook mij leed doet,
dat wij weer een greep zullen moeten doen in de gemeentelijke
schatkist, zal ik toch medegaan met het voorstel van Burge
meester en Wethouders en met het verzoek van de Com
missie van Toezicht.
De bezwaren, welke zijn geopperd tegen de aanstelling van
een tweeden amanuensis, deel ik niet. Ik acht een dergelijke
benoeming inderdaad noodig. Immers, van een amanuensis
zullen zoovele uiteenloopende werkzaamheden worden geëischt,
zoowel in het laboratorium voor natuurkunde als in dat voor
scheikunde, dat die bezwaarlijk door één amanuensis kunnen
worden verricht. Zoo is het een eerste vereischte, vooral bij
scheikunde, dat de amanuensis het glasblazen verstaat. Wan
neer er iets breekt, kan men niet even loopen naar den heer
Mulder of den heer van Deene, om bijv. een nieuw buisje
van den vereischten vorm te halenmen zou ze trouwens
nergens in voorraad hebben. Voor de verschillende proeven
zijn telkens andere vormen van buisjes noodig, al of niet
met ingeblazen bolletjes of andere verwijdingen, en die moeten
in het laboratorium zelf kunnen worden vervaardigd, omdat
zij niet direct in den handel verkrijgbaar zijn. Om verder
de proeven goed te doen slagen is het een eerste vereischte,
dat de amanuensis de proeven althans begrijpt, zoodat
de proef niet door onbeholpenheid van den helper mislukt
en het onderwijs daardoor wordt geschaad. Daarbij acht ik
het onmogelijk, om van iemand, die ook kennis van instru
mentmaken moet bezitten, te eischen, dat hij de flesschen
spoelt en talels boent. Die werkzaamheden kan men niet
meer door één persoon verricht krijgen. Men heeft werkelijk
een flink en bekwaam persoon noodig, vooral nu de tegen
woordige richting niet meer zoozeer gaat naar oude talen,
doch hoe langer hoe meer naar natuur- en scheikunde. En
wanneer men een bekwaam persoon wil hebben, kan men
dien tevens niet de flesschen laten spoelen; daarvoor moet
een mindere kracht worden aangesteld. Die is er bovendien
tot dusverre ook geweest in den vorm van een tijdelijke
werkkracht.
Op grond hiervan kan ik mij zeer goed met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders vereenigen.
De heer Pera.. M. d. V. Op het oogenblik meen ik nog
te moeten medegaan met hen, die de voordracht hebben
bestreden.
De vraag is gedaan, welke eischen aan een dergelijk per
soon kunnen worden gesteld en welke werkzaamheden hij
kan verrichten. Met de kennis, die ik er van heb, geloof ik,
dat één persoon wel kan verrichten de verschillende werk
zaamheden, welke aan deze taak zijn verbonden. Wij moeten
een bekwaam persoon benoemen, wordt er gezegd en hem
geen werkzaamheden opgedragen, die volgens den heer Zwiers
beneden zijn waardigheid zijn.
Ik meen, dat het het beste zal zijn slechts één amanuensis
te benoemen en dat men dan daarvoor neemt een alleszins
bekwaam persoon en laat men dan verder afwachten, hoe de
zaken loopen zullen. Wanneer men nu al begint met er
twee aan te stellen, dan ben ik van meening, dat het niet
heel lang zal duren, of men zal komen met het voorstel tot
salarisverhooging. De tegenwoordige salarieering acht ik voor
zulk een uitmuntend man, als men nu wenscht, veel te laag.
Voor dit salaris kan men zoo iemand niet krijgen. Het
salaris zou dan moeten worden verhoogd eri wanneer men
daar eenmaal mede begint, kan dit een dure geschiedenis
worden. Het lijkt mij derhalve het best op het oogenblik
slechts één amanuensis te benoemen en dan maar voorloopig
af te wachten. Wat vroeger kon door middel van een tijdelijk
amanuensis, zal toch nu ook wel kunnen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik sluit mij volkomen aan bij
het zeer verstandige woord, dat de heer Pera hierin heeft
gesproken. Ik moet hier echter bij opmerken, dat ook mij
evenals de heer Fokker, het betoog van den Wethouder heeft
teleurgesteld. Hij heeft gezegd, wat ik ook al had beweerd,
dat volgens den Directeur er een tweede amanuensis noodig
is. Ik heb den vroegeren amanuensis den heer Ingeneeger
altijd gekend als een zeer flink man, maar hij was oud, een
jongere man kan toch iets meer doen. Waar nu men een
nieuwen moest hebben, heeft men ten onrechte gezegd: één
is niet voldoende, er moet een tweede bij komen. Ik ben het
met den heer Zwiers eens, dat men voor deze betrekking
een zeer bekwaam man mdet hebben. Die zijn er wel te
krijgen. Zij worden hier in Leiden op de school voor Instru
mentmakers onder leiding van prof. Kamerling Onnes opge
leid. Het zijn menschen, die het glasblazen en al wat er
verder vereischt wordt, kennen. Zoo iemand moet natuurlijk
goed bezoldigd worden. Men moet evenwel niet meenen, dat
dit zulke heeren zijn, dat zij geen flesschen zouden kunnen
spoelen. Het zijn jongens uit het volk, die heusch niet bij
eenig onaangenaam werk zullen zeggendat doen wij niet.
Wil men iemand, zooals de heer Zwiers heeft geteekend, dan
moet deze nog veel meer salaris ontvangen dan er nu wordt
voorgesteld. Ik ben van meening. dat het voordeeliger zal zijn
om één goede te nemen en die flink te salarieeren dan twee.
Na de flinke verdediging van den heer Péra en na er nog
maals op gewezen te hebben, dat het de Directeur is, die er
een tweede bij verlangt, stel ik voor slechts één amanuensis
te benoemen. Dan kunnen Burgemeester en Wethouders voor
mijn part straks komen met een voorstel tot salaris-ver-
hooging.
De Voorzitter. Slechts een enkel woord. Ik geloof, dat
hier een misverstand heerscht, wat aangaat het werk, dat
een amanuensis heeft te doen.
Op de Hoogere Burgerschool heeft de leeraar in de Natuur
kunde 20 lesuren plus nog 3 installatieuren; verder heeft de
leeraar in de scheikunde eveneens 20 uren plus 3 installatie
uren. In ieder geval heeft de amanuensis dus 40 lesuren in
schei- en natuurkunde te verzorgen, er de voorbereidingen
voor te treffen, op te ruimen enz. Voorts moet hij altijd
aanwezig zijn om te kunnen assisteeren.
Nu geef ik volkomen toe, dat hij wel eens een half uurtje
flesschen kan spoelen; daarin is niets vernederends gelegen.
Integendeel, het lijkt mij een aardig werkje! De heeren moeten
evenwel niet vergeten, dat er daarenboven nog zijn de z. g.
voorbereidende uren, waarin de instrumenten moeten worden
klaargezet. Voor het in elkaar zetten der proeven voor de
natuurkundelessen is zeer veel kennis noodig ik heb de
H.B.S. zelf afgeloopen en kan het beoordeelen waarvoor
men een eenigszins wetenschappelijk man moet hebben.
Daarbij komen vrij ingewikkelde instrumenten te pas. Een
amanuensis voor de scheikundelessen heeft het gemakkelijker,
maar ieder zal toegeven, dat die verschillende zaken niet door
één persoon kunnen geschieden.
Het eenige verschil is nu, dat er volgens dit voorstel
zullen komen twee personen, die voor hun taak berekend
zijn, en anders één persoon (dien de heer Sijtsma hooger
wil salarieeren) en een zooeven dusgenaamde flesschenspoeler.
De heer Sijtsma wil iemand hebbendie nog veel knapper is,
zoodat er spoedig een voorstel kan komen, om diens salaris
te verhoogen. Ik geloof, dat de oplossing welke door Burge
meester en Wethouders is aangegevende beste is. Wanneer
men altijd een soort bijloopertje heeft, dat er niets van weet,
is dat niet goed. Ik geef volkomen toe, dat de tweede man
volgens het voorstel van Burgemeester en Wethouders hier
op den duur zijn brood niet zal vinden en ergens anders
een betrekking zal gaan zoeken, maar waarom mag dat niet
gebeuren? Ik vind dat zelfs heel verstandig.
Ik geloof inderdaad, dat deze scheiding goed is. Het is in
ieder geval beter, twee personen te hebben, die beide voor
hun taak zijn berekend. Iemand, die in staat is glas te blazen
en dergelijke dingen te verrichten, is beter dan een flesschen
spoeler.
Nu zeide de heer Sijtsma met een sneerDe school is
tegengevallen. Dat is echter volstrekt niet het geval. Ik heb
eens ergens gelezen, heel tendentieus: de school kost wel
vier ton. Het betreft hier echter een raming die f 20000.
is meegevallen. Ik geef toe, dat de school niet goedkoop is,