DONDERDAG 4 MEI 191(5. 75 De heer Sijtsma. M. d. V. Ik vind uwe houding tegenover mijn voorstel niet zeer welwillend. Een soortgelijk geval heeft zich reeds zoo menigmaal hier voorgedaan. Toen ik de vorige maal aan het eind van de vergadering dit voorstel deed, had het maar zeer weinig gescheeld of het was in stemming ge bracht. Het is er toen evenwel niet van gekomen, omdat er zooveel heeren heen gingen. Gij hadt er evenwel geen bezwaar tegen. Nu zou ik er niets tegen hebben, wanneer U zei: het mag niet; wanneer het hier gold een wet van Meden en Perzen. Maar zoo beschouwen wij het Reglement van Orde zeker niet. Het zal ditmaal de eerste keer niet zijn, dat er van zou worden afgeweken. Ik zie niet in, waarom daar nu dan zoo scherp de hand aan moet worden gehouden, waar het hier eene zoo eenvoudige zaak geldt, eene zaak, die reeds zoolang heeft getraineerd, dat men er zich buiten den Raad over verbaast, dat ze nog niet is afgehandeld geworden. Zij dateert al van jaren her. Waren de heeren de vorige maal gebleven, dan zou er over gestemd zijn geworden, maar op uw verzoek is het uitgesteld geworden. Eigenlijk is het dus niet eens een nieuw voorstel. De zaak zal er wel niet onder lijden, wanneer zij een 14 dagen wordt uitgesteld, maar ik vind uwe houding tegen over mijn voorstel niet heel welwillend. Dit wilde ik even opmerken. Wanneer er altijd aan deze bepaling werd vast gehouden, dan zou ik er niets van hebben gezegd, maar er zijn antecedenten, die het tegendeel bewijzen. De heer Fokker. M. d. V. Ik wil het voorstel van den heer Sijtsma ondersteunen. Tevens zou ik U willen vragen of dit voorstel niet spoedeischend zou kunnen worden verklaard, dan zou het nu toch in behandeling kunnen komen. Het geldt hier eene zeer eenvoudige zaak, waaromtrent Burgemeester en Wethouders geen praeadvies behoeven uit te brengen. Het is eene zaak, waar Burgemeester en Wethouders materieel en formeel betrekkelijk buiten staan. Ik wil hieraan wel de eerlijke bekentenis toevoegen, dat ik de oorzaak ben, dat de heer Sijtsma zijn voorstel eerst zoo laat heeft ingediend. Ik had op mij genomen dit voorstel te redigeeren, maar ik ben door omstan digheden hiermede in gebreke gebleven. De heer Aalberse. M. d. V. Ik geloof werkelijk, dat men nu de zaak toch wel een weinig te veel opblaast. Indertijd is op voorstel van den heer Fokker besloten, om deze zaak aan te houden, en nu meen ik toch, dat, waar zij reeds zoolang is aangehouden, de vraag, of zij thans veertien dagen zal worden uitgesteld, van bitter weinig belang is. Nu meende de heer Fokker, dat het voorstel spoedeischend zou kunnen worden verklaard. Ik geloof evenwel, dat de Raad alleen spoedeischend kan verklaren datgene, wat werkelijk ook spoedeischend is. Hoeveel belang ik in deze zaak ook stel, moet ik toch verklaren, dat zij niet zóó spoedeischend is, dat zij niet veertien dagen zou kunnen wachten. Het standpunt van U, mijnheer de Voorzitter, in deze is volkomen juist. Wanneer in het Reglement van Orde wordt bepaald, dat een voorstel slechts in behandeling kan komen, wanneer het 24 uur te voren is ingediend, moet men zich daaraan houden, tenzij er zeer bizondere omstandigheden aanwezig zijn, die het wettigen, om daarvan af te wijken. Hoezeer ik dus gevoel voor deze zaak, moet ik toch steunen het voorstel van den Voorzitter, dat volkomen correct is en in overeenstemming is met het Reglement van Orde. De heer van der Lip. M. d. V. Gaarne wil ik verklaren, dat ik het in deze geheel eens ben met het hetgeen door den heer Aalberse is gezegd. Ik wil hieraan nog slechts één dins toevoegen. De heer Sijtsma deed het voorkomen, alsof U, mijnheer de Voorzitter, met twee maten meet, en in het eene geval er niet op let, of een voorstel binnen den bepaalden tijd is ingediend, en in het andere geval wel. De heer Sijtsma verkeert, geloof ik, evenwel ten deze in dwaling. Wanneer mag men desnoods vlak voor de vergadering een voorstel indienen? Alleen wanneer het betreft een amende ment op een aanhangig voorstel. Immers, art. 27 van het Reglement van Orde bepaalt: „Ieder lid van den Raad heeft het recht, op een aanhangig voorstel vóór of staande de vergadering wijzigingen in te dienen, mits schriftelijk." De heer Sijtsma zal dus waarschijnlijk het oog hebben gehad op voorstellen, die betrekking hadden op aanhangige voorstellen, en die mag men vóór, zelfs tijdens de vergadering indienen. Een voorstel, los van hetgeen zal worden behan deld, moet echter 24 uur te voren bij den Voorzitter zijn ingediend. Zie artikel 26 van het Reglement van Orde. De heer Sijtsma. Het voorstel was aanhangig De heer van der Lip. De zaak is alleen bij de rondvraag besproken, maar het voorstel was nog niet aanhangig. De Voorzitter heeft volkomen terecht gezegd, dat hij zich moet houden aan het Reglement van Orde, en de heer Aalberse heeft er terecht op gewezen, dat er geen enkele reden bestaat, om dit voorstel spoedeischend te verklaren. Wat reeds twee jaar ligt, kan toch nog wel een veertien dagen blijven rusten. De Voorzitter. Het spijt mij, dat de heer Sijtsma mijn voorstel heeft opgevat als een onwelwillendheid. Dat is vol strekt niet het geval. Moeten wij het Reglement van Orde dan maar als een vodje papier stuk scheuren? Dat is toch onmogelijk, want dan opent men de deur voor allerlei on regelmatigheden en moeilijkheden. Het geldt hier een nieuw voorstel. Iets anders is het natuurlijk, wanneer het amende menten op een aanhangig voorstel betreft. Ik meen mij te herinneren, dat ik den vorigen keer den heer Sijtsma heb verzocht het voorstel vooral 24 uur te voren bij mij in te dienen. Waartoe dient het, om, wanneer men vier weken den tijd heeft, het voorstel twee uur vóór den aanvang der vergadering in te zenden? In het geval van den heer Sijtsma zou ik er nog denzelfden avond werk van hebben gemaakt. Wat geeft het, of zoo'n voorstel eenige weken blijft liggen In ieder geval mag het niet twee uur voor de vergadering worden ingediend. Hoe dikwijls gebeurt het ook niet bij requesten, dat men te laat is. Bijna nooit kan men iets a tête reposée bekijken, want het schijnt mode te zijn vlak voor de vergadering verzoekschriften in te die nen, opdat Burgemeester en Wethouders maar niet de strek king ervan zullen kunnen overzien. Het voorstel is volstrekt niet uit onwelwillendheid gedaan. Wanneer men echter het Reglement van Orde niet meer handhaaft eri b.v. aan iemand zes maal het woord verleent, waar is dan het einde? Ik heb den vorigen keer uitdrukke lijk verzocht, het voorstel tijdig in te dienen, en dat dit niet is gebeurd, is mijn schuld niet. Ik heb Maandag al gezegd: Ik zou gaarne zien, dat de heer Sijtsma zijn voorstel nu indiende, waarom wacht hij toch zoo lang. Maar het zou toch wat vreemd zijn, wanneer ik als Voorzitter een bood schap aan den heer Sijtsma had gezonden om nu toch zijn voorstel in te dienen. Het is hier niet de bedoeling om den heer Sijtsma een displeizier te doen, maar het betreft hier slechts het hand haven van het Reglement van Orde. Tenzij de Raad deze zaak spoedeischend wil verklaren, kan ik niets anders doen dan mij houden aan dit Reglement. Maar als de Raad daartoe besluit, kan men even goed het geheele Reglement van Orde afschaffen. De heer Sijtsma. M. d. V. Nog een enkel woord. Ik heb uwe handelwijze als eene onwelwillendheid beschouwd, maar het verheugt mij ondubbelzinnig van U de verzekering te hebben' mogen ontvangen, dat dit niet het geval is. Ik ben van plan geweest dit voorstel eerder in te dienen. Had ik de vorige maal gehoord, dat gij gezegd hebt: denk er aan, dat het 24 uur van te voren moet zijn ingediend, dan zou ik dit wel in mijne ooren hebben geknoopt, maar ik herinner mij niet, dat gij dit gezegd hebt. Ik geef den heer van der Lip tot op zekere hoogte gelijk, dat het een praecedent zou zijn, wanneer dit voorstel thans in behandeling werd genomen, maar het zou mij verwonderen, wanneer hij kon bewijzen dat men zich altijd zoo consequent aan het Reglement van Orde heeft gehouden. Er is wel eens meer een voorstel in behandeling genomen, dat in de vergadering aan de orde is gesteld geworden zonder in verband te staan met een punt van de agenda. Maar waar ik nu met zulk eene eenvoudige zaak kom, nu wilt gij U stipt aan het Reglement van Orde houden. Ik moet er mij nu wel bij nederleggen. Alleen wil ik nog zeggen, dat het mij heeft verwonderd, dat de heer Aalberse, die men den vader van het te behandelen reglement zou kunnen noemen, nu zegt: laten wij nog maar wat wachten met de in behandeling neming van deze zaak. De heer Aalberse. M. d. V. Het is hier niet eene zaak van vriendelijkheid, maar het is hier de quaestie of het standpunt van den Voorzitter juist was of niet. Ik vind het voorstel van den Voorzitter volkomen juist. Maar nu de heer Sijtsma daar tegen op kwam, daar achtte ik het noodig te toonen, dat er ook leden van den Raad zijn, die het volkomen eens zijn met de opvatting van den Voorzitter, en dat er in zijne handel wijze geen sprake was van welwillendheid of van onwelwil lendheid ten opzichte van het door den heer Sijtsma gedane voorstel. De Voorzitter. Ik herhaal thans ons voorstel om het voor stel van den heer Sijtsma te behandelen in de volgende ver gadering. Daartoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten. De Voorzitter. Thans moet ik komen met eene inderdaad

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 3