82 DONDERDAG 4 MEI 1916. maar in haar genre is het geen dure school. De heer Sijtsma zeide, dat er een tweede concierge zou moeten komen, enz. Eilieve, zou ik zeggen, er is'volstrekt nog geen tweede con cierge. Wanneer men de werkzaamheden voor 40 lesuren plus voorbereidende uren wil laten verrichten door één man plus een bijloopertje, zal het blijken, dat goedkoop duurkoop is. Ook ik zou het prettiger vinden als er maar één persoon noodig was, maar gij vergeet, dat men er vroeger geen bezwaar tegen had om 12 a 14 uur per dag te werken, maar dat doet rnen tegenwoordig niet meer. Tegenwoordig schijnt werken een schande te zijn. Werken wordt maar al te veel voorgesteld als de grootste vloek die er bestaat, en het is de grootste zegen. De oudere menschen beseften dat veel meer. Tegenwoordig is dit heel anders geworden. Nu zijn er organisaties, die zrggen: men moet slechts 10 uur werken. Ik zou willen vragen: maar wat moet men dan met. de 14 andere uren doen? Dit lijkt mij een nog veel moeilijker op te lossen vraagstuk. Zie tegenwoordig eens een onderwijzer te krijgen die 40 lesuren heeft, en dan nog zijn voorberei dingsuren. Men zou zoo iemand voor een blanken slaaf houden. Neemt men thans één amanuensis, dan ben ik er van ver zekerd, dat men binnen een paar jaar komen zal tot het aan stellen van een tweeden. 29 jaar geleden begon men metéén en nu moet er een tweede bij komen. De heer Sijtsma. Maar hieraan hebt gij zelf voedsel gegeven. De heer van der Pot. M. d. V. Het komt mij voor, dat gij den arbeid van den amanuensis veel te zwaar voorstelt. Gij hebt U daarvoor beroepen op Uw ervaring, als leerling van een Hoogere Burgerschooldaar ben ik ook op geweest. Maar dan herinner ik mij ook zeer wel, dat niet voor de helft van het aantal lessen, dat gegeven wordt in natuur- en schei kunde, de assistentie van den amanuensis noodig is. Bij het overhooren van de lessen en bij geheel het theoretisch ge deelte van het onderwijs behoeft hij niet tegenwoordig te zijn. De uren, die hij te werken heeft, zijn in werkelijkheid dus veel minder dan het door U genoemde getal. Ik herinner mij, dat er op de Hoogere Burgerschool die ik bezocht, een amanuensis was, die, wat zijn vroegere opleiding betreft, evengoed tram conducteur had kunnen worden, doch de proeven uitstekend prepareerde en dus zeer goed berekend was voor zijn taak, al begreep hij ook niet alles wat hij deed. Wat electriciteit was, wist hij niet en van de theorie der vakken had hij natuurlijk geen verstand. Ik juich het toe, dat de opleiding van deze menschen speciaal in Leiden tegenwoordig zooveel beter is dan vroeger, maar het komt mij onjuist voor, als men zegt, dat tengevolge van die betere opleiding zij nu zouden zijn gekomen in eene zoodanig veranderde positie dat zij niet meer het eenvoudiger werk zouden kunnen ver richten, als flesschenspoelen en anderszins, en daarvoor nu maar een hulpkracht moet worden aangeschaft. De Voorzitter. Ik ben het met U eens, dat zij niet al die uren werken, maar zij moeten er toch voor zorgdragen, dat de instru menten gereed zijn, wanneer men die mocht noodig hebben en bovendien altijd beschikbaar zijn. Ik weet niet, wanneer gij de Hoogere Burgerschool hebt bezocht; gij zijt jonger dan ik, maar gij zult wel weten, dat er hoe langer hoe meer instru menten bijkomen. Gij weet wat een kolossaal onderhoud die koperen instrumenten vereischen en om alles goed in orde te houden. Dit is tegenwoordig nog heel wat anders dan vroeger. Ik ben het volkomen met U eens, dat een amanu ensis geen theorie behoeft te kennen van zijn vak, maar ik zou ook zoo'n bekwaam man als de heer Sijtsma wenscht, niet willen, want dan kan het niet uitblijven, of er komt spoedig nog een ander bij. Volgens ons voorstel is de eerste amanuensis een eenvoudig en practisch onderlegd toch eenigs- zins wetenschappelijk man en de tweede is iemand, die flink kan assisteeren maar niet iemand, die er uitsluitend is om flesschen te spoelen. U bent waarschijnlijk op een kleine hoogere burgerschool geweest met vijf klassen, maar hier zijn parallelklassen, zoodat de scheikundeles en de natuurkundeles kunnen samenvallen in dezelfde uren. Men moet dus in ieder geval twee personen hebben, maar het jis nu alleen de vraag: moet men hebben twee personen, die van de zaak op de hoogte zijn, of één persoon met een noodhulp. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub a, luidende: »aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens in den ver volge te verbinden een Isten amanuensis bij het onderwijs in de natuurkunde en de scheikunde en een tweeden amanuensis bij dat onderwijs." wordt in stemming gebracht en aangenomen met 17 tegen 9 stemmen. Vóór stemmen de heeren: J. P. Mulder, Reimeringer, van Rom- burgh, van Hamel, Bots, van der Lip, Fischer, Hoogenboom, Aalberse, van Gruting, A. Mulder, Vergouwen, Briët,Zwiers, Tepe, Hartevelt en Sasse. Tegen stemmen de heeren: van der Pot, van der Eist, Sijtsma, Fokker, Pera, Timp, Huurman, Botermans en van Tol. Het verdere gedeelte van het voorstel wordt hierna zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XIX. Voorstel tot opheffing van de overhaalschouw aan het Galgewater. (Zie lng. St. No. 90). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XX. Voorstel tot onderhandsche verpachting van de invor dering der bruggelden aan de Zijl- of Spanjaardsbrug, aan H. Tijhuis. (Zie lng. St. No. 93). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen komstig het praeadvies besloten. XXI. Voorstel inzake de vaststelling van den prijs van het gas gedurende de maanden Juni en Juli 1916. (Zie lng. St. No. 101). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen komstig het praeadvies besloten. XXII. Verordening tot wijziging van de verordening van 14 Januari 1915 (Gemeenteblad No. 1) op de Keuring van Eet- en Drinkwaren en andere Waren. (Zie lng. St. No. 97). De algemeene beschouwingen worden geopend. De heer Briët. M. d. V. Ik heb geen enkel bezwaar tegen dit voorstel, omdat ik meen, dat er zeer veel goeds door kan worden bereikt. Ik meen echter, dat wij hiermede niet zullen kunnen tegengaan het geval, dat in de stukken wordt gesteld. Ik lees n.l.: »Ten aanzien van soda toch komt het niet zelden voor, schrijft de Directeur, dat hetgeen de winkeliers onder dien naam aanbieden, met soda niets dan eenigszins het uiterlijk aanzien gemeen heeft, doch overigens een voor reinigings doeleinden totaal waardeloos product is, meestal glauberzout." Dit geval zal niet onder deze bepaling vallen en dus niet strafbaar zijn. Het huishoudelijk artikel is soda en niet glau berzout. Als ik in plaats van soda en onder den naam van soda glauberzout verkoop, kan niet worden beweerd, dat ik soda van ondeugdelijke samenstelling verkoop, want het is geen soda, doch glauberzout. Al geef ik dit nu den naam van soda, dan kan men nog niet zeggen, dit ik soda heb verkocht van eene ondeugdelijke samenstelling. Ik heb iets anders verkocht dan soda Boven dien heeft het mijne aandacht getrokken, dat in art. 3 staat: »Het is verboden eet- en drinkwaren te verkoopen met onjuiste opgave van hun aard, hun hoedanigheid of hun hoeveelheid misschien dat een dergelijk geval onder dit artikel zou kunnen worden gebracht. Ik wil evenwel geen voorstel omtrent deze zaak doen, maar ik was van meening, dat het goed zou zijn dit onder de aandacht te brengen. De heer van der Pot. M. d. V. Het bezwaar door den heer Briët geopperd is ook door de Commissie overwogen. Gij zult U herinneren, dat daar ter sprake is gebracht de vraag of het niet noodig was in het artikel op te nemen de woorden: »op grond van de daaraan gegeven benaming". Wanneer deze woorden in het artikel waren opgenomen, zou er, meen ik, aan het bezwaar van den heer Briët tegemoet gekomen zijn, omdat, indien men glauberzout verkocht onder de benaming van soda, het zonder twijfel aan zou komen op de uitwerking, die redelijkerwijze mag worden verwacht van soda, niet van glauberzout. Toch heeft de Commissie gemeend, dat invoeging dezer woorden het tegengaan van hetgeen de verordening beoogt tegen te gaan zou bemoeilijken, daar niet altijd bewezen zal kunnen worden, dat er een benaming heeft plaats gehad. Daarom hebben wij besloten om, hoewel er iets voor het bezwaar te zeggen viel, toch de bedoelde woorden in het artikel niet op te nemen. Iri de praktijk zal het bezwaar niet zoo groot zijn, als de heer Briët wel meent. Wanneer een winkelier glauberzout verkoopt voor soda dan zal hij wel degelijk vervolgd kunnen worden, als bijv. om soda gevraagd is en hij het glauberzout haalt uit een la, waarop staat soda, en dit te bewijzen is. Van het gekochte artikel mag dan redelijkerwijze de uitwerking van soda wor-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 10