DONDERDAG 16 MAART 1916.
49
het door zand opgehoogde terrein van het Volkspark en aan
zijde van de Medusaschool. De eenheidsprijzen voor den
bouw van de woningen zijn natuurlijk verschillend. Bovendien
moet men niet vergeten dat zoo'n raming, zooals ze hier is
opgemaakt, eigenlijk een onjuistheid bevat. Wij kunnen wel
zeggen: één woning kost ƒ2000.maar 25 woningen kosten
dan geen ƒ50.000.maar minder, zoodat wij hier werkelijk
bij het beoordeelen van den bouwprijs er niet één woning
mogen uithalen en dan gaan zeggen waarom kost die zooveel
Wij moeten er wel degelijk rekening mede houden, dat het
hier geldt een blok van groote en kleine woningen en daardoor
is natuurlijk de bouwsom niet onbelangrijk minder dan bij
op zichzelf staande huizen. De heer Botermans heelt nog
gevraagd, wanneer nu die aanbesteding misloopt en de bouw
som mocht eens wat heel hooger blijken te zijn, wat moet er
dan gebeuren? Moeten wij dan weder zooveel gaan bijpassen
Ik moet daarop antwoorden: ik weet het niet. Dat kunnen
wij op het oogenblik nog niet weten; dat zal afhangen van
de omstandigheden. Wij hebben al tweemalen voor hetzelfde
geval gestaan, bij »De goede Woning" en bij »Ons Belang".
Tot onze niet geringe ontsteltenis was de aannemingssom
hooger dan oorspronkelijk was geraamd en toen is er van
alles gebeurd, o. a. is het bestek wat gewijzigd en heeft men
zooveel mogelijk bezuinigingen ingevoerd. Hier zou ook even
tueel moeten worden nagegaan, wat er op te vinden zou zijn
misschien zouden er dan bouwblokken moeten uitvallen, maar
dat is op het oogenblik nog niet juist te zeggen. In elk geval
is de gunning overgelaten aan Burgemeester en Wethouders.
Wij behoeven niet bang te zijn, dat men een gunning zal
doen, waarbij de financiën van de gemeente in het gedrang
zouden kunnen komen.
De Voorzitter. Mag ik de heeren attent maken op het
uur? In andere politieke vergaderingen pleegt men meestal
van repliek af te zien, wanneer het uur zoo vergevorderd is.
Natuurlijk kunnen de heeren zoolang spreken als zij willen,
doch dan ligt het ook in mijn voornemen om de vergadering over
een kwartiertje te schorsen en haar van avond voort te zetten.
De heer Botermans. M. d. V. Al een paar maal heb ik
de ondervinding opgedaan, dat wanneer men een technische
opmerking maakt, dit altijd door Burgemeester en Wethouders
kwalijk wordt genomen, dan wordt men met het een of ander
afgescheept. Wij moeten hier maar ja knikken, maar dat is
toch niet de bedoeling van het lidmaatschap van den Raad.
De Voorzitter. Ik ben mij niet bewust, dat het verwijt,
dat de heer Botermans tot Burgemeester en Wethouders
richt, juist is.
De heer Botermans. Als ik de beschikking over het geld
had, dat hier wordt aangevraagd, dan zou ik er heel wat
anders voor kunnen neerzetten. Wat de heer Huurman heeft
gezegd over die slaapkamertjes, over dat bekrompene, is juist.
De benedenhuizen gelegen aan de Kooistraten hebben twee
zeer kleine slaapkamertjes voor de kinderen, verder een slaap
kamertje voor de ouders en een keukentjeeen zolder om hun
waschgoed te drogen en om een en ander te bergen hebben
zij niet, en dat kost nu ƒ2.90 en meer per week aan huur.
Ik vind het jammer, dat wanneer een deskundig lid hier, die
het weten kan, eene opmerking maakt, hij altijd wordt
afgescheept.
De Voorzitter. Mag ik herhalen wat ik zooeven reeds zeide,
dat ik dit niet met den heer Botermans eens ben. Trouwens
de heer Botermans spreekt hier van een deskundig lid, maar
bedoelt blijkbaar zichzelf. Een dergelijk compliment moest hij
aan anderen overlaten. En buiten den heer Botermans zijn er
toch nog meer deskundige leden, die het ook weten en er
toch anders over denken.
De heer Huurman. Een enkel woord naar aanleiding van
de afstraffing die de heer Sijtsma gemeend heeft mij te moeten
toedienen. Die afstraffing was absoluut niet op haar plaats.
Voordat ik deze quaestie besprak, heb ik gezegd, dat ik niets
kwetsends voor de betrokken personen bedoelde. Nu kan ik
het van een scherpzinnig man als de heer van Gruting niet
begrijpen, dat hij dit niet inziet en mij nu een persoonlijke
aantijging van bedoelde personen in de schoenen wil schuiven.
Ik herhaal, dat zooiets "volstrekt niet in mijne bedoeling heeft
gelegen. Maar ik sta hier voor het feit, dat in één persoon
drie qualiteiten zijn vereenigdten eerste bestuurslid van de
Vereeniging, ten tweede lid van de Gezondheidscommissie
en ten derde architect over den voorgestelden bouw.
En dan ligt het toch voor de hand, dat zijn beschouwingen
in die drie qualiteiten ineenloopen. Daarom zeide ik, dat
Burgemeester en Wethouders niet zooveel waarde moeten
hechten aan de verschillende adviezen, omdat zij vrij wel
afkomstig zijn van één en denzelfden persoon. Ik heb er ten
minste niet die waarde aan gehecht en waarschijnlijk meerdere
leden van den Raad-niet. Iets kwetsends te zeggen lag volstrekt
niet in mijne bedoeling.
Wat verder de zaak zelve betreft, ik geloof dat de huisjes,
die in het hof zullen worden gebouwd, wat ruimte betreft
niet minder zijn dan de huisjes in de Michielstraat. Maar het
spreekt toch van zelf, dat men nu moet vtagen wat gemaakt
moet worden in overeenstemming met de verordening.
Ik verklaar nadrukkelijk dat hetgeen men hier bouwen wil,
in strijd is met de verordening; art. 17 verbiedt dat, en
wanneer er een enkele maal een hofje is gebouwd, dan was
dit speciaal om den arbeid van een weldadigheidsinrichting
te bevorderen. Indien dit plan door een particulier was aan
geboden, zou men het hebben geweigerd, omdat het in strijd
is met de bouwverordening. Nu is het mij niet duidelijk
waarom de Vereeniging, die zich voor de zaak interesseert,
met een plan voor hofjesbouw is aangekomen. Men kan wel
zeggen: men kan voor 1.40 of 1.50 niet veel doen, maar
juist voor de menschen die dat bedrag kunnen verwonen, is
de verbetering der volkshuisvesting het meest noodig en al
zou men daarvoor woningen bouwen, waar 1.20 of 1.30
per week bij moest, ik zou het toejuichen. De menschen, die
thans wonen in woningen van 2.en meer, zijn behoorlijk
gehuisvest. Nu zegt men wel, er zal een opschuiving plaats
hebben, maar hoe kunnen menschen, die 1.40 verwonen
nu 0.60 meer gaan betalen Wanneer zij dat doen, dan
moet dat gaan ten koste van de voeding. Nu krijgen de beter
gesitueerden een soort toelage en degenen, die het 't aller
armste hebben, gehuisvest in huizen, geschikt voor afbraak,
blijven er wonen tot hun dood toe. Dat is mijn groote bezwaar,
mijnheer de Voorzitter, tegen het voorstel; laat desnoods de
toelage nog grooter zijn dan wordt voorgesteld om die men
schen uit hun ellende op te heffen.
Dan heeft de beer Sijtsma nog de wenschelijkheid betoogd
om een lijst van de toekomstige bewoners te laten aanleggen.
Mijnheer de Voorzitter, wanneer ik goed ben ingelicht de
heer van der Pot zal mij wel tegenspreken, wanneer ik het
mis heb heeft de Vereeniging een inspectrice benoemd om
eerst eens na te gaan hoe de menschen thans wonen en wie
waardig kan worden gekeurd om in dat hof van Eeden te
worden opgenomen, hoeveel loon die menschen verdienen en
of zij werkelijk in staat zijn de huur te kunnen betalen.
Degenen, die huur schuldig zijn, zullen niet worden opge
nomen; met die personen blijft de particuliere nijverheid
zitten. Degenen, die goed betalen, worden waardig gekeurd
die woningen te betrekken, opdat de Vereeniging er zeker
van zal zijn, dat er geen verlies zal worden geleden.
Ik geloof, dat men de zaak waarom het gaat, voorbijstreeft.
De heer van der Pot heeft gezegd, dat men hier toch drie
kamers heeft, wat men niet heeft in andere woningen. Ik ben
nu niet zoo speciaal in arbeiderstoestanden ingeleefd, maar
ik kom toch dagelijks met arbeiders in aanraking, en nu
vraag ik, als men heeft één woonkamer en twee zeer kleine
slaapvertrekken en geen voorkamer, of dit nu zoo mooi is.
Een knap werkmansgezin heeft veelal een voorkamer, waarin
zij hun beste meubelen plaatsen. Dat is hier uitgesloten. Dat
komt mij niet practisch voor.
De Wethouder zeide: het zal geld kosten, maar het moet
gebeuren. Ik ben ook blij wanneer het gebeurt, want het is
ontzettend zooveel woningen er te kort komen. Maar wanneer
men zooveel geld moet geven, zooveel moet bijbetalen, laat
ons er dan ook zeker van zijn, dat het geld goed besteed is,
althans zoo goed mogelijk.
En wat de quaestie van het hof betreft, ik heb het niet
over het aardige of mooie van een hofje gehad, maar over
de vraag, of het practisch en goed is om de menschen door
een betrekkelijk smalle poort van 4 M. breed en 22 M. lang
naar een pleintje te voeren. De heer Fischer moge nu zeggen
laten wij niet in mérites treden maar wanneer de slaap
kamers eenmaal ontworpen zijn op 1.70 M. en het plan is
goedgekeurd, dan komen zij er ook. Nu kan de Wethouder
eenigszins sarcastisch spreken over enkele centimeters verschil,
maar het is toch niet een zaak van zoo gering belang. Wanneer
in de kamers kinderen slapen beneden de 10 jaar, dan gaat
het misschien nog, maar de kinderen blijven langer thuis,
langer zelfs dan 15 jaar, en dan worden die slaapkamers te
klein. Wanneer straks de teekeningen ter goedkeuring worden
aangeboden, de hoofdlijnen zijn vastgesteld en de begrooting
is opgemaakt, dan kan men op de zaak niet meer terugkomen.
Wanneer de heeren later op het hof komen, zullen zij zien,
dat het bitter en bitter tegenvalt. De Wethouder zegt, dat
het Meermanshofje voor vergelijking niet in aanmerking komt,
maar wanneer de heeren later de afgesloten ruimte van
50 X 20 M. zien, dan veronderstel ik dat men er spijt van
zal hebben daarvoor zoo'n groot bedrag te hebben toegestaan.
Ik zeg dit, omdat ik weet, wat een pleintje van slechts 1000 M2.
beteekent. Over renteverlies, waterleiding enz., zal ik niet
verder spreken. Dat zijn zaken van ondergeschikt belang. Ik
wensch echter uitdrukkelijk te constateeren, dat ik gaarne