48 DONDERDAG 10 MAART 1916. De heer van Gruting. Er is een glimp aan gegeven, die net zoo goed den heer Sijtsma als mij zeer onaangenaam heeft getroffen. Wat overigens de zaak zelve betreft, zoo kan ik zeggen dat ik als lid van de Gezondheidscommissie de besprekingen van dit plan niet heb bijgewoond in de vergadering van de Commissie, zoodat ik dus daarover niet goed kan oordeelen. Bovendien zit ik bier niet als lid van de Gezondheidscommissie, maar als lid van den Raad en in die qualiteit kan ik het plan niet geheel goedkeuren en ook kan ik niet medegaan met den hofbouw; ik voel meer in den geest van het gesprokene door den heer Hoogenboom, dat men in modernen stadsbouw geen hofjes meer moet maken, maar straten, waardoor de wind kan spelen. Ik ga mede met dat idee van den heer Hoogenboom, voorzoover ik op het oogenblik kan beoordeelen, hetgeen de heer Hoogen boom heeft gezegd. De heer Fischer. M. d. V. Na hetgeen reeds door de heeren Sijtsma, van der Pot en Botermans is opgemerkt ten voordeele van deze zaak, heb ik er nog eenige woorden aan toe te voegen. Ik ben het volmaakt eens met den heer Sijtsma, dat wij niet moeten treden in details, bijv. of de kamers eenige vier kante centimeters te klein of te groot zijn; dat doet hier niets ter zake en het is beter, dat de Raad zich daarmede niet bemoeit, omdat het plan later door Burgemeester en Wet houders wordt goedgekeurd na voorlichting van den Inspec teur van de Bouwpolitie, den Directeur van Gemeentewerken en de Commissie van Fabricage. Aan die personen en Colleges kan werkelijk wel worden toevertrouwd, dat men nagaat of er eenige vierkante centimeters meer of minder moeten zijn. De vraag, die hier alles beheerscht is deze: is het noodig, dat in den bestaanden woningnood wordt voorzien? En nu zullen wij allen wel erkennen, dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord, dat wij daaraan niet ontkomen kunnen. Zeker, dit zal geld kosten, maar de woningnood is dringend. Vier jaar geleden is hier een woningtelling gehoudentoen waren er van de woningen beneden een huurprijs van 2,50 215 onbewoond, waaronder gerekend waren de woningen die dichtgespijkerd waren. Op het oogenblik zijn er van de wo ningen van ƒ2.50, dat zijn er 6837, nog slechts29 onbewoond, inbegrepen de dichtgespijkerde, en toen deze laatste telling plaats had, waren er van die leegstaande woningen al weder eenige verhuurd. Ik zou nog andere getallen kunnen noemen, maar ik geloof niet dat het noodig is; ieder zal wel overtuigd zijn, dat de woningnood met den dag dringender wordt, en dat het een onafwijsbare plicht is om op de een of andere wijze daarin te voorzien. Wat de voorziening betreft door aanbouw van particulieren men kan gerust zeggen, dat daarvan in de eerste tijden wel geen sprake zal zijn. Zeker niet wat betreft de heel goedkoope woningen, maar voorloopig ook niet wat betreft de woningen zooals wij die in het volks park zullen krijgen, van 3.80 per week. Ons heeft altijd toegelachen het denkbeeld om gebruik te maken van de welwillendheid van Vereenigingen tot verbetering van de volkshuisvesting; die bouwen met voorschoten garantie en zoo noodig met steun van Rijk en gemeente. Ik wil mij hier gaarne aansluiten aan de hulde door den heer Hartevelt ge bracht aan de Vereeniging voor den Bouw van Werkmans woningen, die werkelijk voor deze gemeente veel heeft gedaan, veel meer dan de meeste menschen weten. De zaak zal ten slotte geld kosten, maar daaraan is niets te doen. Woningen als hier zullen worden gebouwd, kunnen zich onmogelijk zelf bedruipen. De heer van der Pot heeft al terecht opgemerkt, dat het daarom ook niet aangaat om alleen voor de allerarmsten te bouwen, gelijk de heer Huur man het zou wenschen. Dat er inderdaad opschuiving plaats heeft, zou ik kunnen aantoonen. Ik wil den Raad echter niet met veel cijfers vermoeien en alleen mededeelen dat men daaromtrent in het eerstvolgende verslag van het Bouw- en Woningtoezicht interessante gegevens vinden zal. Daaruit zal men o.a. kunnen zien, dat van de 6800 woningen met een huurprijs van 2.50 en daar beneden in de laatste vier jaren een groot aantal verdwenen is; dit is niet uitsluitend te verklaren uit het feit, dat van niet minder dan 2071 dier woningen de huurprijs omhoog is gegaan, maar ook hierdoor' dat er geregelde opschuiving in de bewoning plaats vond, hoogere huurprijzen werden besteed en van de goedkoopste woningen vele konden verdwijnen. Toch blijf de nood in de goedkoope woningen groot en moet daarin worden voorzien. Ik kom nu op de technische uitvoering. De heer van der Pot zeide, dat men ter kwade ure het woord: hot had ge bruikt, omdat dit weer deed denken aan onze oude hofjes. Wanneer men echter de bouwverordening opslaat, dan ziet men dat daarin ook wordt gesproken van hofjes; de uitdrukking hier gebezigd was niet zoo geheel onjuist, men mocht dat woord gebruiken. Maar dan mogen wij het hier ontworpen hof zeker niet vergelijken met wat men hier een »hofje" pleegt te noemen. In het Kooiplan is opgenomen een plein van 20 bij 53 meter, even breed als de Hooigracht op het breedste gedeelte en als de Oegstgeesterlaanwanneer wij ons dien bebouwd denken met woningen zonder verdie ping, dan zullen wij werkelijk geen oogenblik bang behoeven te zijn, dat daar gebrek aan licht en lucht zal heerschen. Wanneer daar twee toegangen van 6 M. breed tegenover elkaar liggen, dan kan de wind er aan alle kanten door spelen. Dat gebrek aan licht en lucht zooveel bezwaar zal zijn voor de bewoners, betwijfel ik. De heer Huurman heeft even ge rept van het Meermanshofje die vergelijking is echter onjuist, want dat hofje is aan den eenen kant bebouwd met hemelhooge huizen, waarvan in de Kooi geen sprake is. Over de kinderen, die daar zullen spelen, maak ik mij ook niet zoo bijzonder ongerust. Men moet niet vergeten, die woningen komen niet geheel op de vrije markt, maar er wordt wel degelijk een soort van patronaat uitgeoefend door de vereeniging tot be vordering van den bouw van werkmanswoningen. Die zorgt, dat de huizen niet alleen fatsoenlijk, maar ook behoorlijk worden bewoond en zij zal op die gevreesde kijverij ook wel een oogje houden. Die kinderen echter krijgen daar bovendien in de onmiddellijke nabijheid een volkspark met twee speelplaatsen en de ouders zijn mans genoeg om hen, wanneer zij leven maken, door de poort van 6 M. uit het hof te jagen. Over de waarde, die gehecht zou zijri aan het rapport van deskundigen, heeft de heer van der Pot al gesproken en over de quaestie van de exploitatierekening, die te hoog of te laag zou zijn, behoeft ook niets meer te worden gezegd. Alleen wat betreft de quaestie van het renteverlies, welke post te laag zou zijn. Wij hebben in dezen echter een gelukkig voorbeeld in de Vereeniging »de Eendracht". Deze had ook een post van renteverlies, die vrij groot was, maar daarvan is echter ver moedelijk zeer weinig benoodigd, omdat door den tijdigen verhuur van een gedeelte harer woningen, het renteverlies is ingehaald. Waar het een zoo groot blok gebouwen betreft, die op verschillende tijden gereed komen en onmiddellijk kunnen worden verhuurd, zal waarschijnlijk een goed deel van het renteverlies kunnen worden ingehaald. Verder de vraag of het bedrag voor de waterleiding niet te laag is geraamd; de vereeniging pleegde hierin overleg met de Duinwatermaatschappij, het prospectus van die maatschappij geeft niet altijd een goed uitsluitsel. Wanneer er blokken woningen, vooral werkmanswoningen, worden gezet, is de Maatschappij altijd zeer welwillend in de toepassing van haar tarieven. Thans kom ik tot de vraag van den heer Sijtsma over de kosten van architectuur, waaraan ook de Commissie van financiën een enkel woord heeft gewijd. Voor die architectuur wordt uitgetrokken: voor het Kooiterrein ƒ12000.en voor de woningen in het Volkspark ƒ3000.— Wij hebben daarbij de tabel geraadpleegd, uitgegeven door de Maatschappij tot bevordering van Bouwkunst en wel van Juli 1915. Wanneer wij nu eerst het Kooiterrein afzonderlijk nemen en wij trekken daarvan af de sommen bestemd voor ont eigening, salarissen, aanleg van straten enz. dan houden wij over een bedrag van ƒ336500.berekend tegen 2.68 kom ik op een bedrag van ƒ8941.toegekend voor architectuur en algemeen toezicht. Nu moet men niet vergeten, dat bij een dergelijk belangrijk werk geraamd op l1/2 jaar, een belangrijke som moet worden betaald aan opzichters. Er is gerekend op 3 opzichters, een hoofdopzichter voor den geheelen bouw van l1/2 jaar, twee opzichters gedurende dienzelfden tijd voor dé onderdeelen en iemand voor het kalkhok voor één jaar. Verder moeten worden afgetrokken bestedingskosten zoodat van de uitgetrokken ƒ12.000.— voor architectuur en teekenwerk een som van ƒ6000overblijft. Dat is heel wat minder dan men op het eerste gezicht zou zeggen en ƒ2481.— beneden het tarief. Wanneer wij nu dezelfde berekening maken voor het Volks park, waarbij nog wordt aangenomen dat het voorloopige ontwerp is gemaakt door den heer Dudok, dan vindt men dat de architect met de berekening van zijn salaris gebleven is met ƒ600.a ƒ700.'beneden het geldende tarief. Ik weet wel, dat er een beweging gaande is om het tarief voor deze soort woningbouw te verminderen, maar daarmede kunnen Burgemeester en Wethouders geen rekening houden. De sommen hier uitgetrokken zijn ver beneden het bestaande tarief. Zelfs wanneer men Kooiterrein en Volkspark beschouwt als één plan, kom ik nog tot ƒ1750.minder dan het be staande tarief aangeeft. Ik kan dus niet toegeven, dat hier architectuur en toezicht te hoog zijn geraamd. De heer Fokker heeft eenige aanmerkingen gemaakt en de heer Botermans heeft zich daarbij eenigszins aangesloten, over de quaestie van de raming van de bebouwing van het Volks park. De heer Fokker heeft een vergelijking gemaakt tusschen de woningen in het Volkspark en die in de Kooi, maar daarbij heeft hij uit het oog verloren, dat het iets anders is, of gebouwd moet worden op het eigenaardige terrein van de Kooi, of op

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 14