34
volgens door Burgemeester en Wethouders goedgekeurde
teekening en constructie en te plaatsenten minste 2 M. achter
de boomenrij
2°. dat de gemeente te allen tijde kosteloos in de gelegen
heid gesteld worde het riool en de eindruimkast of de loozingen,
zoo noodig, te reinigen, te herstellen, te verleggen, of daarop
aansluitingen te maken;
3°. dat op de eerste aanzegging van Burgemeester en vv et-
houders de tuin opgeruimd en het terrein ter beschikking van
de gemeente gesteld worde;
c. te besluiten dat, indien door adressant van de onder b
genoemde vergunning geen gebruik wordt gemaakt, het ge
dempte gedeelte sloot, dat gemeente-eigendom is, door en
voor rekening van de gemeente zal worden verhard.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 8 Februari 1916.
Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Weledele Achtbare Heeren.
Ondergeteekende heeft de eer Uw College namens den
Weledele Geboren Heer G. H. Sijthoff mede te deelen dat hij
voornemens is op het perceel kadaster bekend Sectie M No 3576
der Gemeente Leiden, gelegen aan den Wittensingel Kantoren
enz. te bouwen, waar voor het noodig zal zijn de sloot gelegen
voor het voornoemde perceel en eigendom der gemeente te
dempen en te rioleeren.
reden waar om ondergeteekende met verschuldigde eerbied
Uedele achtbare verzoekt hem te willen mededeelen onder
welke voorwaarden u genegen zijt daar toe mede te werken.
Hetwelk doende
N. de Zwart, Bouwkundige.
No_ 56. Leiden, 10 Maart 1916.
Naar de Directeur van het Openbaar Slachthuis ons mede
deelt, hebben Burgemeester en Wethouders van Heerlen tot
hem het verzoek gericht, hun College van advies te dienen
bij de oprichting van een slachthuis, waartoe door den Raad
dier gemeente in beginsel is besloten.
Noch by de Commissie van Beheer over het Openbaar
Slachthuis, noch bij'ons College bestaat er bezwaar tegen, dat
den Directeur wordt vergund aan die uitnoodigirig gevolg
te geven.
Wij stellen Uwe Vergadering mitsdien voor Dr. W. Stuurman
toestemming te verleenen, om het gemeentebestuur van Heerlen
van advies te dienen bij de oprichting van een slachthuis
aldaar.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 57. Leiden, 10 Maart 1916.
In Uwe Vergadering van 27 Augustus 1914 werd aan den
opzichter, hoofdzakelijk voor bruggen, waterwerken en wegen,
A. de Poorte, met ingang van 16 September d. a. v. eervol
ontslag uit zijne betrekking verleend. In verband met de
bijzondere tijdsomstandigheden werd toen door ons College
besloten voorloopig geen stappen te doen om tot benoeming
van een nieuwen titularis te geraken en werd de opzichter
in algemeenen dienst, M. Splinter, behalve met de waarne
ming zijner gewone werkzaamhedenook belast met het
houden van toezicht op de bruggen. In gewone omstandig
heden zou dit onmogelijk geweest zijn, doch tengevolge
van de beperking van het werkprogramma, zoowel in de
laatste maanden van '1914 als gedurende het geheele jaar
1915, bleek die combinatie uitvoerbaar. Niettemin werden
aan den ijver en de toewijding van den opzichter Splinter
hooge eischen gesteld en mag worden getuigd, dat hij, met
steun en voorlichting van den hoofdopzichter, op uitnemende
wijze beide betrekkingen tegelijk heeft waargenomen en thans
nog waarneemt.
Met de Commissie van Fabricage komt het ons billijk voor,
dat hem voor een en ander een toelage wordt gegeven waarvan
het bedrag op ƒ150 zou kunnen worden bepaald.
Wij geven l) mitsdien in overweging aan den opzichter in
algemeenen dienst bij Gemeentewerken, M. Splinter, ter
belooning van de door hem in 1914 en 1915 bewezen buiten
gewone diensten, eene gratificatie voor eens toe te kennen
ten bedrage van f 150.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.