GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
33
IKGEKOnE^ STEKKEHr.
N°> 53. Leider), 7 Maart 1916.
Bij nevensgaand adres verzoekt de heer H. Schaap om
eervol ontslag uit zijne betrekking van onderwijzer met ver
plichte hoofdakte aan de openbare lagere school der 4e klasse
No. 2 alhier.
Tegen inwilliging van dat verzoek bestaat bij ons geen
bezwaar en wij geven U daarom in overweging aan den heer
H. Schaap, op diens verzoek, eervol ontslag uit zijne hierboven
genoemde betrekking te verleenen en zulks met ingang van
1 Juni 1916. b
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Edelachtb. Heeren 1
Wegens zijne benoeming tot onderwijzer aan één der O. L.
Scholen in den Haag, vraagt ondergeteekende bij dezen zijn
ontslag als onderwijzer aan de O. L. School der 4e klasse
No. 2, alhier.
Hoogachtend
UEdls dw. dn.
Leiden, 29 Pebr. 1916. H. Schaap.
N°. 54. Leiden, 7 Maart 1916.
Bij hare missive van 11 Januari 1915 no. 6/. deed de
Gezondheidscommissie ons haar advies toekomen naar aan
leiding van een door haar ingesteld onderzoek naar den wo
ningtoestand van de perceelen Michielstraat nis 2, 4, 6 en 8.
Naar hare meening behoorde tot onbewoonbaarverklaring
van die perceelen te worden overgegaan.
Bij een van onzentwege ingesteld onderzoek bleek ons, dat
het perceel Michielstraat no. 2 wegens geringe oppervlakte
en hoogte en wegens vocht, het perceel Michielstraat no. 4
wegens geringe hoogte, wegens vocht en wegens het gemis
aan eene bij de woning behoorende open ruimte, het perceel
Michielstraat no. 6 wegens geringe oppervlakte en hoogte,
wegens vocht en wegens het gemis aan eene bij de woning
behoorende open ruimte, het perceel Michielstraat no. 8 we
gens geringe oppervlakte en hoogte en wegens vocht en bo
vendien alle vier perceelen wegens den vervallen toestand,
waarin zij verkeerden, ter bewoning ongeschikt waren en ook
niet door het aanbrengen van verbeteringen in bewoonbaren
staat konden gebracht worden.
Met het oog op de tijdsomstandigheden werd toen echter
door ons besloten, voorloopig nog geen voorstel tot onbe
woonbaarverklaring van de genoemde perceelen bij U aan
hangig te maken.
Bij hare missive van 6 Januari j.l. no. 2/5 kwam de
Gezondheidscommissie op haar bovenvermeld schrijven terug
en drong zij er nogmaals op aan, om te dezer zake een be
sluit te nemen.
In verband biermede werd van onzentwege andermaal een
onderzoek ingesteld en daarbij bleek, dat wel door de eigenaren
in allerijl aan de perceelen eenige kleine verbeteringen aange
bracht waren, maar dat overigens in den toestand der perceelen
geen noemenswaardige verbetering was gekomen.
Aangezien de perceelen derhalve nog steeds ongeschikt ter
bewoning moesten worden geacht en wij met de Gezondheids
commissie van oordeel bleven, dat zij ook niet door het aan
brengen van verbeteringen in bewoonbaren staat konden
worden gebracht, deelden wij bij schrijven van 10 Februari
1916 aan de respectievelijke eigenaren mede, dat het in ons
voornemen lag een voorstel tot onbewoonbaarverklaring der
perceelen bij U aanhangig te maken.
Van de eigenaren van de perceelen nis 4, 6 en 8 ontvin
gen wij tengevolge van die mededeeling de ter visie liggende
uitvoerige bezwaarschriften tegen de voorgenomen onbewoon
baarverklaring hunner perceelen, welke echter noch aan de
Gezondheidscommissie noch aan ons College aanleiding geven
op het ingenomen standpunt terug te komen. Alleen verdient
het met het oog op het geringe overschot aan goedkoope
woningen aanbeveliug den termijn, binnen welken de wonin
gen moeten zijn ontruimd, niet te kort te nemen.
Onder verwijzing naar de adviezen der Gezondheidscom
missie en van de aan ons uitgebrachte rapporten van den
Inspecteur der Bouwpolitie, geven wij U mitsdien thans in
overweging de perceelen Michielstraat nis 2, 4, 6 en 8 on
bewoonbaar te verklaren en te gelasten, dat de perceelen
Michielstraat nis 2 en 6 binnen drie maanden en de perceelen
Michielstraat nis 4 en 8 binnen zes maanden ontruimd moe
ten zijn, te rekenen van den dag, waarop de tijd tot voor
ziening is verstreken of het besluit tot onbewoonbaarverkla
ring is gehandhaafd.
Aan den Gemeenteraad. Burg en Weth. van Leiden.
N°. 55. Leiden, 9 Maart 1916.
Tegen inwilliging van het hiernevensgaand verzoek van
G. H. Sijthofï alhier, om vergunning tot demping van een
gedeelte sloot langs den Witten Singel vóór het perceel
Sectie M No. 3576, bestaat noch bij de Commissie van Fabricage,
noch bij ons College bezwaar, indien daaraan slechts de gebrui
kelijke voorwaarden worden verbonden.
Wij geven CJ mitsdien in overweging:
a. aan G. H. Sijthofï voornoemd, behoudens rechten van
derden, vergunning te verleenen tot het dempen van het gedeelte
sloot langs den Witten Singel, ter lengte van ongeveer 33 Meter,
kadastraal bekend Gemeente Leiden, Sectre A No. 852 en M
Nis. 53, 3576 en 49,
onder voorwaarde:
1°. dat uit het gedeelte sloot de schoeiing en eventueele
andere grondkeeringen worden weggeruimd en het ontdaan
worde van bodem- en drijfvuil en daarna wor de aangevuld met
zuiver zand tot nader door Burgemeester en Wethouders aan
te geven hoogte;
2°. dat over de geheele lengte van het gedeelte sloot een
riool, inw. wijd 40 bij 60 c.M. van cementen bodem- en kruin
stukken van voldoende sterkte, op doorgaande grondplank van
voldoende zwaarte worde gelegd, met den bodem binnenwerks
op 1.15 M. -j— N. A. P en dit in aansluiting worde gebracht
met het bestaande riool aan de zuidwestzijde;
3°. dat het riool aan de noordoostzijde voorzien worde van
een eindruimdamkast, inw. wijd 1.97 X 0-60 M., met den bodem
binnenwerks op een diepte van 1.30 M. -t- N. A. P., met
wanden en bodem ter dikte van ten minste 27 c.M. van
klinkers in sterke sjecie te metselen op een houten rooster
werk en op door Burgemeester en Wethouders nader aan te
geven hoogte af te dekken met platen van voldoende zwaarte,
van ijzer, hardsteen of cementijzer;
4°. dat aan het noordoosteinde van het gedeelte sloot geplaatst
worde een schoeiing met hek, waarvan teekening en con
structie vooraf door Burgemeester en Wethouders mopten
zijn goedgekeurd;
5°. dat op de nader door Burgemeester en Wethouders
aan te wijzen plaatsen, 2 gegoten ijzeren straatkolken, van
het door de Gemeente gebruikt wordende model, worden
geplaatst, die door middel van verglaasd Engelsch aarden
buizen, inw. wijd 20 c.M., met het riool worden verbonden.
De gemetselde putjes achter de kolken, zoowel als die op het
riool, af te dekken met ijzeren platen, groot resp. 50X50
en 60X60 cM. en dik 1 c.M.;
6°. dat het riool met eindruimdainkasf, alsmede de straat-
kolken met de Engelsch aarden buizen eigendom worden van
de gemeente;
7°. dat daags voordat met de werkzaamheden een aanvang
zal worden gemaakt, hiervan worde kennis gegeven op het
bureau van gemeentewerken
8°. dat de uitvoering van alle voorgeschreven werken en
het onderhoud van die, welke niet het eigendom van de
gemeente worden, geschiede ten genoegen van Burgemeester
en Wethouders;
9°. dat de vergunning vervalt, wanneer daarvan voor den
Isten Januari 1917 geen gebruik is gemaakt;
10°. dat bij de uitvoering de nader door de Directies der
Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, der Leidsche
Duinwater-Maatschappij en der Algemeene Telefoon-Maat
schappij te geven voorschriften stipt worden opgevolgd en met
de uitvoering niet worde begonnen, alvorens te dezer zake
volkomen overeenstemming zal zijn verkregen;
11°. dat geen begin met de uitvoering dezer werkzaamheden
mag worden gemaakt, alvorens door adressant een waarborg
som van f 150.ten kantore van den Gemeente-ontvanger
zal zijn gestort, welke som geheel of gedeeltelijk kan worden
ingehouden, indien de uitvoering niet geschiedt volgens de
bovengestelde voorwaarden;
b. het gedempte gedeelte sloot, voor zoover dit gemeente
eigendom is, aan G. H. Sijthofï voornoemd in gebruik te geven,
teneinde tot tuin te worden ingericht, tegen betaling van ƒ0.05
per M2. per jaar;
onder voorwaarde:
1°. dat het van den weg worde afgescheiden door middel
van een op steenen voet geplaatst ijzeren hek, te maken