24
DONDERDAG 2
MAART 1910.
de gewone stukken als het ware a tête reposée moeten ge
schreven worden in een zekeren daarvoor gestelden tijd. Dat
gaat maar niet zoo tusschen het werk door. In groote ge
meenten heeft ieder zijn eigen werk, daar heeft men voor dit
werk weder ander personeel, daar kan worden doorgewerkt
zonder dat men te maken heeft met de beslommeringen van
het dagelijksch bestuur. Hier komt dit alles te veel neer op
één persoon. En dat kost natuurlijk tijd. Wij zullen echter
gaarne de ons gegeven wenken ter harte nemen.
Aan de orde is thans:
I. Benoeming van een onderwijzer met verplichte hoofdakte
aan de school der 4e klasse No. 1.
(Zie Ing. St. No. 50.)
De Voorzitter. Mag ik de heeren Reimeringer, Botermans,
Tepe en J. P. Mulder uitnoodigen het stembureau te willen
vormen
Wordt benoemd met algemeene (26) stemmen de heer
H. van der Werff.
II. Benoeming van een onderwijzer aan de school der 3e
klasse No. 7.
(Zie Ing. St. No. 35.)
Wordt benoemd met algemeene (26) stemmen de heer
P. van Daalen.
III. Benoeming van een onderwijzer aan de school der 3e
klasse No. 2.
(Zie Ing. St. No. 35.)
Wordt benoemd met 25 stemmen de heer F. de Groot;
één biljet was in blanco.
IV. Benoeming van een onderwijzer aan de school der 3e
klasse No. 1.
(Zie Ing. St. No. 35.)
Wordt benoemd met 25 stemmen de heer N. van den
Heuvel; één biljet was in blanco.
V. Benoeming van een onderwijzer aan de school der 3e
klasse No. 2.
(Zie Ing. St. No. 35.)
Wordt benoemd met 25 stemmen de heer P. J. van Leeuwen
één biljet was in blanco.
VI. Benoeming van twee leden der Commissie van beoor
deeling in zake den gevelwedstrijd.
(Zie Ing. St. No. 34.)
Worden achtereenvolgens benoemd:
de heer J. Verheul Dzn. met 24 stemmen, twee biljetten
waren in blanco,
en de heer W. Kromhout Czn. met 23 stemmen; de heer
W. M. Dudok verkreeg 1 stem en 1 biljet was in blanco.
(Een der leden nam aan deze stemming geen deel.)
VII. Benoeming van een lid van het College van Vrouwen-
Kraammoeders.
(Zie Ing. St. No. 36.)
Wordt benoemd met 24stemmen Mevrouw C. A.Roem—Bock;
twee biljetten waren in blanco.
De Voorzitter. Ik dank de heeren leden van het stembureau
voor de genomen moeite.
(De heer van der Pot komt ter vergadering.)
VIII. Verzoek van Ch. F. H. Dumont, leeraar aan de Hoogere
Burgerschool voor Jongens, om onderwijs te geven aan de
Bijzondere Hoogere Burgerschool te Voorschoten.
(Zie Ing. St. No. 49.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Pera. M. d. V. Niet om mij tegen het voorstel
van Burgemeester en Wethouders te verzetten heb ik het
woord gevraagd, maar om in het algemeen een opmerking te
maken over het geven van verlof aan onderwijzers om hun
diensten ook aan andere inrichtingen aan te bieden. Over het
algemeen krijgen wij van het onderwijzend personeel nog al
eens te hooren, dat het aantal uren, gedurende welke onderwijs
wordt gegeven, te groot is, en dat een inperking moet plaats
hebben, omdat er anders te veel van de krachten der onder
wijzers wordt gevergd. Nu is bij die gelegenheid bij mij wel eens
de vraag gerezen, of niet een zekere voorzichtigheid moet
betracht worden met het toekennen van verlof om elders
onderwijs te geven. Er wordt niet zelden gezegd, dat die
lessen op den vrijen Woensdag- en Zaterdagmiddag worden
gegeven, maar nu is toch in het algemeen de bedoeling,
waarmede die vrije middagen wofden ingesteld, om aan de
onderwijzers de gelegenheid te schenken zich op te frisschen
en nieuwe krachten te verzamelen voor het komende werk.
En wanneer de Raad nu op deze wijze telkens medewerkt
om de onderwijzers in staat te stellen ook nog elders hun
krachten te besteden dan kan toch met reden de vraag rijzen,
in hoeverre het veelvuldig gebruik maken van die gelegen
heid nadeel zal doen aan de taak, welke den onderwijzers
eigenlijk op de handen is gelegd, dat wil zeggen aan het
onderwijs, dat hier gegeven moet worden.
De korte inhoud van mijn bedoeling is, dat wel gelet mag
worden op de bezwaren, welke uit het ook elders nog arbeid
op zich nemen kunnen voortvloeien voor het eigenlijke werk,
waarvoor de onderwijzers door de gemeente benoemd zijn,
en dat zij als hun taak op zich hebben genomen.
De heer van Hamel. M. d. V. Ik stem den heer Pera toe, dat
het wel eens kan voorkomen, dat onderwijzers door al te veel
arbeid op zich te nemen, tenslotte niet meer in voldoende mate
krachten beschikbaar hebben voor den dagelijkschen arbeid in
den werkkring, waarvoor zij zijn aangesteld. Om die reden is dan
ook in de verordening een restrictie gemaakt en wordt over
elke aanvrage het advies van de Commissie van Toezicht op
het middelbaar onderwijs ingewonnen, welke op haar beurt
natuurlijk weer den Directeur der Hoogere Burgerschool hoort.
In dit geval bestond echter noch bij den Directeur nóch bij
de Commissie van Toezicht bezwaar tegen de inwilliging van
het verzoek en zoo zijn Burgemeester en Wethouders tot de
conclusie gekomen, dat, gegeven de krachtige gezondheid van den
heer Dumont, aan het belang van het onderwijs aan de Hoogere
Burgerschool geen bezwaar mag worden ontleend tegen het toe
staan van het gedane verzoek. Nu wordt in casu bovendien slechts
de vergunning verleend met het voorbehoud dat de heer Dumont
te allen tijde beschikbaar moet zijn als zijne tegenwoordig
heid aan de Hoogere Burgerschool vereischt wordt; zoo iets
kan gebeuren als door plotselinge ongesteldheid van een
leeraar, een ander moet inspringen.
Hetgeen de heer Pera in het midden heeft gebracht, zal echter
voor Burgemeester en Wethouders en voor de Commissie van
Toezicht aanleiding zijn dit punt voor 't vervolg in het bijzon
der onder de oogen te zien.
De heer Pera. M. d. V. Naar aanleiding van het antwoord
van den heer van Hamel wensch ik nog even te doen opmer
ken, dat het dunkt mij voor een directeur, gezien de verhou
ding, waarin deze speciaal tot zulk een leeraar staat, altoos
zeer moeilijk is om te adviseeren op een dergelijk verzoek
afwijzend te beschikken. In zekere mate geldt dat ook voor
de Commissie van Toezicht, en daarom acht ik het van groot
belang, dat vooral Burgemeester en Wethouders in deze zaken
een zeer zelfstandige positie innemen en de aanvragen
zeiven beoordeelen, in verband met de omstandigheden, die
hierbij in aanmerking komen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zal niet veel meer zeggen,
omdat de zaak toch niet zal veranderen, maar ik sluit mi]
geheel bij het gesprokene door den heer Pera aan. In dit
geval constateer ik, dat de heer Dumont twintig lesuren heeft
aan de Hoogere Burgerschool voor jongens en acht aan de
Post-school, terwijl hij er nu nog drie te Voorschoten bij zal
krijgen. Het lijkt mij, dat deze leeraar op die wijze wel eens
al te veel hooi op zijn vork kan nemen. Onderwijs geven is
een verbazend vermoeiend werk en nog onlangs hebben wij
bij de regeling van de salarissen der leeraressen aan de Hoogere
Burgerschool voor Meisjes bepaald, dat 24 uren per week het
maximum aantal lesuren moest zijn, enkele uitzonderingen
daargelaten. Hier zien wij nu, dat een leeraar 20 8 -f- 3 31
lesuren per week zal hebben en met zulk een voorbeeld voor
oogen geloof ik, dat wij niet met al te ruime hand dergelijke
toestemmingen moeten geven. De gemeente zou wel eens het
slachtoffer van haar eigen welwillendheid kunnen worden.
Nu hebben wij onlangs de salarissen verhoogd, meenende
dat men het den menschen hier aangenaam moest maken,
zoodat zij hier zouden blijven, maar waar is de grens, wanneer
men telkens nu hier, dan daar, les gaat geven. Ik zal thans
geen voorstel doen, maar ik zou Burgemeester en Wethouders
toch wel op het hart willen drukken, zoo karig mogelijk te
zijn in het toestaan van dergelijke verzoeken. Wanneer Burge
meester en Wethouders het eenmaal voorstellen, is het voor
ons altijd moeilijk om er tegen te stemmen. Er wordt dan
licht iets persoonlijks in gezien, wat natuurlijk niet het geval
behoeft te zijn, maar toch onaangenaam is.
De beraadslaging wordt gesloten.
Zonder hoofdelijke stemming wordt daarop overeenkomstig
het praeadvies besloten.