DONDERDAG
2 MAART 1916.
23
te laat. Burgemeester en Wethouders hebben het plan dan
op een bepaalde wijze vastgesteld en dan is het voor den
Raad heel moeilijk een afwijkend besluit te nemen en aan
het College op te dragen een ander terrein te zoeken. Spreekt
de Raad zich binnenkort tegen het sloopen van dien molen
uit, dan hebben Burgemeester en Wethouders daarin een
aanleiding met die stemming in den Raad rekening te houden.
Het doet mij dan ook heel veel pleizier, dat de zaak hier
besproken wordt.
De Voorzitter. Mag ik thans vragen, of de heeren goed
vinden, dat dit adres in onze handen wordt gesteld om te
behandelen, zoodra deze aangelegenheid eventueel aan de
orde mocht komen'?
Daartoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten.
10°. Advies van den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs
inzake de toekenning van traktementsverhooging aan Dr. J. C.
Schalkwijk, als leeraar in de wiskunde en aan C. Th. H
Dumont, als leeraar in de aardrijkskunde aan de Hoogere
Burgerschool voor Jongens.
De Voorzitter. Mijne heereri. Naar aanleiding hiervan stel
ik U voor:
1°. om de jaarwedde van Dr. J. C. Schalkwijk vast te stellen
op ƒ3200.en diens pensioensgrondslag voorloopig te bepalen
op hetzelfde bedrag, gerekend te zijn ingegaan 21 Januari 1916;
2°. om de jaarwedde van C. Th. H. Dumont, als leeraar in
de aardrijkskunde, vast te stellen op 2600.— en diens pensioens
grondslag als leeraar in de aardrijkskunde en het schoon
schrijven voorloopig te bepalen op ƒ2700.gerekend te zijn
ingegaan 21 Februari 1916.
Daartoe wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
besloten.
De Voorzitter deelt ten slotte nog mede:
1°. dat aan H. L. Ie Noble, weduwe van D. A. Pillekers, in
leven gepensionneerd lantaarnopsteker, met ingang van 6 Maart
1916, een weduweupensioen is verleend van ƒ199.'sjaars;
2°. dat aan den eervol ontslagen tijdelijken onderwijzer bij
het herhalingsonderwijs voor Meisjes, H. A. Koorenhof, met
ingang van 1 Maart 1916 een pensioen is toegekend van 140.
'sjaars.
De Voorzitter. Wij kunnen thans overgaan tot de behan
deling van de agenda.
De heer Sijtsma. M. d. V. Mag ik, vóórdat wij tot de
behandeling van de agenda overgaan, beginnen met een ver
zuchting te slaken, een klacht te uiten, zoo men wil, over de
lange agenda die wij heden hebben af te werken, en dat met
den korten tijd ons voor de bestudeering van de meeste stuk
ken gegeven. Wij hebben nu in dit jaar twee vergaderingen
gehad, waarvan de agenda's niets om het lijf hadden. En nu
komen wij plotseling voor een agenda die overladen is met
zeer moeilijke onderwerpen, waaraan veel studie is verbonden,
wil men er behoorlijk over kunnen oordeelen.
Nu weet ik wel ik heb de klacht meer geuit dat U,
mijnheer de Voorzitter, zult antwoordenwij maken de stuk
ken gereed en de Raad moet dan maar beslissen, of hij ze
wil behandelen. Maar is het nu zoo absoluut onmogelijk een
andere arbeidsverdeeling te krijgen? Een kwestie als die van
Copier heb ik in den ons daarvoor gegeven korten tijd niet
kunnen bestudeeren. Misschien dat de juristen onder ons de
zaak dadelijk begrijpen, maar wanneer men een stuk Zater
dag krijgt en men is 's Maandags niet in de gelegenheid om
naar de Leeskamer te gaan, terwijl Dinsdag en Woensdag
iemand anders met de lezing der stukken bezig is, als men
daar een uurtje voor heeft vrijgemaakt, dan heeft men voor
bestudeering bijna geen tijd meer.
Ik ben ten minste niet in de gelegenheid geweest om mij
over deze zaak een goed oordeel te vormen. En hoe lang is
die zaak reeds bij Burgemeester en Wethouders aanhangig?
Zouden Burgemeester en Wethouders nu hierin den Raad
niet tegemoet kunnen komen? Wij kunnen de zaken de agenda
betreffende niet regelen, dat moet worden overgelaten aan
Burgemeester en Wethouders. Maar deze moeten ten aanzien
van den Raad dan ook gevoelen, dat het niet aangaat om
zulk een agenda als wij nu voor ons hebben, op een namid
dag af te werken. Dat hebben Burgemeester en Wethouders
ook begrepen, want zij hebben bij de oproeping voor de ver
gadering daaraan toegevoegd zoo noodig des avonds voort
te zetten. Ik heb tegen zulk een avondvergadering geen be
zwaar, maar wanneer het 5 uur wordt, hebben de meeste
Raadsleden, ook dikwerf tengevolge van andere werkzaamheden,
geen lust meer om langer te blijven en evenmin om des
avonds terug te komen. En dan wordt er gejaagd om de
zaken maar af te maken, wat zeker niet is in het belang der
gemeente. Wij zullen het vandaag wel weer zien. Hadden
enkele punten, zooals het adres Copier bijv. niet behoorlijk
voorbereid op de vorige agenda kunnen worden aangebracht.
Laten Burgemeester en Wethouders toch eens ernstig over
wegen, of zij in het belang der gemeente den Raad niet beter
ter wille kunnen zijn.
De Voorzitter. De klacht van den heer Sijtsma betreft
iets, dat niet altijd te voorkomen is. De eene maal is er veel
te doen, de andere maal weinig.
Men moet niet vergeten, dat het Gemeentebestuur, buiten
de voorbereiding van hetgeen ik den wetgevenden arbeid
zou willen noemen, zeer veel bestuurszaken heeft te doen en
dat het daarmede zeer ongelijk loopt. Van Burgemeester en
Wethouders moeten zooveel schrifturen uitgaan verschil
lende spoedeischende dingen komen onverwacht en moeten
dadelijk worden afgedaan dat niet altijd de voorbereiding
van de Raadsvergaderingen gelijkmatig kan plaats hebben.
Ik zou haast zeggen: vergelijkt het eens met andere politieke
lichamen, b. v. met de Eerste Kamer; hoe verschillend kan
het daar niet loopen Soms word ik opgeroepen voor zeer
drukke zittingen en op andere tijden word ik opgeroepen voor
een zitting waarin maar zeer weinig te doen is.
Het is geenszins de bedoeling de zaken af te roffelen, maar
het is zeer moeilijk de behandeling der zaken gelijkmatig te
doen plaats hebben, vooral omdat de Raad gewoon is alleen
op Donderdag te vergaderen. Den eenen keer kan het zeer
veel verschillen vergeleken bij den anderen; voor de vorige
vergadering was er te weinig te behandelen, maar toen heb
ben wij het toch beter gevonden de vergadering niet uit te
stellen, uit vrees dat de agenda ditmaal nog grooter zou
wezen. Door allerlei andere bezigheden was er toen weinig
klaar.
Ik beloof den heeren dat wij zullen trachten den kost zoo
gelijk mogelijk te verdeelen, maar ik wil nog eens uitdruk
kelijk verklaren, dat wij niet met eenige voordacht de agenda
voor deze vergadering bijzonder groot hebben gemaakt. Het
is geenszins de bedoeling geweest de zaken nu eens af te
roffelen.
De heer Vergouwen. M. d. V. Ik zou willen vragen of
Burgemeester en Wethouders den Raadsleden niet tegemoet
zouden kunnen komen door hun de stukken, betrekking
hebbende op onderwerpen welke voldoende voorbereid zijn,
bij wijze van «Ingekomen Stukken" toe te zenden, zoodat zij
niet alles op één oogenblik krijgen. Op Zaterdagavond komt
er een groot Ingekomen Stuk en als men dan een uurtje den
tijd heeft, begeeft men zich naar de Leeskamer om het
desbetreffend dossier eens in te zien, maar dan gebeurt het
meermalen dat twee of drie personen zitten te wachten om
diezelfde stukken te bestudeeren. Indien Burgemeester en
Wethouders, de stukken, die klaar waren voor de behandeling,
onmiddellijk aan de leden zonden, zouden dezen ze rustig
kunnen inzien en niet aangewezen zijn op slechts twee of
drie dagen om alle dossiers tegelijk na te gaan. Dat zou
de zaak voor de leden veel vergemakkelijken. De plannen voor
den bouw van arbeiderswoningen zijn tijdig ter visie gelegd,
zoodat de leden ze op hun gemak hebben kunnen bekijken.
Mijn vraag is dus, of Burgemeester en Wethouders bereid
zijn om elk dossier dat afgewerkt is, als ingezonden stuk
aan den Raad toe te zenden, hetzij in den vorm van een heel
blad, hetzij in dien van een klein blad.
Nu ik toch aan het woord ben, zou ik nog een vraag willen
stellen in verband met punt 7 der agenda, n.l. of de Raad
gebonden is aan de door Burgemeester en Wethouders gedane
voordracht voor de benoeming van een lid van het College
van Vrouwen-Kraammoeders dan wel of wij buiten die voor
dracht mogen gaan.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik heb toevallig de betrek
kelijke verordening van 1864 eens nageslagen en daarin gezien
dat bij een vacature het Bestuur der Vereeniging een voordracht
bij den Raad moet indienen, zoodat de inhoud van het schrijven
van het. College van Vrouwen- Kraammoeders volkomen met
de desbetreffende bepaling dier verordening klopt.
De Voorzitter Den heer Vergouwen kan ik antwoorden,
dat zooveel mogelijk getracht zal worden aan zijn wensch te
voldoen, maar dat dit minder eenvoudig is dan men denkt.
In grootere gemeenten, waar iedere Wethouder zijn secretaris
of referendaris heeft, gaat het veel gemakkelijker. Men ver-
gete niet dat, waar de Raad gemiddeld om de drie weken
of liever om de twee en een halve week vergadert, want er
zijn ongeveer 20 vergaderingen per jaar, en iedere vergadering
haar beslommeringen medebrengt, terwijl Burgemeester en Wet
houders bovendien nog twee keeren per week bijeenkomen,