DONDERDAG 2 MAART 1916. 33 De heer Fokker, die het praeadvies van Burgemeester en Wethouders volkomen juist acht, zou de zaak aangehouden willen zien, omdat wellicht andere maatregelen in het belang van adressant zijn te treffen. Ik geloof niet dat dit een juist standpunt is. Wij hebben hier als het ware een appèl-procedure: Burgemeester en Wethouders hebben een beslissing genomen ten aanzien van Copier; deze is daarvan bij den Gemeenteraad in appèl gekomen en nu moet de Raad beslissen, of Burge meester en Wethouders al dan niet een juist besluit hebben genomen. Op dit oogenblik is absoluut niet de vraag aan de orde, of misschien op een andere manier aan het verlangen van adressant kan worden tegemoet gekomen. De eenige vraag is: moet het besluit van Burgemeester en Wethouders bevestigd of vernietigd worden, m. a. w. hebben zij de verordening goed toegepast of niet. De kwestie van de billijkheid hoewel in ons praeadvies behandeld moet er zelfs buiten gelaten worden. De heer Fokker, overigens geen kwaad jurist, had dat, dunkt mij, zelf moeten inzien. Ik zeg niet met den heer Tepe: het verbaast mij dat niemand in den Raad het voor adressant heeft opgenomen. Dat verbaast mij volstrekt niet, nadat ik gisterenavond kennis heb genomen van het laatste stuk, van de zijde van Copier verschenen. Daarin leggen de heeren Appel en Copier er toch den nadruk op, dat zij nooit hebben beweerd, dat de thans geldende verordening door Burgemeester en Wethouders niet goed zou zijn toegepast. Daarmede is dus toegegeven, dat het besluit van Burgemeester en Wethouders volkomen juist is geweest en daarmede is dan ook, zou ik zeggen, de zaak uit, want de eenige kwestie waarover het gaat is, of Burgemeester en Wet houders de verordening al dan niet juist hebben toegepast. Het is niet noodig verder op de zaak in te gaan. De heer Tepe heeft een open deur opengetrapt, want niemand heeft ons standpunt bestreden. Overigens waren de beschouwingen van den heer Tepe over de zaak m. i. zeer juist. Ik wensch er, ter voorkoming van misverstand bij de beoordeeling dezer zaak nog één ding aan toe te voegen. In de redeneering van adressant schuilt deze groote fout, dat hij het altijd doet voorkomen alsof er sprake is van twee pen sioenen één, dat wordt toegekend voor zijn militaire dienst jaren, en één, dat verleend wordt voor de jaren, die hij in dienst der gemeente heeft doorgebracht. Dat is echter niet het geval. Er is alleen sprake van een gemeentelijk pensioen, maar de Pensioenwet voor gemeenteambtenaren, volgens welke Copier gepensionneerd wordt, maakt het mogelijk bij de bereke ning van het gemeentelijk pensioen ook de jaren, in militairen dienst doorgebracht, mede te tellen. Dientengevolge krijgt Copier een pensioen, dat 59.hooger is dan het pensioen, dat hem zou zijn toegekend, indien hij alleen volgens de jaren, in dienst der gemeente doorgebracht, zou zijn gepen sionneerd; van twee verschillende pensioenen is echter geen kwestie. Waar adressant nu volgens de Pensioenwet een hooger pensioen ontvangt dan hem volgens de Verordening zou toe komen, kan natuurlijk van het toekennen van een suppletie pensioen geen sprake zijn. De zaak is, dunkt mij, duidelijk en ik kan mij niet begrijpen, dat iemand die de stukken heeft gelezen, kan zeggen, dat hem de zaak zoo helder is als koffiedik, gelijk de heer Tepe heeft medegedeeld, van een zijner medeleden te hebben gehoord. Ik vind de zaak zoo helder als glas. De Voorzitter. Ik begrijp niet, dat de heer Fokker zich geen denkbeeld van deze zaak heeft kunnen vormen. Hem wordt toch ook het bekende blaadje van de politieagenten toegestuurd en daar staat alles ook in. Bovendien is de heer Fokker, gelijk de heer van der Lip zegt, een jurist, die de zaak wel kon beoordeelen. Toen ik het laatste adres van Copier las, dacht ik: er is geen betere verdediging van het voorstel van Burgemeester en Wethouders mogelijk. Adressant geeft toe, dat Burgemeester en-Wethouders de verordening, zooals die overeenkomstig de wet is gewijzigd en door Gedeputeerde Staten goedgekeurd, juist hebben toegepast zij konden dus niet anders beslissen en riu wordt gevraagd aan den gemeenteraad daar eens tegenin een ander besluit te nemen. Dat kan niet. Maar nu de billijkheid! Over die billijkheid wil ik hier even spreken, omdat men zou kunnen zeggen: waarom hebt gij medegewerkt om de verordening aldus vast te stellen De zaak is dezeer wordt niet gedeeltelijk door het Rijk en door de gemeente betaald, maar het Rijk betaalt de pensioenen en vraagt van de gemeente bijdragen. Nu heeft de aanneming van het amende ment-de Geer gemaakt, dat de wet ons in staat stelde niet aanstonds al onze ambtenaren in te koopen, maar als het ware de regeling te doen blijven doorloopen gelijk die vroeger was met dien verstande, dat het Rijk toch de pensioenen betaalt en de gemeente ze, voor zoover hare verplichtingen gaan, aan het Rijk geheel of gedeeltelijk, restitueert. Welk deel nu door het Rijk op de gemeente wordt verhaald, is een zaak, waarmede de persoon, die het pensioen ontvangt, absoluut niets te maken heeft. Deze geheele zaak zou nooit ter sprake zijn gekomen, want Copier was zeer tevreden met zijn pensioen, wanneer de zaak niet ter sprake was gekomen in den Haag. Daar heeft men een onduidelijke verordening ge maakt, waaruit men desnoods zou kunnen halen wat Copier nu beweert. Er staat in de Haagsche verordening het volgende »Het volgens de regelen dezer verordening bepaalde pensioen wordt slechts toegekend, indien en voorzoover het hooger is dan dat hetwelk op grond van hetzelfde dienstverband krachtens de pensioenwetten is verleend." In Haarlem heeft men ongeveer hetzelfde. Die verordeningen zijn m. i. verkeerd. Daar heeft men de menschen, die al bevoordeeld zijn, nog bovendien een voordeel gegeven. Onze verordening is werkelijk veel heter. Het is de be doeling, dat men moet vergelijken wat het voordeeligst is voor den man. Bij de invoering van de nieuwe pensioenwet bleek het, dat in de meeste gevallen de menschen waren bevoordeeld. Doch in sommige gevallen was er een nadeel. In dat, geval wordt gezegddat nadeel moet worden gesuppleerd. Wat in het laatste stuk door Copier wordt gezegd, is geheel gelijk aan ons sustenu. Door de beide stukken het laatste stuk in de Politiebode en het laatste stuk van Copier, is dit alles geheel toegegeven, niemand kon beter het standpunt van de gemeente in deze hebben verdedigd. De beraadslaging wordt gesloten. Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeen komstig het praeadvies besloten. De heer Pera. M. d. V. Het is thans bijna 5 uur, zouden wij nu de vergadering maar niet verdagen? De heer Heeres. M. d. V. Wanneer nu de vergadering wordt afgebroken, ligt het in uw bedoeling haar hedenavond te 8 uur voort te zetten. Ik kan van avond niet komen, wat natuurlijk geen beletsel behoeft te zijn om de vergadering voortgang te doen hebben, maar U brengt vier andere leden, die in dezelfde positie verkeeren, die met mij een vergadering moeten bijwonen, waar belangrijke kwesties worden bespro ken en behandeld, in dezelfde moeilijkheid, en dan wordt de zaak eenigszins anders. Bestaat er werkelijk overwegend bezwaar tegen om de avondvergadering niet te houden, om thans nog een oogenblik door te gaan en dan de rest van de agenda b. v. de volgende week af te doen? De Voorzitter. Ik wil dat gaarne doen, indien de heeren van den regel om altijd op Donderdag te vergaderen, willen afwijken. Op Donderdag van de volgende week ben ik ver hinderd. Ik zou nog wat spoedeischend is, willen afdoen en daarna nog een geheime vergadering willen houden. De heer Briët. M. d. V. Wij weten pas Zaterdag, dat er den volgenden Donderdag raadsvergadering is, en de vergade ring, waarvan de heer Heeres sprak, is reeds lang tevoren uitgeschreven. De Voorzitter. Kan die niet verzet worden? De heer Briët. Neen. De heer Pera. M. d. V. Het is mij bekend, dat enkele Raadsleden bezwaar hebben om in deze vergadering punt 21 der agenda te behandelen, welk bezwaar natuurlijk ook zou bestaan, als een avondvergadering werd gehouden, zoodat het dienstig zou wezen, ook met het oog op dat punt, om de vergadering uit te stellen. De Voorzitter. Vinden de heeren goed om van de agenda af te wijken, dan stel ik voor thans de punten XVIII en XXI aan te houden tot een volgende vergadering op heden over 14 dagen. Daartoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten. De Voorzitter. Dan is dus thans aan de orde punt XIX. XIX. Voorstel tot aankoop van het perceel, kad. bekend gemeente Üegstgeest, Sectie E, No. 778 en tot beschikbaar stelling van de voor dien aankoop benoodigde gelden. (Zie Ing. St. No. 46.) De heer Huurman. M. d. V. Ik zou de opmerking willen maken, dat wij hier te doen hebben met een voorstel tot goedkeuring van aankoop en niet tot aankoop. De Voorzitter. Er is niets gekocht. Volgens de Gemeentewet moet de Raad aankoopen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 13