18
DONDERDAG 10
FEBRUARI 1916.
Straten en Wegen van 18 December 1913 (gemeenteblad 43)
heeft mij echter doen zien, dat niet Burgemeester en Wet
houders die voorgevellijn hadden vast te stellen, doch dat dit
iets is, dat behoort tot de competentie van den Raad. De Wet
houder heeft erkend, dat Burgemeester en Wethouders daartoe
met een voorstel bij den Raad hadden kunnen komen. Ik
moet dan nu toch mijn leedwezen er over uitdrukken, dat
Burgemeester en Wethouders dit niet hebben gedaan, daar
door het bouwen zoo dicht aan de Oegstgeesterlaan als nu
daar plaats heeft, zeer zeker een misstand in de bebouwing
van dat stadsgedeelte wordt geschapen. Met belangstelling
heb ik nu bij monde van den geachten Wethouder vernomen,
dat Burgemeester en Wethouders toezeggen, dat zij een voor
stel, om de voorgevellijnen vast te stellen, zullen indienen,
welk voorstel ik gaarne afwacht. Daarin zie ik dan een erken
ning van de zijde van Burgemeester en Wethouders, dat de
vaststelling van voorgevellijnen in door de eigenaren van den
grond gestelde verkoopswaarden, geen voldoende rechtszeker
heid geeft, dat die bepalingen steeds gehandhaafd zullen blijven.
In lengte van jaren, wanneer de grond in de 3e of 4e hand
is overgegaan, zullen die bepalingen wellicht langzamerhand
verdwijnen of niet nageleefd worden. Ik zal het daarom zeer
toejuichen, wanneer Burgemeester en Wethouders met een
voorstel tot vaststelling van de voorgevellijnen bij den Raad
komen. Ik weet niet in welken vorm Burgemeester en Wet
houders hun voorstel wenschen in te kleeden en in zekeren
zin loop ik dus wel wat op de zaak vooruit, maar het komt
mij voor, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders
betrekking zou behooren te hebben, zoowel voor zoover de
bebouwing al bestaat en als voorzoover die nog moet geschieden.
Ik zeg dit, omdat, zooals ik reeds heb opgemerkt, de in par
ticuliere verkoopsvoorwaarden neergelegde verplichting tot
het plaatsen van huizen op een bepaalden afstand uit de
rooilijn der straat, ook al is die verplichting bij reeds gebouwde
huizen nageleefd geworden, geen zekerheid van eene voort
durende inachtneming dier verplichting inhoudt.
In verband met het voorafgaande en in aansluiting aan
mijne gedane vraag, meen ik thans de volgende motie te
mogen voorstellen:
De Raad,
Gehoord de discussiën betreffende den bouw langs de Oegst
geesterlaan,
overwegende, dat door het, in afwijking van de bestaande
bebouwing met voortuintjes aan de Oegstgeesterlaan, maken
van eene bebouwing zonder voortuintjes, dus tot aan, of op
zeer korten afstand van de rooilijn dier laan (straat) een
misstand geschapen wordt;
overwegende, dat een dergelijke misstand niet in overeen
stemming is met den aard en het aanzien der bebouwing
van dit nieuwe stadsgedeelte;
overwegende, dat rechtszekerheid dient te bestaan ten aanzien
van de verplichting tot bebouwing met voortuintjes langs de
Oegstgeesterlaan, de noord-oostzijde van den Rijnsburgerweg
en de Marienpoelstraat;
gelet op art. 4 van de Gemeenteverordening op den aanleg
van Straten en Wegen van 18 December 1913 Gomeente-
blad No. 43 noodigt Burgemeester en Wethouders uit aan
den Gemeenteraad de noodige voorstellen te doen tot vast
stelling van voorgevellijnen langs de drie genoemde straten,
en gaat over tot de orde van den dag.
De Voorzitter. Bij mij is ingekomen de volgende motie
van den heer Hoogenboom:
De Raad gehoord de discussiën betreffende het bouwen langs
de Oegstgeesterlaan,
Overwegende dat door het, in afwijking van de bestaande
bebouwing met voortuintjes aan de Oegstgeesterlaan, maken van
eene bebouwing zonder voortuintjes, dus tot aan of op zeer
korten afstand van de rooilijn dier laan (straat), een misstand
wordt geschapen,
Overwegende dat een dergelijke misstand niet in overeen
stemming is met den aard en het aanzien der bebouwing van
dit nieuwe stadsgedeelte,
Overwegende dat rechtszekerheid dient te bestaan ten aan
zien van de verplichting tot bebouwing met voortuintjes langs
de Oegstgeesterlaan, de noordoostzijde van den Rijnsburgerweg,
en de Mariënpoelstraat
Gelet op art. 4 der gemeenteverordening van 18 December
1913, (gemeenteblad vari Leiden n° 43),
Noodigt Heeren Burgemeester en Wethouders uit aan den
Raad de noodige voorstellen te doen tot vaststelling van voor
gevellijnen langs de 3 genoemde straten,
en gaat over tot de orde van den dag.
Leiden 10 febr. 1916.
P. Hoogenboom.
De motie van den heer Hoogenboom wordt voldoende
ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad
slaging uit.
De Voorzitter. Ik stel voor om deze Tnotie te stollen in
handen van Burgemeester en Wethouders tot het uitbrengen
van praeadvies.
De heer Hoogenboom. M. d. V. Uw voorstel juich ik ten
zeerste toe, maar gaarne zou ik toch nog een kleine toe
lichting aan de motie willen toevoegen.
De verordening op straten en wegen geeft in artikel 4 deze
bepaling dat »waar noodig Doorgevellijnen worden vastgesteld'-.
Nu komt het mij voor, dat bij gebruikmaking van die bepaling
het woord voorgevel lijn" een onzekerheid kan opleveren voor
huizen staande op de kruising van twee straten, dus voor
hoekhuizen men zou kunnen meenen, dat met yoorgevellijn
niet zou zijn bedoeld de zijgevellijn aan de zijde van de andere
straat. Dit zou in de hand werken de oplossing, zooals die nu,
m. i. ten onrechte en tot misstand leidende, wordt gevonden
op de hoeken van den Rijnsburgerweg met de Oegstgeester
laan en met de Marienpoelstraat. Op die hoeken, waarvan
alleen die aan de Noordwestzijde van de Oegstgeesterlaan nog
niet bebouwd is, liggen de zijgevels der huizen van den Rijns
burgerweg in de straatrooilijnen van de Oegstgeesterlaan en
van de Marienpoelstraat en ontsieren zij de entrée van die
beide, overigens met voortuintjes bebouwde straten.
Teneinde dien misstand op de hoeken van straten te kunnen
voorkomen, acht ik het voor alle zekerheid gewenscht artikel 4
der genoemde verordening, alsmede art. 2 van de verordening
op het bouwen en sloopen, van 18 December 1913, Gemeente
blad No. 44, te wijzigen in dien zin, dat het woord: »voorgevel-
lijnen" wordt vervangen door: «lijnen van bebouwing."
Dan wordt de mogelijkheid dat met den voorgevel niet aan
de rooilijn der straat zou mogen worden gebouwd, maar dat
men niet bevoegd zou zijn om het met den zijgevel wel aan
de rooilijn der straat bouwen te beletten, voorkomen. Er is
nu in de beide verordeningen alleen sprake van Doorgevellijnen
en dat geeft wellicht geen voldoende rechtsmacht om ook het
bouwen van zijgevels in de rooilijn van de straat tegen te gaan.
Waar Burgemeester en Wethouders nu toch een praeadvies
willen uitbrengen over mijne motie, wenschte ik dit punt wel
onder hunne aandacht te brengen.
De Voorzitter. Ik zou wel een enkel woord willen zeggen
juist over die quaestie van het bouwen van woningen op de
hoeken der straten. Dat is een groote moeilijkheid. Wil men
aan beide zijden voortuintjes voorschrijven, dan kost dit aan
de eigenaren dier hoekstukken heel veel geld. In buurten,
waar alleen rijke menscben gaan wonen, zooals bijv. in het
villapark Zorgvliet in den Haag, heeft dit nietzooveel bezwaar,
maar dat bezwaar klemt wel op plaatsen, waar men niet
zoo grootscheeps kan bouwen. Wat zal het gevolg zijn van
een dergelijke bepaling op punten als aan den Rijnsburgerweg?
Dat men daar op de hoeken onbebouwde plekken krijgt, die
dan als een wildernis blijven liggen of als plantsoen moeten
worden ingericht en onderhouden. Dat laatste is natuurlijk heel
aardig, maar kost geld. Zooals ik zeidemen krijgt anders aan
den ingang van elke straat twee open hoeken, tenzij men daar
villa's kan zetten, maar daar moeten eerst gegadigden voor
komen en dat zie ik hier nog niet zoo dadelijk maar gebeuren.
Daarmede moeten wij als gemeentebestuur ook rekening houden.
En wanneer wij ook een zijgevellijn gingen vaststellen, dan
zouden wij daardoor m.i. ook weer zeer onbillijk handelen
tegenover de menschen, die daar grond bezitten. Dat zou feite
lijk neerkomen op kostelooze onteigening van zeer waardevol
terrein. Een dergelijk stelsel zal de bouwers in onze gemeente
zeker niet aanmoedigen. Dergelijke bepalingen kunnen heel
goed zijn in een park Zorgvliet, maar als algemeene regel is
zoo iets althans bij ons niet door te voeren. In theorie moge
U gelijk hebben, in de praktijk is het heel moeilijk een der
gelijke bepaling te handhaven.
De motie van den heer Hoogenboom is geen motie van
afkeuring maar al zou ik met de portée ervan kunnen mede
gaan, toch zou ik nog wel eens eerst ook de beweegredenen
onder de oogen willen zien. En daarom acht ik het beter,
dat de motie wordt gesteld in handen van Burgemeester en
Wethouders om praeadvies.
De heer Botermans. M. d. V. Wanneer het praeadvies komt,
kan er dan ook over worden gesproken
De Voorzitter. Zeker, zoolang als U wilt. Dan komt de
geheele zaak in behandeling.
De heer Botermans. M. d. V. Ik ben het geheel met U
eens, dat men ook rekening moet houden met de portemonnaie
van de menschen. Dat heeft de heer Hoogenboom over het
hoofd gezien. Wanneer men een bouwterrein heeft aan een
straat, die geprojecteerd is op een breedte van 30 M. en men
eischt dan nog voortuintjes, dan wordt het een breedte van
40 M. en daardoor wordt een zware last op het bouw
terrein gelegddan kan men het land beter als weiland ver-