DONDERDAG 20
JANUARI 1916.
7
er geen toelichting bij was gegeven. De Burgemeester zegt,
dat men uit de stukken de reden moet opmaken. Het is dus
toeval, nu weet ik het.
De Voorzitter. Ik zou nog even de aandacht willen vesti
gen op deze zinsnede in het rapport van het hoofd der
school: van deze dames is Mej. Schmitz ongetwijfeld de
beste. En de Schoolopziener schrijft: ik kan tusschen de dames
Montfoort en Schmitz niet veel onderscheid zien. Er is dus
wel eenig onderscheid, al is dit niet veel.
Ik ben het met den Schoolopziener volkomen eens. Wij
zeggen ook: er is niet veel onderscheid, maar er moet een
keus worden gedaan, er moet een voordracht worden opge
maakt. En nu hebben wij in overleg met den Schoolopziener
Mej. Schmitz No. 1 en Mej. Montfoort No. 2 op de voordracht
geplaatst. Er is niet veel onderscheid, maar de eene is toch
blijkbaar iets beter dan de andere. De heeren kunnen kiezen.
Ik kan mij begrijpen, dat anderen meenen dat nr. 2 beter is,
welnu, die moeten dan stemmen op nr. 2. Wanneer wij een
maal een Voordracht gaan motiveeren en dan een andermaal
niet, dan zou dit tot minder gewenschte toestanden aanlei
ding kunnen geven.
V. Benoeming van eene onderwijzeres aan de school der 3e
klasse N°. 8.
(Zie lng. St. No. 18).
Wordt benoemd Mej. H. E. Schmitz, met 22 stemmen;
Mej. Montfoort verkreeg 3 en Mej. Reuser 2 stemmen.
VI. Voorstel in zake de benoeming van J. Hirschig tot
vast leeraar in de wiskunde aan de Hoogere Burgerschool
voor jongens.
(Zie lng. St. No. 4.)
De Voorzitter. In de eerste plaats stel ik voor:
Uw besluit van den 5en Augustus 1915, waarbij de heer
J. Hirschig voor den tijd van een jaar werd bestendigd in
zijne betrekking van leeraar in de wiskunde aan de Hoogere
Burgerschool voor Jongens, te wijzigen in dier voege, dat de
tijdelijke aanstelling niet zal duren tot het einde van den
loopenden cursus, doch slechts tot den len Februari 1916.
Daartoe wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem
ming besloten.
De Voorzitter. Dan is aan de orde de benoeming van een
vast leeraar in de wiskunde aan de Hoogere Burgerschool
voor jongens.
Wordt benoemd met algemeene (27) stemmen de heer J.
Hirschig.
De Voorzitter. Ten slotte stel ik voor om de jaarwedde
van den heer Hirschig te bepalen op ƒ2400 en zijn pensioens
grondslag voorloopig vast te stellen op datzelfde bedrag.
Daartoe wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
besloten.
De Voorzitter. Ik dank de leden van het stembureau
voor de genomen moeite.
VII. Verzoek van A, I. J. Brandenburg om eervol ontslag
als onderwijzer aan de school der 3e klasse No. 2.
(Zie lng. St. No. 7.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies besloten.
VIII. Staat van af- en overschrijving op de begrooting,
dienst 1914, van het College van Vrouwen-Kraammoeders.
(Zie lng. St. No. 1.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies besloten.
IX. Rekening, dienst 1914, van het College van Vrouwen-
Kraammoeders.
(Zie lng. St. No. 1.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies besloten.
X. Begrooting, dienst 1916, van het College van Vrouwen-
Kraammoeders.
(Zie lng. St. No. 1.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies besloten.
De Voorzitter. Aan het College zal mededeeling worden
gedaan van de door de Commissie van Financiën in haar
advies gemaakte opmerkingen.
XI. Begrooting, dienst 1916, van het H.G. of Arme Wees-
en Kinderhuis.
(Zie lng. St. No. 2.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen
komstig het praeadvies besloten.
XII. Verzoek van de Vereeniging van Bezoldigde Agenten
van Politie »Door Eendracht Saamgebracht" om het gebruik
van een lokaal der school 3e klasse No. 3, ten behoeve van
een te houden vak- en taalcursus.
(Zie lng. St. No. 15.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen
komstig het praeadvies besloten.
XIII. Voorstel om goed te keuren, dat de Bethlehemskerk
tijdelijk gebruikt wordt voor het houden van theoretische
oefeningen van het Landstormcorps Z.-H. West.
(Zie lng. St. No. 8.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen
komstig het praeadvies besloten.
XIV. Verordening, houdende wijziging van de verordening
van den 5en October 1911 (Gem. Blad No. 29), regelende de
heffing van eene plaatselijke directe belasting te Leiden.
(Zie lng. St. No. 16.)
Algemeene beschouwingen worden niét gevoerd.
Het eenig artikel en daarmede de geheele verordening
wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
XV. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor het
maken van een bestraat voetpad c. a. langs een gedeelte van
den Haarlemmervaartweg.
(Zie lng. St. No. 12.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen
komstig het praeadvies besloten.
XVI. Voorstel:
a. tot aankoop van eenige strookjes grond aan den Hoogen
Rijndijk, vóór de perceelen Sectie M Nis 871,2829, 2162,
2163, 884, 2328 t/m. 2330 en 901
b. tot opzegging van het gebruik van grond aan den Hoogen
Rijndijk.
(Zie lng. St. No. 11.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Hoogenboom. M. d. V. Gaarne wil ik een enkel
woord zeggen, eigenlijk niet zoozeer over punt a of punt b,
maar meer in het algemeen over deze zaak. Eerst dan een
vraag. Wanneer de Raad medegaat met het door Burgemeester
en Wethouders onder a en b voorgestelde, sluit dit dan in
zich, dat zonder dat den Raad een nader plan van de ver
betering van den weg zal zijn voorgelegd, die verbetering
vanwege de gemeente zal worden uitgevoerd? Ik wil dus vragen,
of Burgemeester en Wethouders nog bij den Raad zullen
komen met een plan, hoe de verbetering van dezen weg zal
plaats hebben.
De Voorzitter. Het plan staat in de stukken!
De heer Hoogenboom. M. d. V. In de stukken, die ter visie
hebben gelegen, heb ik een eigenlijk plan van de wegver-
betering niet aangetroffen. In het ingekomen stuk 11 staat
niets anders dan een globale beschrijving van de door Burge
meester en Wethouders beoogde weg verbetering en wanneer
nu de zaak niet nader aan het oordeel van den Raad wordt
onderworpen, en wij moeten volstaan met de toelichting die
dat ingekomen stuk geeft, dan geeft mij dit aanleiding tot
eenige opmerkingen.
De zaak, zooals zij hier door Burgemeester en Wethouders
wordt voorgesteld, betreft het verbeteren van den verkeers-
toestand op den Hoogen Rijndijk van af de Utrechtsche brug,
nabij de remise van de tram over ongeveer 500 M. lengte in
de richting naar Leiderdorp. Nu wordt in het ingekomen
stuk in de eerste plaats gezegd, dat de verbetering strekt tot
verbetering van het voetgangersverkeer en verder wordt daarin
opgemerkt, dat het in verband met het drukke verkeer, ook
dringend noodig is tot verbetering van den rijweg over te
gaan. Ten aanzien van dien rijweg wordt gezegd, dat de ver
breeding daarvan bij het begin V» M. zal bedragen, geleidelijk