DONDERDAG 20 JANUARI 1916. 3 schoolgebouwen vrijkomen; als noodzakelijk gevolg van die ontruiming zullen dan ongeveer duizend militairen in andere gemeenten onder dak moeten worden gebracht. Of alle inge zetenen, speciaal vele winkeliers, met die vermindering van garnizoen nu wel zoo buitengewoon ingenomen zullen zijn, waag ik te mogen betwijfelen. In het afgeloopen jaar viel onze gemeente verschillende malen de eer te beurt bezoek te mogen ontvangen van Hare Majesteit onze geëerbiedigde Koningin of van leden van het Koninklijk Huis. Den 22sten December j.l. bezocht Hare Majesteit onze ge meente ter bezichtiging van de fabriek van de Heeren Gebr. van Wijk, waarna Zij, na een rondrit door de stad, audiëntie verleende aan een aantal ingezetenen, meer in 't bijzonder betrokken bij en op de hoogte van de huidige buitengewone toestanden. Het Koninklijk bezoek van Hare Majesteit en Hare Hooge belangstelling in de economische toestanden van onze gemeente, werden blijkbaar ten zeerste door ingezetenen en Gemeente bestuur op prijs gesteld. Nog bezocht Hare Majesteit, vergezeld door de Koningin- Moeder en den Prins der Nederlanden, onze stad op 22 Sep tember ter bijwoning van het militaire Sportfeest, terwijl Hare Majesteit de Koningin-Moeder op 28 Mei de gestichten Ende geest, Rhijngeest en Voorgeest met een bezoek vereerde. Ook deze bewijzen van belangstelling van de zijde van het Vorstelijk Huis werden ten zeerste gewaardeerd. Met dankbaarheid kan ik van deze plaats constateeren, dat in het afgeloopen jaar geen der leden aan deze vergadering door den dood is komen te ontvallen. Tot ons leedwezen verlieten ons in September de heeren Driessen, P. J. Mulder, Corts en Carpentier Alting, die dezen zomer periodiek aftraden en niet voor eene herbenoeming in aanmerking wenschten te komen. Hunne plaatsen werden ingenomen door de heeren Sasse, Huurman, Tepe en Fabius. Ook betreurden wij het zeer, dat na dien de heeren Kore- vaar en Bosch zich verplicht achtten voor hun raadslidmaatschap te bedanken, de eerste om gezondheidsredenen, de laatste wegens verandering van werkkring. De Heeren van Romburgh en J. P. Mulder werden in December in hunne plaats gekozen. En thans, Mijne Heeren, nader ik het slot van deze Nieuw jaars-toespraak. Alvorens te eindigen wensch ik U allen echter mijn oprechten dank te brengen voor de daadwerkelijke en hartelijke mede werking, die ik in het afgeloopen jaar van U mocht ontvangen bij het volvoeren van mijne zoo moeilijke en inspannende taak. Ook zij hier mijne erkentelijkheid betuigd aan alle anderen, die mij zoo trouw ter zijde stonden in 1915 bij het volbrengen der extra-werkzaamheden, die in deze buitengewone omstan digheden wet of plicht mij oplegden. Aanvaardt ook, Mijne Heeren, mijne welgemeende dank betuiging voor de gelukwenschen, die ik van U mocht ont vangen bij gelegenheid van de intrede des nieuwen jaars. Van mijn kant wensch ik ook U allen alles goeds toe in 1916, zoowel in privé als in zaken. En moge ten slotte het jaar 1916 beter voor land en ge meente zijn, dan 1915 geweest is. Moge het ingetreden jaar gelukkiger eindigen dan het begonnen is, nu de wereldbrand nog steeds aanhoudt en ons land geteisterd wordt door een ongekend zwaren watersnood. En zooverre het onze dierbare gemeente aangaat en het aan ons ligt, laten wij, Mijne Heeren, ook dit jaar wederom in een dracht en met waardeering voor elkanders gevoelens, met alle krachten samenwerken om de ons opgelegde plichten tegen over de gemeente naar ons beste weten getrouw te vervullen, opdat onder Gods zegen ons bestuur gedurende 1916 moge zijn tot heil en zegen van Leiden en Leiden's ingezetenen. Teekenen van instemming.) De heer Pera. M. d. V. De Raad heeft met groote belang stelling Uwe mededeelingen aangehoord en Uwe herinneringen aan het jaar 1915. De herinnering aan de wijze, waarop in de tegenwoordige drukkende tijden door sommigen wordt ge leefd, geeft geen aangename gewaarwordingen ten aanzien van de stemming onder een deel der burgerij, welke stem ming waarlijk wel van meer ernst en bedachtzaamheid mocht getuigen, dan waarop zij zich thans voordoet. Verder is onze aandacht gevestigd op de gunstige positie die de gemeente Leiden inneemt in vergelijking met andere gemeenten, wat betreft het nemen van maatregelen tegenover de toestanden en de moeilijkheden, voortvloeiende uit de droeve gevolgen van den oorlog. En wanneer wij dan aan die gunstige positie worden herinnerd, dan ligt het, meen ik, op den weg van den Raad, om hierbij een woord van dank uit te spreken aan onzen geachten Voorzitter, die het, naar ik meen, mogelijk heeft gemaakt om tot die gunstige positie te komen; een woord van waardeering voor den ijver en voor het overleg waarmede hij ten bate van de gemeente ook op dit gebied is werkzaam geweest. De Raad dankt U voor den heilwensch gericht tot de leden van den Raadwij wenschen eveneens, dat het onzen uit- nemenden Voorzitter in het jaar 1916 wel moge gaan; dat hij in alle opzichten wijsheid, kracht en lust moge bezitten om de zware taak, die op zijn schouders is gelegd, te volbrengen. Ik wensch hieraan nog een enkel woord toe te voegen. Door den heer Fokker is eenigen tijd geleden de hoop uit gesproken, dat bij de behandeling van de volgende begrooting deze Voorzitter weder dezelfde plaats zou mogen innemen. Mij aansluitende bij dien wensch en ik meen hier wel te kunnen spreken uit naam van alle leden van den Raad spreek ik ook thans de hoop uit, dat wij met den Burge meester, waarmede wij het jaar 1916 aanvangen, dat jaar ook zullen mogen eindigen. Ik zeg dit met het oog op den tijd die weder aanbreekt, dat een nieuwe benoeming zal moeten plaats hebben. En het uitspreken van die hoop houdt eenig veiband met, de geruchten, die geloopen hebben, dat de Burgemeester zich niet zoo bijzonder voor het behoud van het ambt als Burgemeester interesseerde, dat de lasten aan deze taak verbonden, hem wel wat zwaar werden. Hoe dit moge zijn, ik meen, dat het op den weg van den Raad ligt, de hoop uit te spreken, dat wij den tegenwoordigen Burgemeester nog lang zullen behouden. Teekenen van instemming.) De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen: 1°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van de goed gekeurde verordening tot wijziging van die, bepalende o. a. den bijstand aan de Hoofden van scholen te verleenen. 2°. Dankbetuiging van R. van Ammers, adjunct-directeur der Lichtfabrieken, voor de verhooging zijner jaarwedde. Dit stuk luidt als volgt: Leiden, 27 December 1915. Bij dezen heb ik de eer Uw College beleefd mijn dank te betuigen voor de mij bij Uw besluit van 23 dezer toegekende salarisverhooging. Met de meeste hoogachting, de Adjunct-Directeur, R. van Ammers. Aan den Raad der Gemeente Leiden. 3°. Mededeeling van Dr. J. C. M. Timmermans dat hij de benoeming tot lid der Commisie voor de Bewaarscholen aanneemt. 4°. Dankbetuiging van de Vereeniging van R. K. Agenten van Politie te Leiden voor het besluit tot toekenning van een duurtetoeslag. Dit stuk luidt als volgt: Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen Gijbertus Gerard van Vugt en Johannes Albertus Verkuijlen, respec tievelijk voorzitter en secretaris der Vereeniging van Roomsch- Katholieke-Agenten van Politie te Leiden; dat zij, handelende in opdracht eener gehouden ledenvergade ring op Woensdag 29 December 1915 in het gebouw »De Prediker", Janvossesteeg te Leiden, waarin besloten is Uw Edel Achtbaar College dank te betuigen voor de genomen beslissing inzake «Duurte toeslag", welke door uwen Raad bij meerderheid van stemmen is aangenomen, en voor den tijd van vier maanden zal worden verstrekt. 't welk doende:' G. G. van Vugt, Voorzitter. J. A. Verkuijlen, Secretaris. Leiden, 30 December 1915. 5° Mededeeling van Gedep. Staten dat de gemeente over het 4e kwartaal 1915, ingevolge de Wet van 24 Mei 1897 (Staatsblad No. 156), toekomt een bedrag f 32434.80. 6°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van de goed gekeurde verordening betreffende het bedrijf van het Ópen- baar Slachthuis. 7°. Mededeeling van de benoemde leden en plaatsvervan gende leden van het Bestuur der Gemeentelijke Arbeidsbeurs, dat zij hunne benoeming aannemen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 3