160
DONDERDAG 25
NOVEMBER 1915.
al bijzonder zwak is gemotiveerd. Ik kan mij begrijpen, dat,
waar het gymnasium met eenige lokalen is uitgebreid, de
claviger eenige meerdere vergoeding moet hebben voor het
schoonhouden daarvan, maar waarom moet hij ook meer
salaris ontvangen? Alleen op dezen grond kan ik de billijk
heid daarvan niet inzien. Ik beschouw dit als een betrekking,
die iemand zoowel in letterlijken als in figuurlijken zin op
zijn slofjes af kan, en dan is dit salaris, in aanmerking ge
nomen, dat het genot van een mooie ambtswoning met vrij
vuur en licht, eraan verbonden is, m. i. beslist voldoende. En
waar deze man reeds meer dan 70 jaar oud is, verdient hij een
zoodanig salaris, dat hij buitengewoon bevoorrecht is boven
mensehen van gelijken leeftijd, die uit denzellden stand voort
kwamen, doch met hun handen hun brood hebben moeten
verdienen. Ik kan dus zeer goed medegaan met de verhoo
ging der vergoeding voor het schoonhouden, maar ik zou nog
gaarne een nadere motiveering hooren, waarom ook het
salaris van den claviger moet worden verhoogd. Wanneer die
motiveering niet krachtiger is dan die in het praeadvies en
in het schrijven van curatoren, zal ik tegen de verhooging
stemmen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Nu moet ik toch werkelijk een
enkel woord zeggen. Ik ben het niet geheel eens met den
geachten vorigen spreker; meer met den voorvorigen, hoewel
die mij ten slotte toch wat tè royaal is. Ik heb zooeven ge
sproken met mijn buurman, den heer Reimeringer; beiden
willen wij dezen man wat meer geven, waarom wij zouden
willen voorstellen, om a te lezenin plaats van 575.
ƒ600. Dat is een kleine verhooging, die ik aldus motiveer, dat
deze man vanaf '1889 geen salarisverhooging heeft gehad. De
vorige geachte spreker zeide wel: Bij een groep kan men er
beter over denken, maar bij een groep komt wel eens wat
eerder los dan bij een enkeling het geval is. Wanneer wij
werkelijk recht willen doen, moeten wij aan zoo iets nooit
denken. Deze man is 72 jaar en zal spoedig heengaan. Hij
heeft nog nooit een verhooging gehad, maar op deze wijze
zou hij nog het maximum kunnen bereiken, zoodat zijn pen
sioen daarnaar zou kunnen worden geregeld. Op grond daar
van zou ik niet zoo schriel willen zijn als Burgemeester en
Wethouders, en zou ik het bedrag van ƒ575.willen zien
veranderd in ƒ600.—.
De Voorzitter. Ik zou even willen antwoorden op hetgeen
de heer Tepe heeft gezegd. Ik hoor altijd gaarne het advies
van deskundigen, en dat volg ik ook even gaarne op. Het
geldt hier echter niet een voordracht voor de benoeming van
een leeraar in Latijn en Grieksch, maar een traktements-
regeiing, waarover niet alleen curatoren, maar ook Burge
meester en Wethouders en trouwens ook anderen zeer goed
kunnen oordeelen. Nu bestaat er bij curatoren in deze een
misverstand; zij zijn begonnen dezen persoon te vergelijken
met een anderen titularis, welke achteraf niet blijkt te hebben
vrije woning, en deze wel. Ik geloof, dat deze man voldoende
wordt gesalarieerd, wanneer hij 575.— benevens zijn emolu
menten krijgt. Men moet niet vergeten, dat de vergoeding voor
schoonhouden ook zeer verhoogd wordt en daar houdt hij ook
wel iets van over.
Dat het traktement lang hetzelfde is gebleven, is geen argu
ment. Men heeft wel meer traktementen, die in vele jaren
niet zijn veranderd. Wanneer men den staat van ambtenaren
ten stadhuize wil nagaan, behoeft men niet lang te zoeken
naar traktementen, die al vele jaren hetzelfde zijn gebleven.
Dat gebeurt meer; die traktementen zijn indertijd misschien
hoog geweest.
Het komt mij geheel voldoende voor, wanneer wij nu iemand
gaan salarieeren, naar hetgeen hij werkelijk moet hebben en
dat heeft absoluut niets te maken met het feit, hoe lang zijn
traktement al vast staat. Ik geloof werkelijk dat, ook door de
verhooging voor de schoonmaakkosten, deze man aardig is
vooruitgegaan en zijn traktement vergeleken met zijn collega's
aan de Kweekschool, de Hoogere Burgerschool en de Meisjes
Hoogere Burgerschool, geen slecht figuur maakt. Het feit,
dat hier geen algemeen,e regeling is, ligt in den aard van de
zaak. Juist omdat hier niet veel van deze scholen zijn, heeft
men een traktementsregeling voor iederen titularis afzonder
lijk. Het komt toch dikwijls voor, dat iemand, die een pen
sioentje heeft, zoo iets er heel gaarne bij heeft en er zijn
altijd liefhebbers genoeg. Burgemeester en Wethouders von
den het billijk, omdat hij niet meer dezelfde werkzaamheden
had te verrichten, maar meer te doen kreeg, daar het gebouw-
vergroot is met vier lokalen, hem daarvoor eene verhooging
te geven. Wij hebben ook vergroot het salaris van den
concierge aan de Hoogere Burgerschool, ook eenigszins in
evenredigheid met de meerdere lokalen, die moeten worden
onderhouden. Wat betreft de vergoeding voor het schoonmaken,
dat is volkomen billijk, omdat hij werkelijk meer kosten
heeft daarvoor, daar de artikelen duurder zijn geworden en
wij hebben hem daarvoor dan ook een eenigszins royale ver
hooging toegedacht. In elk geval geloof ik hier te kunnen
zeggen: hij heeft een billijk salaris en een billijke vergoeding
voor het schoonmaken, en daarom zijn Burgemeester en Wet
houders niet genegen om eenige verandering te brengen in
bun voorstel. Willen de heeren daaromtrent voorstellen doen,
dan kan ik het hun natuurlijk niet beletten.
Ik ontvang thans het volgende voorstel:
»Ondergeteekeriden stellen voor in voorstel 25 punt a in
plaats van 575.— te lezen 600,
Het voorstel is onderteekend door de heeren Sijtsma en
Reimeringer.
Wordt dit voorstel verder ondersteund? Zoo ja, dan maakt
het een onderwerp van beraadslaging uit. Aangezien ik geloof,
dat de zaak thans van alle kanten is bekeken, zou ik willen
voorstellen om tot stemming over te gaan.
De heer van der Lip. M. d. V. Nu uit den Raad het
voorstel komt om het salaris van den claviger nog wat te
verhoogen, wil ik even mijn stem, die ik zal uitbrengen vóór
het voorstel van de heeren Sijtsma en Reimeringer moti-
veeren. Het kornt mij voor, dat er hier wel wat te zeggen is
voor een hoogere salarieering dan door Burgemeester en
Wethouders is voorgesteld. Het is ontegenzeggelijk waar, dat
de werkzaamheden van den claviger door den bijbouw van
het Gymnasium zijn uitgebreid. De heer van der Pot, meen
ik, heeft dat betwijfeld. Maar er zijn toch 4 nieuwe localen
bijgekomen, wat natuurlijk een uitbreiding van werkzaam
heden met zich brengt. Ook is het waar, dat deze ambtenaar
nog nimmer voor salarisverhooging in aanmerking is gekomen,
hoewel, zooals terecht door den heer Tepe is opgemerkt, de
regeling dezer jaarwedde al dateert van ongeveer 30 jaar
geleden. Ik acht het daarom billijk de jaarwedde op ƒ600.
te brengen en ik zal dan ook aan het voorstel van de heeren
Sijtsma en Reimeringer mijn stem geven. Ik heb trouwens
in het College van Burgemeester en Wethouders te dezer
zake een van de meerderheid afwijkend standpunt ingenomen.
üp één ding wil ik nog wijzen in verband met hetgeen
door U, mijnheer de Voorzitter, is gezegd over het meerdere
bedrag, dat de claviger zal krijgen voor de kosten van het schoon
maken. U hebt daarbij opgemerkt, dat hij daar wel wat van
zal overhouden. Die opvatting deel ik absoluut niet. Op dit
standpunt hebben Curatoren zich ten minste niet geplaatst.
Zij hebben uitgerekend wat de werkelijke kosten voor dat
schoonhouden zullen zijn, en al hebben zij dat natuurlijk niet
op een cent na kunnen uitrekenen, zij zijn toch tot de con
clusie gekomen, dat de claviger het voorgestelde bedrag be
paald noodig zal hebben. Ik moet dus tegen dat gezegde van
U, mijnheer de Voorzitter, opkomen, vooral omdat de voor
stelling, alsof de verhooging van den post schoonmaakkosten
indirect een salarisverhooging zou zijn, allicht invloed zou
kunnen hebben op de stemming over het voorgestelde amen
dement.
De Voorzitter. Na hetgeen de laatste spreker heeft gezegd
moet ik opmerken, dat de door hem gegeven voorstelling mij
zeer onwaarschijnlijk voorkomt na de buitengewone verhoo
ging, welke de vergoeding voor schoonhouden thans onder
gaat. Ware die vroeger zooveel te laag geweest, dan zou de
man wel eerder hebben geklaagd. Vroeger kwam hij er ƒ40.
op te kort, zoodat, nu de vergoeding met ƒ150.wordt ver
hoogd, hij een bedrag van ƒ110.overhoudt. Mijne Heeren,
de zaak komt feitelijk hierop neer, dat men hier cadeau doet
een verhooging van pensioen, waarvoor nooit een bijdrage is
gestort. Wanneer het uit de gemeentekas gaat, kan men zeer
gemakkelijk royaal zijn, maar ik vind dat het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders alleszins de voorkeur verdient, en
daarom moet ik den heeren aanraden, om tegen het amende
ment te stemmen.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik zou nog even de aandacht
op iets willen vestigen. Er is gesproken over de belangrijke ver
meerdering van werkzaamheden, welke de claviger zou hebben
gekregen door de uitbreiding van het aantal lokalen. Ik wijs
er echter op, dat door de voor eenige jaren ingevoerde rege
ling de middagschooltijd tot twee dagen per week is beperkt.
De man werkt dus alleen maar des ochtends en op twee
middagen in de week.
De heer van der Lip. Er is des middags ook les in het
Gymnasium, dus dat gaat niet op.
De heer van der Pot. Alle klassen hebben toch maar twee
middagen in de week les, ook al zijn dat dan misschien niet
voor alle klassen dezelfde middagen.
De heer Fokker. M. d. V. Ik zou een enkel woord willen
zeggen ter ondersteuning van het voorstel van Burgemeester
en Wethouders en ter bestrijding van hetgeen is aangevoerd,
nl. dit, dat een van de motieven, waarom de claviger
een hoogere toelage moet ontvangen voor het schoonhouden
der lokalen, dit is, dat de schoonmaakbehoeften zooveel duur-