139 Aanbeveling voor plaatsvervangende leden- werknemers. p j puf B. RESINK, aftredend. J. E. VAN DEN OUWEELEN, G. MEEUWIS. H. C. DE JONG. F. H. P. BOOM. Het Bestuur der Gemeentelijke Arbeidsbeurs. H. J. Zwiers, Voorzitter. W. F. Schutter, Secretaris. Aan den Raad der gemeente Leiden. N°. 236. Leiden, 14 December 1915. De in Uwe Vergadering van *25 November j.l. aangenomen motie van Uw medelid, den heer Mr. A. van der Eist: »De Raad «Van oordeel dat er geen termen bestaan den heer W. »Rank niet in aanmerking te doen komen voor onderw. pl. »hoofd van school 3e kl. No. 4, «Verzoekt B. en W. de voordracht van punt 6 der agenda «terug te nemen" welke motie door ons College in dien zin is opgevat, dat Uwe Vergadering ons heeft uitgcnoodigd nog nader te over wegen, of in deze voordracht voor de benoeming van een onderwijzer-plaatsvervangend hoofd aan de openbare lagere school der 3e klasse No. 4, misschien eenige verandering zou moeten worden gebracht, heeft ons aanleiding gegeven de voordracht andermaal onder oogen te zien en nader overleg te plegen met den Arrondissements-Schoolopziener. Als resultaat van een en ander en onder verwijzing naar het ter visie liggend uitvoerig schrijven van den School opziener d.d. 6 dezer kunnen wij U mededeelen, dat wij in het belang van het openbaar onderwijs geen vrijheid kunnen vinden eenige verandering te brengen in de overeenkomstig de wet (art. 29, lid 8 der wet op het Lager Onderwijs) opge maakte en bij ons praeadvies van 9 November 1915 bij U ingediende voordracht Wij verzoeken U mitsdien alsnu tot eene benoeming uit die voordracht over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 237. Leiden, 14 December 1915. In nevensgaand adres verzoekt de vereeniging van bezol digde agenten vari politie «Door Eendracht Saamgebracht" aan den eervol ontslagen agent van politie G. Copier alsnog een hooger aanvullingspensioen van gemeentewege toe te kennen. Aangezien het verzoek van adressante betrekking heeft op de uitvoering van de verordening van 20 Maart 1902 (Gem.Blad No, 0), regelende het verleenen van pensioen en wachtgeld aan gemeente-ambtenaren, laatstelijk gewijzigd bij verorde ning van 26 Maart 1914 (Gem.Blad No. 11), geven wij U in overweging het adres te stellen in handen van ons College ter afdoening. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Edelachtbaren Raad der gemeente Leiden Namens eh in opdracht van de Vereeniging van Bezoldigde Agenten van Politie «Door Eendracht Saamgebracht", geves tigd te Leiden Koninklijk goedgekeurd 13 Mei 1901, geven met de meest verschuldigde eerbied te kennen, de onderge- teekende: Kornelis Bruinsma en Rijnof Posthumus beide agenten van politie te Leiden, respectievelijk President en le Secretaris van bovengenoemde vereeniging dat de leden der vereeniging met teleurstelling hebben kennis genomen van het besluit van het College van Burgemeester en Wet houders om afwijzend te beschikken op het adres van G. Copier houdende het verzoek tot het toekennen van een hoo ger aanvullingpensioen: dat naar adressante's bescheiden meening het verzoek van G. Copier, alleszins billijk en redelijk is, hetgeen in bijgaande Memorie van Toelichting nader is uiteengezet. Redone waarom adressante Uwen Raad met bovengenoemde eerbied beleefd doch dringend verzoekt alsnog een gunstige beschikking te willen nemen. 't Welk doende Namens voornoemde Vereeniging Het Bestuur K. Bruinsma, President. R. Posthumus, ie Secretaris. Leiden December 1915. N°. 238. Leiden, 14 December 1915. Met eenige verwondering namen wij kennis van den inhoud van nevensgaand tot Uwe Vergadering gericht adres met toe lichting van een zestal geheelonthouders-vereenigingen, om gebruik te maken van de bevoegdheid, in artikel 4, 2e lid, 1° der Drankwet uitgedrukt, en derhalve het maximum aantal vergunningen, dat in deze gemeente bestaan mag, te doen verlagen. In Uwe Vergadering van 15 Juli 1915 toch werd bereids, overeenkomstig ons praeadvies van 30 Juni t. v., opgenomen onder No. 128 der Ingekomen Stukken, besloten niet in te gaan op een verzoek van dezelfde vereenigingen, om «aan H. M. de Koningin het voorstel te doen het maximum der vergunningen te verlagen", derhalve een verzoek van volkomen dezelfde strekking. Adressanten beweren nu wel in de bij haar thans ingediend adres behoorende toelichting, dat zij in haar vorige request verzochten de verlaging van het bestaande aantal vergun ningen tot het maximum te willen bevorderen, doch dit is blijkens de zooeven aangehaalde conclusie van dat request niet juist. Alleen zou dit met eenigen goeden wil uit den verderen inhoud van het request en uit de daarbij behoorende memorie van toelichting kunnen worden opgemaakt. Doch in de eerste plaats zou dan de conclusie in strijd zijn geweest met den verderen inhoud en ten tweede zou in dat geval door adres santen iets onmogelijks gevraagd zijn. Het behoeft toch wel geen betoog, dat een verzoek aan de Koningin, om zonder mèer het bestaande aantal vergunningen, hetwelk 153 bedroeg op 1 Mei 1915, te verlagen tot het voor Leiden geldende maximum van 119, nimmer zou kunnen worden ingewilligd, als zijnde in strijd met de Drankwet. Ons College meende daarom destijds het request in gezonden zin en geheel overeenkomstig de conclusie te moeten opvatten. En geheel overeenkomstig die opvatting werd het request dan ook door Uwe Vergadering onder oogen gezien en werd door U, omdat verlaging van het maximum in de eerste 5 jaren volstrekt geen efïect kon sorteeren, besloten niet nader op het verzoek van adressanten in te gaan. Ofschoon het thans ingediende adres nog niet door Uwe Vergadering in onze handen ter fine van praeadvies is ge steld, hebben wij toch gemeend het bovenstaande reeds nu aan U te moeten mededeelen, aangezien slechts om de 5 jaren (1915, 1920, 1925 enz.) op voorstel van Uwe Vergadering dooi de Kroon tot verlaging van het maximum kan worden over gegaan. Efïect sorteeren kan eene dergelijke verlaging echter thans niet, gelijk wij zooeven opmerkten en in ons praeadvies van 30 Juni 1915 meer uitvoerig is uiteengezet. Met het oog op de bij adressanten heerschende misvattingen en verwarring en ter voorkorniug van verdere dergelijke mis vattingen, komt het ons thans het beste voor nevensgaand adres voor kennisgeving aan te nemen, waartoe wij U bij deze het voorstel doen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 29 November 1915. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen Ondergeteekenden, alle Geheel Onthouders Vereenigingen te Leiden Gezien art. 4, 2, 1° der Drankwet: dat zij den Raad der Gemeente Leiden verzoeken gebruik te willen maken van de bevoegdheid in bovengenoemd gedeelte van art. 4 der Drankwet uitgedrukt en dus het maximum aantal vergunningen, dat in de Gemeente Leiden bestaan mag, indien dit wordt goedgekeurd, te willen doen verlagen. Hetwelk doende: De Ondergeteekenden: Afd. Leiden der Ned. Vereen, tot Afschaffing v. Alcoh. Dranken. President A. Bink. ie Secretaresse Th. G. Huet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 20