DONDERDAG 25
NOVEMBER 1915.
167
of een, verdeeld over vier maanden, zooals Burgemeester en
Wethouders voorstellen te doen. Waar het hier een toestand
betreft, die blijvende is, daar geloof ik, dat een verdeeling
over enkele maanden wenschelijk is. Er komt nog bij, dat,
waar het hier een noodtoestand betreft, de regeling, zooals
door Burgemeester en Wethouders is voorgesteld en daar
om juich ik het voorstel zoo toe een geschikte noodrege-
ling is.
Over vier maanden toch kunnen wij den toestand beter
overzien en kijken, hoe de zaken dan staan. Ik zeg „staan",
vooral hierom, omdat er sprake van is geweest, dat de toe
stand veel verbeteren zou, wanneer loonsverhooging werd
voorgesteld. Doch het lijkt mij beter, dat men in dezen tegen-
woordigen noodtoestand komt met een noodregeling, die niets
te maken heeft met een gewone salarisregeling, welke beter
kan wachten tot meer normale tijden zijn aangebroken.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zal kort zijn om niet in
herhaling te vervallen, aangezien veel van hetgeen ik aanvan
kelijk had willen betoogen, al behandeld is. Ik stel mij niet
geheel en al op het standpunt van den heer Heeres en ik
ben ook niet onverdeeld voorstander van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders, zooals de heeren Aalberse en
Vergouwen, maar ik hel meer over tot de beweegredenen, die
ook den heer Briët hebben geleid om voor te stemmen. Iri
dit geval heeft het mij ook wel eenigszins verwonderd dat
zou ik hier even willen zeggen dat de heer Pera zoo'n
bijzonder voorstander is van het voorstel. Want ik heb eens
nagezien, wat de heer Pera in verband met den zgn. droogte
toeslag in 1913 heeft gezegd. Toen stond hij meer aan den
kant de heer Heeres is consequenter gebleven van den
heer Heeres en vooral ook, volgens zijn zeggen, omdat hij de
grens te hoog vond. Toen werd de grens gesteld op 750.
en dat was den heer Pera nog te hoog. Nu stelt men die
grens op ƒ1200.
De toestanden zijn wel eenigszins veranderd, maar veel
verschil bestaat er toch niet tusschen die grenzen.. Dat be
zwaar van den heer Pera toen ter tijd deel ik nu ook eenigs
zins. Die grens van f 1200.maakt het moeielijk voor het
gemeentebestuur, als Overheid, om met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders mede te gaan. Want nu krijgen
wij te doen met tal van menschen, belastingbetalende burgers,
die in een veel minder gunstigen toestand verkeeren dan de
ambtenaren met een salaris van ƒ1200.en die nu ook
moeten bijdragen aan deze toeslagen.
Hoe verder men de grens neemt, hoe meer bevoorrechting
men krijgt van de gemeenteambtenaren boven de gewone
burgers; wanneer er een weg te vinden was, zonder dat het
veel meer zou kosten in zooverre ben ik het eens met
den heer Heeres zouden wij dien weg moeten kiezen, dat
alle burgers, die het noodig hebben, steun ontvangen en ik
had gaarne gewild, dat wij dien weg waren opgegaan.
De heer Pera. Wijs hem dan aan.
De heer Sijtsma. Wacht even. Het spijt mij, dat sommige
maatregelen, die hier genomen zijn, met den verkoop van
groente bijvoorbeeld, geen succes hebben gehad; de visch-
verkoop heel weinig en op den broodverkoop is ook wel iets
te zeggen, omdat vele menschen daarvan profiteeren, die dat
niet behoorden te doen.
Had ik vertrouwen, dat een algemeene voorziening van
levensbehoeften beter ging, dan zou ik zoo iets hebben gepre
fereerd.
Afgezien daarvan echter, kan ik het systeem, dat men hier
een toeslag geeft enkel in den vorm van een kindertoeslag,
ook niet toejuichen. Het heeft er wel wat van, dat men
het denkbeeld zou suggereeren, dat een kind een straf voor
de ouders is en het is juist een zegen, waarvoor men zich de
meerdere zorg getroost. Men moet niet meenen, dat men
daarom juist de menschen het meest moet helpen, omdat zij
veel kinderen hebben.
De heer Pera. Omdat zij gebrek hebben
De heer Sijtsma. Bij dit stelsel heeft iemand, die ƒ600.
inkomen heelt, maar geen kinderen, in dezen toestand even
veel, zoo niet meer recht op hulp dan iemand, die ƒ1200.—
inkomen heeft en twee kinderen. Daarom acht ik het systeem,
om alleen hulp te verleenen aan degenen, die kinderen be
zitten, verkeerd. Ik zal thans geen pogingen aanwenden om
dit te veranderen, maar het lijkt mij inderdaad, dat de rege
ling, die in 1913 is getroffen, om aan eiken kostwinner, ge
huwd of ongehuwd, een bedrag te geven en voor ieder kind
iets meer, de beste is. Kan men dat thans niet meer doen,
dan zal ik mij ten slotte hiermede vereenigen, omdat ik meen,
dat er op het oogenblik iets moet worden gedaan voor de
werklieden en de gemeente verplicht is, als werkgeefster voor
haar werklieden te zorgen en daardoor een voorbeeld te geven
aan de particuliere patroons. Ik zal noode met deze regeling
medegaan; zonder hulp van Burgemeester en Wethouders
kan ik echter thans geen andere voorstellen doen. Ik had
gaarne een regeling zien getroffen, waarbij alle burgers van
Leiden baat hadden gevonden, zooals nu reeds in het klein
geschiedt door verstrekking van goedkoop brood, brandstoffen
enz. Daarmede zouden we gelijk recht doen aan alle burgers,
die noodlijdend zijn.
De heer Fabius. M. d. V. Ik sluit mij volkomen aan bij
de woorden van de heeren Heeres en Sijtsma. Ik gevoel mij
niet verantwoord om degenen, die een inkomen hebben van
ƒ1200.— of daar beneden, mede te laten betalen aan iets
waarvan zij zelf absoluut geen voordeel hebben. Zoodra de
belastingbetalers met een inkomen beneden 1200.iets
moeten betalen voor iets, waarvan zij zelf kunnen profiteeren,
b.v. van de verstrekking van goedkoope groenten e. d., dan
wil ik daartoe gaarne medewerken. Waar echter zoo velen
het zóó krap hebben, dat zij met groote moeite kunnen rond
komen, daar mogen die menschen niet mede betalen voor
het geven van dezen duurte-toeslag ad ƒ9000.
De Voorzitter. Mijne Heeren. Ik zal in het kort de ver
schillende sprekers beantwoorden.
De duurtetoeslag is reeds in vele Gemeenteraden aan de
orde geweest en ampel besproken. In principe ben ik het
geheel eens met hetgeen de heer Heeres zeide, nl. dat alge
meen werkende maatregelen het meest wenschelijk zijn. Maar
hoe daartoe te geraken De heer Sijtsma heeft hetgeen in dit
opzicht is gedaan, te veel gedeclineerd. Niet alleen het brood
is goedkooper geworden, maar ook brandstoffen, en boter en
vet zijn tegen normale prijzen te krijgen. Er zijn natuurlijk
nog vele andere zaken, waarvoor dergelijke maatregelen zouden
kunnen worden getroffen. De heer Sijtsma sprak van groenten,
maar die moeten nog komen.
De heer Sijtsma. Die hebben wij hier al gehad.
De Voorzitter. Dat was alleen maar een gemeentelijke
verkoop van enkele versche groenten, maar de verschaffing
van regeeringsgroenten in het bijzonder vatgroenten, uien en
peen, moet nog beginnen. Ik kan niet helpen dat dit wat lang
op zich laat wachten. Zoo kan men ook vrij goedkoop melk
krijgen. Ik heb gezorgd, dat wekenlang voldoende melk is
aangevoerd, zoodat hier geen sprake was van melknood, want
des morgens kwamen met den trein telkens honderden liters
melk aan. Zoo worden er vele dingen gedaan. Maar niet alles
kan worden gedaan en men kan niet alles aan de groote
klok hangen.
Natuurlijk zou het beter zijn, indien er maatregelen konden
worden getroffen, waardoor voor ieder de toestand kon worden
genormaliseerd. Maar dit gaat niet. En ik geloof ook dat de
minder gefortuneerden meer onder de economische crisis
lijden dan de meer gefortuneerden, al hebben deze weer
andere zorgen.
Maar hoe het zij, ik wil den heer Heeres wel toegeven, dat
wij bij het doen van dit voorstel tot toekenning van een
duurtetoeslag, ons hebben laten leiden door ons goede hart.
Wij meenden onder de gegeven omstandigheden van ons
theoretisch standpunt te moeten afstappen. En toen wij dat
eenmaal deden, leek het ons rationeel alleen daar een toeslag
te geven, waar die noodig en billijk is, en dat moet dan ge
schieden in den vorm van een kindertoeslag bij de lagere
loonen. Want het loon van een ongehuwde of gehuwde
zonder kinderen staat niet gelijk met hetzelfde loon van een
gehuwde met kinderen. Ik kan mij wel begrijpen, dat U zegt
het is onbillijk, dat een ongetrouwd persoon, die een inkomen
heeft van 600.niets krijgt, terwijl een getrouwd man
met hetzelfde inkomen meer krijgt. Maar in dit opzicht is
men niet even rijk. Ik kan mij voorstellen, dat iemand, die
600.verdient en niet getrouwd is, in zijn stand rijk is
tegenover een ander, die 10 kinderen heeft met hetzelfde
inkomen. Nu zijn de omstandigheden nog moeielijker gewor
den in den winter, want niet alleen de voedingsmiddelen,
maar ook de andere levensbehoeften als schoeisel, kleeding
enz. voor de kinderen zijn in prijs gestegen. Wij zijn op het
idee gekomen om ons systeem te volgen na een onderhoud
dat ik had met het bestuur van de afdeeling Leiden van den
Bond van Gemeentewerklieden. Men heeft mij toen medege
deeld, dat juist de groote gezinnen het het moeilijkst te ver
antwoorden hebben. Toen wij dus besloten U een duurte
toeslag voor te stellen, hebben wij gemeend ons voordeel te
moeten doen met dezen wenk uit de praktijk en hebben het
systeem van den kindertoeslag gekozen en wel in den vorm
van een toeslag per maand. Óm dit te illustreeren met een
voorbeeld! Ik ken een gemeentebeambte, die een traktement
geniet van een kleine 14.per week. Die zou nu volgens
het voorgestelde systeem krijgen, aangezien hij 8 kinderen
heeft, een toeslag over deze vier maanden van 8 maal 6.40,