164
DONDERDAG '25
NOVEMBER 1915.
Ik meen, dat het werischelijk is om dergelijke benoemingen
van zulke belangrijke functie's aan den Raad te laten, en
dat de Raad zich het recht van dergelijke benoemingen moet
voorbehouden.
De heer Vergouwen. M. d. V. Een enkel woord. Ik heb
met genoegen gehoord hetgeen de heer van der Lip heeft
gezegd, maar ik had gewenscht, dat hij ook medegedeeld had,
hoe de regeling aan de Gasfabriek en b.v. de Bank van Lee
ning is. Ik meen, dat de comptabele ambtenaar daar ook
benoemd wordt door de Commissie van beheer, en waar dit
zoo is, zou ik er geen bezwaar in zien, deze regeling even
eens hier te volgen. Wat betreft het gesprokene door den
heer Pera, zou ik willen zeggen; het is veel beter niet een
incidenteele beslissing te nemen, maar een principieele, dus
dat voor alle bedrijven te doen, waardoor men een uniforme
regeling zou krijgen.
De Voorzitter. Dat is op het oogenblik niet aan de orde!
De heer Vergouwen. Wij behoeven dat op het oogenblik
ook niet te doen, dat was mijne bedoeling niet, maar wel bij
eene latere gelegenheid. Ik wilde hierbij er nog op wijzen,
dat tenslotte de Directeur de hoofdverantwoordelijke persoon
blijft, dus dat er in dit geval geen bezwaar is, dat de Com
missie den Kassier-boekhouder benoemt.
De heer van der Lip. M. d. V. Nog een enkel woord. De
heer Vergouwen is het met mij volkomen eens, dus dien
behoef ik niet te beantwoorden, maar tegenover den heer
Pera wil ik nog even iets in het midden brengen. Hij ijvert
ervoor de benoeming bij den Raad te laten. Ik wilde er ech
ter voor alle zekerheid nog eens op wijzen, dat het amen
dement beoogt de benoeming bij den Raad te brengen. De
Raad heeft de benoeming van dezeri titularis nooit gehad.
Die is geweest bij Burgemeester en Wethouders. Omdat nu
het bedrijf van karakter verandert, moet de benoeming komen
bij de Commissie van beheer, wil men blijven in de lijn, dat
wil zeggen de lijn, die gevolgd is in de bestaande verorde
ningen. Ik geloof, dat de heer Pera sprak van een eigen lijn,
die hij vroeger getrokken heeft, maar ik sprak meer van de
bestaande, tot dusverre hier gevolgde lijn.
De heer Sijtsma. M. d. V. Een kort woord nog. Ik zal
beginnen den heer van der Lip even te beantwoorden, die
het laat voorkomen dat ik den indruk zou hebben gemaakt,
alsof ik eigenlijk iets tegen de Commissie van het Slachthuis
zou hebben. Wanneer op het oogenblik aan de orde waren
geweest de verordening van Endegeest enz., dan zou ik er
even goed tegen zijn geweest, dat deze boekhouder door de
Commissie werd benoemd.
De heer van der Lip acht den Raad voor deze benoeming
minder geschikt. Ik zou niet zeggen, dat ik de Commissie
daarvoor niet geschikt acht, maar de Raad kan, wanneer zij
de Commissie volkomen vertrouwt, met haar meegaan.
Maar het recht om met haar te kunnen verschillen, meen
ik, moeten wij zooveel mogelijk aan ons houden, vooral waar
het hier een betrekking geldt van het overgrootste gewicht.
Wanneer de quaestie straks aan de orde kwam bij de ver
ordening van Endegeest, dan zou ik met precies hetzelfde
voorstel komen en trachten dat er door te krijgen. Nu zegt
de heer Vergouwen wel, dat per slot van rekening de Direc
teur de verantwoordelijke persoon is, maar ik zou wel eens
willen zien of men bij mogelijke fraude den man zelf niet
ging aanpakken. Men kan niet ernstig genoeg handelen met
de benoeming van een dergelijk ambtenaar en ook daarom
handhaaf ik mijn voorstel.
De Voorzitter. Mijne Heeren! Alvorens wij overgaan tot
stemmen, zou ik even mijn opinie te kennen willen geven.
Ik ben het in deze geheel eens met den Wethouder en den
heer Vergouwen. De Raad is in het algemeen niet het lichaam,
dat geschikt is voor het doen van dergelijke benoemingen.
Ik begrijp ook niet, dat de Raad het zelf aangenaam vindt.
De Raad is en zal in de toekomst nog meer worden, een
politiek lichaam, en de Commissies zijn dat niet. Wanneer
ik naga, hoe deze zaak is geregeld bij het landsbestuur, dan
zie ik, dat de Regeering de ambtenaren benoemt, en men zal
er toch nooit aan denken, dit door de Kamers te laten doen.
Slechts enkele nominaties vormen hierop een uitzondering en
die wil men ook al afschaffen, omdat het zoo verkeerd is
Het is zeer goed mogelijk, dat men een heel geschikt man
op het oog heeft, dien de Commissie ook puik vindt, maar dat
om de een of andere politieke reden niet hij, maar een
minder bekwaam man wordt benoemd. Ik begrijp werkelijk
niet, waarom de heeren een dergelijke benoeming aan den
Raad willen houden. Er zijn toch veel gewichtiger rechten
dan benoemingsrechten. Ik geloof werkelijk niet, dat dit een
»goede lijn" is. De Raad kan toch moeilijk beoordeelen, of
iemand voor een bepaalde betrekking wel in alle opzichten
geschikt is; dat kan een Commissie veel beter beoordeelen.
Ik zal thans in stemming brengen bet voorstel van de
heeren Sijtsma, Fokker en Botermans, om alinea 2 van art. 17
te lezen: »Deze instructie wordt vastgesteld door den Raad."
Het voorstel van de heeren Sijtsma c. s. wordt verworpen
met 21 tegen 7 stemmen.
Tegen stemmen de heerenvan der Eist, Fischer, Reime-
ringer, Bosch, Sasse, van der Pot, Timp, Heeres, Hoogen-
boom, Vergouwen, Mulder, Hartevelt, Zwiers, Tepe, van Tol,
de Boer, Aalberse, Briët, Bots, van der Lip en Korff.
Vóór stemmen de heerenvan Gruting, Pera, Pabius, Fokker,
Botermans, Sijtsma en Huurman.
Art. 17 wordt vervolgens onveranderd zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
De artt. 18 tot en met 32 worden zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming aangenomen.
Eveneens daarop de geheele verordening zonder hoofdelijke
stemming.
De punten XXX—XXXIV worden op voorstel van den
Voorzitter van de agenda afgevoerd en aangehouden tot een
volgende vergadering.
XXXV. Voorstel in zake de toekenning van een duurte-
toeslag aan 'verschillende categorieën van beambten en werk
lieden in dienst van de gemeente Leiden.
(Zie Ing. St. No. 222.)
De beraadslaging wordt geopend.
De Voorzitter. Mijne Heeren. Ingekomen is een amende
ment van de heeren Vergouwen, Pera, Tepe, Briët, van Tol
en Huurman, dat luidt:
»Ondergeteekenden stellen voor om den toeslag, bedoeld in
Ingekomen Stuk No. 222, al. 1, voor inkomens beneden 800.
te bepalen op ƒ2.40 per kind en per maand en van ƒ800.
tot ƒ1200.te bepalen op ƒ1.60 per maand en per kind."
Ik zou gaarne vernemeu van de heeren hoe zij zich deze
regeling voorstellen.
De heer Vergouwen. M. d. V. Ter verdediging wensch ik
maar een enkel woord in het midden te brengen. In het al
gemeen zijn wij het met Burgemeester en Wethouders eens.
Alleen zouden wij eene wijziging willen t. a. v. de ambtenaren,
die lagere loonen hebben en die door de duurte van den
tegenwoordigen tijd in het bijzonder worden getroffen. Wij
meenden de grens te moeten stellen tot 800.Het is
ontegenzeggelijk waar en Burgemeester en Wethouders gaan
trouwens ook van dat standpunt uit, dat de duurte van de
levensbehoeften voor de ambtenaren wel degelijk zwaar is
en hun het leven zeer moeilijk maakt. Maar waar dit nu het
geval is, is het niet te ontkennen, dat de lagere ambtenaren
het meest worden gedrukt door de duurte van de tijden en
deze zooveel zwaarder voelen en dat juist, omdat zij zooveel
mindere inkomsten hebben dan de anderen. Zij hebben
schoenen en klompen voor hunne huisgezinnen evenzeer noodig,
als de andere ambtenaren, die wat meer salaris hebben en
de voorziening in hunne levensbehoeften is voor die menschen
evenzeer noodig als voor de andere menschen, vandaar dat
wij zeiden: zij kunnen met ƒ1.60.wat toch geen al te
gioote toelage is, per kind en per maand, dezen winter niet
gemakkelijk doorkomen en hebben daarom voorgesteld om hun
eene kleine verhooging te geven van ƒ0.80. dus de toelage
te brengen op ƒ2.40 per kind per maand en althans in den
grooten druk op het oogenblik iets meer tegemoet te komen
dan Burgemeester en Wethouders. Voorloopig zal ik het
hierbij laten, misschien zullen mijne medevoorstellers nog
wel het een en ander in het midden brengen.
De heer Bots. M. d. V. Even zoude ik aan den^heer Ver
gouwen willen vragen, hoe de heeren zich de uitkeering voor
stellen, indien wij de grens voor een verhoogden toeslag vast
stellen op ƒ800.salaris.
Meerderen van hen die in gemeentedienst zijn, blijven even
beneden of komen even boven die som. Nemen wij eens twee
werklieden, werkman A en werkman B. Beiden hebben vier
kinderen, verdienen evenveel per uur, doch A werkt twee
uur per week minder dan B, verdient 15.50 per week, terwijl
B ƒ16.ontvangt. Volgt men nu het stelsel van den heer
Vergouwen dan geniet A een toeslag van ongeveer ƒ2.40 per
week en verkrijgt dus in het geheel 17.90, terwijl aan B, die
twee uur langer werkt ƒ16.plus ongeveer ƒ1.60, is te
zamen 17.60 wordt uitbetaald.
Ik heb het gemakshalve per week berekenddoch per
maand blijft hetzelfde bezwaar bestaan, namenlijk, dat een