162 DONDERDAG 25 NOVEMBER 1915. te zitten, of althans eenigen tijd door te brengen. Het is bepaald noodig, dat daarin verandering komt en waar dit nu op een geschikte wijze kan gebeuren, door een stuk van de vestibule af te nemen, geloof ik, dat dit de meest practische op lossing is. En wat nu de quaestie van de verlichting betreft; ik geloof werkelijk dat het noodig is de verlichting te veranderen. Voor de teekenzaal is dit zeer zeker het geval en het verdient alle aanbeveling om in het geheele gebouw de wijze van ver lichting te veranderen. De verandering van de geheele ver lichting in het gebouw nu ter hand te nemen, kost op het oogenblik wel wat meer, doch is feitelijk nog het goedkoopste. De meerdere kosten verbonden aan de verandering haalt men er per slot van rekening wel weer uit door de bezuiniging op kousjes en glazen. Wanneer de heeren de rekening daarvan eens zagen, geloof ik dat zij mij dadelijk gelijk zouden geven. Er wordt ook veel gebruik gemaakt van kunstlicht, want bijna eiken avond is er van 6 tot 8 uur les, sommige avonden zelfs van 6 tot 9 uur. In lokalen waar zooveel avondlessen worden gegeven, een goede verlichting aan te brengen, is werkelijk geen luxe. De heer Huurman. Hetgeen door den geachten Wethouder in het midden is gebracht heeft mij absoluut niet bevredigd. Er wordt in de stukken niet gezegd, ook niet door den Wet houder, dat de verlichting niet goed is. Was deze onvoldoende, dan zou ik mij het voorstel kunnen begrijpen, maar waar op een bedrag van ƒ2000.750.wordt uitgetrokken voor wijziging van verlichting waarvan ƒ200.voor de tee kenzaal, daar lijkt mij dit toch wat veel. De Directeur zegt wel in zijn rapport, »dat hij het zeer op prijs zou stellen om redenen van hygiënischen aard", maar ik ken dit argu ment niet die waarde toe om daarvoor zooveel geld te be steden. Nogmaals alleen verzoekt hij op hygiënische gronden electrisch licht, dit is voor den Directeur de eenige grond. Met het oog op de tijdsomstandigheden, acht ik het niet ge motiveerd om uit de gemeentekas voor die verandering 550. uit te geven. Ik heb de moeite genomen om eens te gaan zien wat er aan de lokalen moest gebeuren als gevolg van het verblijl der militairen, en het is mij gebleken, dat alles te zamen genomen de herstellingen reeds ver gevorderd zijn. Op dien grond kan ik er mij ook niet mede vereenigen, want wanneer men thans electrisch licht wil aanbrengen, zal het noodig zijn daarvoor gaten in plafonds en muren te boren. Er moet nu werkelijk zooveel gebeuren, dat men de kosten niet hooger moet maken dan bepaald noodig is. Daarom zou ik willen voorstellen om den post van ƒ2000.te vermin deren met een bedrag van ƒ550. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zou willen beginnen met hetgeen de heer Fokker heeft opgemerkt, nl. dat de geheele verbouwing ditmaal niet behoeft plaats te hebben. hebt wel eens den indruk gekregen, Mijnheer de Voorzitter, dat de Raadsleden soms worden gedreven door de een of andere strooming buiten den Raad, maar ik geloof, dat Burgemeester en Vv'ethouders en vooral de Directeur van Gemeentewerken wel eens stuwkracht van buiten krijgen, om te trachten, verbeteringen en veranderingen aan te brengen in deze of gene gebouwen. Ik heb vroeger wel eens een bezoek ge bracht aan de Kweekschool, en den indruk gekregen dat, waar de vestibule zeer ruim is, het bezwaar van de aanwezigheid van die fietsen er niet zoo groot kan zijn. Ik ben het ook eens met den heer Huurman, dat het absoluut niet noodig is de verlichting incidenteel te verbeteren. Er staat zoo eigenaardig in de stukken: Dit is toch geen overtollige weelde te noemen. In deze tijden moet niet alleen overtollige weelde, maar zoo veel mogelijk alle weelde buitengesloten zijn. Wanneer ge beurt hetgeen U bij de begrooting in het vooruitzicht stelde, nl. dat wij hier Rijksnormaallessen zullen krijgen, dan is de Kweekschool als gemeente-inrichting feitelijk niet meer noodig, en waarom zouden wij dan nu nog die kosten maken? De geachte Wethouder deed uitkomen, dat dit gebouw er dan zoo goed voor zou kunnen dienen, maar wanneer dat in orde moet worden gemaakt, moet dat het Rijk doen en niet de gemeente. Het lijkt mij dan ook het beste toe, dat Burge meester en Wethouders dit voorstel terugnemen of dat wij het anders afstemmen; dan kunnen wij, wanneer de tijden beter zijn geworden en ik hoor van den heer Fokker, dat dat spoedig zal gebeuren nog wel eens verder zien. Dan zijn ook de materialen misschien goedkooper en zou de uit voering nog voordeeliger zijn ook. De heer Fischer. M. d. V. De heer Huurman stelt voor de verlichting niet verder uit te strekken dan tot de teeken zaal. Hij voert als motief daarvoor aan, dat de zaak al zoover is gevorderd, dat heel wat moet worden uitgebroken. Wanneer wij echter een electrische geleiding maken voor de teekenzaal, moet er toch gebroken worden. Het is dus alleen maar de kwestie, of dat wat verder zal worden uitgestrekt. En nu de opmerking van den heer Sijtsma: Laten wij dat dan maar aan het Rijk overlaten. Ik wijs erop, dat, wanneer hier rijksnormaallessen zouden komen, het Rijk in de eerste plaats zal vragen: Wat heeft de gemeente aan te bieden? Üf het Rijk dan zal genegen zijn, om direct groote kosten te maken, is een andere zaak. De heer Fokker. Ik zou nog even willen opmerken, Mijn heer de Voorzitter, dat ik voor dezen post niet mag stemmen. De geachte Wethouder zeide: Het is de vraag, of het Rijk die kosten zal maken. Het is echter de vraag, of, wanneer hier Rijksnormaallessen zouden komen, het Rijk genoegen zal nemen met hetgeen hier wordt gedaan, en of wij niet beter zouden doen, om later de noodige veranderingen aan te bren gen. Wanneer wij deze uitgave voteeren, zitten wij aan het betalen vast. Laten wij liever hiermede wachten, totdat wij definitief weten, welke bestemming het gebouw zal houden of krijgen. Wanneer er later Rijksnormaallessen komen, is er toch nog tijd genoeg. Zoo haastig behoeft dat niet gaan. Ik heb met eenige verbazing gehoord dat de heer Fischer naar aanleiding van het gesprokene door den heer Ffuurman zeide: Als wij toch breken is het niet zoo erg, of in een ander gedeelte ook wat wordt gebroken. Dat is toch een onhoudbaar argument De Wethouder heeft met die woorden toegegeven, dat er toch wat meer gebroken moet worden. Laten wij toch het voorstel van Burgemeester en Wethouders verwerpen. Om de zaak tot de kleinst mogelijke proporties terug te brengen, zal ik stemmen voor het amendement van den heer Huurman, maar al wordt dat aangenomen, zal ik nog niet mijn stem aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders geven. De heer Mulder. Ik kan mij met het eerste deel van het voorstel wel vereenigenik meen dat de veranderingen, die voorgesteld worden, niet alleen wenschelijk maar ook noo dig zijn. Wat de electrische verlichting betreft, ga ik mede met het voorstel van den heer Huurman. Wanneer dat voorstel niet was ingediend, had ik wellicht geen bezwaar gemaakt, omdat ik altijd eenigszins bezwaar maak met een ander voorstel te komen. Toen het voorstel in de Commissie van Fabricage kwam, heb ik echter al bezwaar gemaakt tegen de verdere uitbreiding van de electrische verlichting. De Voorzitter. De heer Huurman heeft het navolgende voorstel ingediend: »Ondergeteekende stelt voor voor het aanbrengen van eenige verbeteringen in het gebouw der Kweekschool voor Onder wijzers en Onderwijzeressen in plaats van ƒ2000.—, 1450.— beschikbaar te stellen". Wordt dit voorstel voldoende ondersteund Zoo ja, dan zal ik het in stemming brengen. Het voorstel van den heer Huurman, in stemming gebracht, wordt aangenomen met 23 tegen 5 stemmen. Vóór stemmen de heeren: van Gruting, Reimeringer, Bosch, Sasse, van der Pot, Timp, Pera, Heeres, Hoogenboom, Fabius, Fokker, Vergouwen, Mulder, Botermans, Hartevelt, Zwiers, Tepe, van Tol, Sijtsma, de Boer, Aalberse, Briëten Huurman. Tegen stemmen de heeren: van der Eist, Fischef, Bols, van der Lip en Korff. Het aldus gewijzigd voorstel van Burgemeester en Wet houders wordt daarna in stemming gebracht en aangenomen met 25 tegen 3 stemmen. Vóór stemmen de heeren: van der Eist, Fischer, Reimeringer, Bosch, Sasse, van der Pot, Timp, Pera, Heeres, Hoogenboom, Fabius, Vergouwen, Mulder, Botermans, Hartevelt, Zwiers, Tepe, van Tol, de Boer, Aalberse, Briët, Huurman, Bots, van der Lip en Korff. Tegen stemmen de heeren: van Gruting, Fokker en Sijtsma. XXVII. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 17 December 1914 (Gem.Blad N°. 37), betreffende de levering van electriciteit door de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit. (Zie Ing. St. No. 220). Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd. Het eenig artikel en daarmede de geheele verordening wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. XXVIII. Voorstel a. tot intrekking van het Raadsbesluit van 18 Juli 1907, waarbij het onderwijs aan de school der 2e klasse voor jongens en meisjes N°. 1 werd uitgebreid meteene7eklasse;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 10