132
N°. 218. Leiden.-17 November 1915.
Tegen den in hare handen gestelden suppletoiren staat
van begrooting, dienst 1915, en de begrooting, dienst 1916.
van het Gereformeerd Minne- of arme Oude Mannen en
Vrouwenhuis, heeft de Commissie van Financiën geen bezwaar.
Zij stelt U voor dien staat en die begrooting goed te keuren.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 219. Leiden, 17 November 1915.
De Commissie, bedoeld in art. 10 der Verordening, rege
lende de heffing van eene plaatselijke directe belasting, heeft
de eer U hierbij te doen toekomen eene lijst, waarin is vervat
haar advies omtrent 91 bezwaarschriften tegen aanslagen in
de plaatselijke directe belasting, dienst 1915.
Zij vestigt er de aandacht op, dat, waar bij het onder
zoek der reclame, vermeld onder no. 60 der lijst, geen een
stemmigheid heerschte, zoowel het gevoelen van de meerder
heid als dat van t'e minderheid der Commissie is vermeld.
De Commissie voornoemd:
C. W. van der Pot Bz., Voorzitter.
W. Pera, Leden
Botermans,
Aan den Gemeenteraad.
N°. 220. Leiden, 18 November 1915.
Onder verwijzing naar nevensgaand voorstel van Commis
sarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit,
waarmede wij ons volkomen kunnen vereenigen, geven wij
Uwe Vergadering in overweging tot vaststelling van de navol
gende verordening over te gaan.
VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van
17 December 1914 (Gem.Blad No. 37), betreffende
de levering van electriciteit door de Stedelijke Fabrieken
van Gas en Electriciteit.
Eenig Artikel.
In artikel 6, le lid van bovengenoemde verordening wordt
in plaats van 6—gelezen: 3.—
Aan den Gemeenteraad. Burg en Weth. van Leiden.
Leiden, 10 November 1915.
Met dezen hebben wij de eer U te verzoeken bij den Raad
een voorstel tot wijziging van art. 6 der Verordening van den
17den December 1914 betreffende de levering van electriciteit
door de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, aan
hangig te willen maken.
De voorgestelde wijziging is hieronder door onderstree
ping aangegeven.
Voorgestelde gewijzigde redactie.
Art. 6.
Ter beoordeeling van Commissarissen kan in woonhuizen,
op aanvrage van den eigenaar of van den huurder van een
perceel, in het laatste geval met schriftelijke toestemming
van den eigenaar, door en voor rekening der gemeente eene
binnenleiding worden aangelegd tegen een jaarlijksche huur
van 0,60 per aansluitingspunt van 1 tot 3 gloeilampen a
50 Watt of bet sequivalent daarvan. De voor den aanleg te
betalen jaarlijksche huur zal echter nimmer minder dan
3,bedragen.
enz. enz.
Oude redactie
Art. 6.
Ter beoordeeling van Commissarissen kan in woonhuizen,
op aanvrage van den eigenaar of van den huurder van een
perceel, in het laatste geval met schriftelijke toestemming
van den eigenaar, door en voor rekening der gemeente eene
binnenleiding worden aangelegd tegen een jaarlijksche buur
van 0,60 per aansluitingspunt van 1 tot 3 gloeilampen a
50 Watt of het aequivalent daarvan. De voor den aanleg te
betalen jaarlijksche huur zal echter nimmer minder dan
6,bedragen.
enz. enz.
Ter toelichting kunnen wij IJ het volgende mededeelen.
De tegenwoordige redactie bevordert niet het tot stand
komen van aansluitingen van kleine perceelen, waar bijv.
540 aansluitingspunten benoodigd zijn, aangezien steeds
voor ten minste 10 aansluitingspunten of een bedrag van
6, - per jaar aan leidinghuur moet worden betaald. Sinds
de oprichting der Electriciteitsfabriek zijn dan ook maar 14
huurbinnenleidingen met minder dan 10 aansluitingspunten
aan het kabelnet aangesloten, tegen '280 met 10 of meer dan
10 aansluitingspunten.
Door de gestelde minimum-huur van 6.per jaar blijkt
dus de aansluiting van kleine woningen, waarin bijv. voor
510 aansluitingspunten plaats is, te worden belemmerd.
Toch is thans in deze woningen stroomlevering met goede
rentabiliteit mogelijk, indien voor de leiding de normale huur
van 60 cent per jaar en per aansluitingspunt wordt geheven
met een minimum van slechts ƒ3.per jaar (overeenkomende
met 5 aansluitingspunten), zoodat wijziging van de bestaande
redactie alleszins gewenscht is, zoowel om het verkrijgen van
electrisch licht in kleine burgermanswoningen gemakkelijker
te maken, als om het tot stand komen van meerdere aan
sluitingen, en dus de rentabiliteit der Electriciteitsfabriek,
te bevorderen.
Commissarissen der Stedelijke Fabrieken
van Gas en Electriciteit,
N. C. de Gijselaar, Voorzitter.
Fokker.
II. J. ZwiERS.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
N°. 221. Leiden, 18 November 1915.
Ingevolge raadsbesluiten van 30 Juli 1914 en 17 December
d. a. v. (Ingek. Stukken nis 152 en 277) zal na de overbrenging van
de school 3e klasse no. 4, thans gevestigd in het schoolgebouw
aan de Langebrug, naar het nieuwe gebouw aan de Duiven-
bodestraat, eerstgenoemd gebouw bestemd worden voor de
school 2e klasse voor jongens en meisjes no. 1 aan de Oude
Vest, terwijl dan de nieuw te vormen school 2e klasse voor
jongens en meisjes no. 3, welke ingevolge Uw besluit van
19 November 1914 (Ingek. Stukken no. 242) op een nader
door ons College te bepalen tijdstip als leerschool zal worden
verbonden aan de Gemeentelijke Kweekschool voor onder
wijzers en onderwijzeressen, zal worden ondergebracht in het
gebouw aan de Oude Vest.
In verband met de opening van de nieuwe school der
2e klasse zullen in de verordening van 7 December 1911 (Gem.
Blad no. 41), bepalende het getal der scholen voor openbaar
lager onderwijs te Leiden, den omvang van het onderwijs op
elke school, den bijstand aan de hoofden der scholen te ver-
leenen en de bezoldiging van het onderwijzend personeel,
laatstelijk gewijzigd bij verordening van 9 Juli 1914 (Gem. Blad
no. 21) verschillende veranderingen moeten worden aange
bracht en zal het aantal onderwijzers of onderwijzeressen aan
die school in artikel 5 der verordening moeten worden vermeld.
Aangezien de nieuwe school 6 klassen zal hebben, welke
ieder zoo noodig in twee afdeelingen kunnen worden gesplitst,
dient het maximum aantal leerkrachten te worden bepaald
op twaalf, te weten één onderwijzer-plaatsvervangend hoofd
en elf onderwijzers of onderwijzeressen en het minimum op
één onderwijzer-plaatsvervangend hoofd en vijf onderwijzers
of onderwijzeressen.
Van deze onderwijzers of onderwijzeressen moeten er althans
drie tot zes zijn met verplichte hoofdakte, d. i. met inbegrip
van het plaatsvervangend hoofd één meer dan de helft van
het aantal onderwijzers(essen) van bijstand, terwijl volgens
het geldende stelsei voor de scholen 2® klasse slechts de helft
der onderwijzers(essen) van bijstand, met inbegrip van het
plaatsvervangend hoofd, met verplichte hoofdakte moet zijn.
Deze afwijking komt ons echter met de Plaatselijke School
commissie alleszins rationeel voor met het oog op de bestem
ming der school tot leerschool.
Tot het geven van onderwijs in de Fransche taal moeten,
behalve het plaatsvervangend hoofd, twee tot vijf onderwij
zers of onderwijzeressen bevoegd zijn, d. i. het gewone aantal,
dat voor eene school der 2e klasse met 6 of 12 klassen ver-
eischt wordt.
Jr-» UCUClli