DONDERDAG 5 AUGUSTUS 1915. 107 is en meer draagkracht heeft. Daarom hebben wij in ons voorstel gezegd, laten wij het muntgas maar niet verhoogen. Dat is natuurlijk dus eene geheele vrijstelling van eene klasse van menschen, waardoor, bij de dekking van het tekort op het gas, dat volgens mij niet mag komen van de belasting betalers, wat andere heeren wel willen, die menschen veel voordeeliger uit zijn, anders zouden zij wel in de belasting betalen. Nu kom ik op de winst, die onder den druk heeft te lijden. Het heeft mij dikwijls verbaasd, wat een groote massa van middenstanders, wat zij zelf ook niet ontkennen, in dezen tijd zulke goede zaken maken en verschillende ik wil hier de categorieën niet noemen maken groote win sten; in het algemeen geloof ik ook niet aandien vreeselijken druk van den middenstand, wel van sommigen. De heel kleine middenstand heeft zijn muntgasmeters en blijft dus vrij. De allergrootsten betalen al lang mede in de stijging der kolenprijzen, omdat zij electriciteitscontracten hebben. En wat de tusschen gelegen winkeliers betreft, wat is nu gemakkelijker voor hen dan om onderling af te spreken om hun winkels niet zoo te illumineerenom bijv. een bepaald gedeelte der pitten des avonds niet aan te ste ken. Die kunnen op deze wijze bezuinigen, de gebruikers van muntgasmeters niet. De middenstand die in verhouding veel meer gas gebruikt dan de mijnheer op het Rapenburg, die niet altijd op zijn licht zal kunnen bezuinigen, zal juist op het gasverbruik veel meer kunnen bezuinigen. Ja, en in de hoogere standen, zij die niet op hun gaskachels enz. kunnen of willen bezuinigen, die moeten het gas dan maar wat duurder betalen. Men heeft maanden gehad, dat het gasverbruik met 9 °/0 is toegenomen. En nu de kolenprijzen in de hoogte gaan, nu wordt het voor de burgers gaandeweg voordeeliger, om in plaats van kolen, gas te gaan stoken. Is het dan niet dwaas, dat men de grondstof zal voorbijgaan om het afgewerkte product als brandstof te nemen, omdat dit goedkooper is dan de grondstof. Ik geloof, dat wanneer wij deze regeling aannemen, wij zullen hebben een billijke rege ling en een billlijke verdeeling van de lasten. En wat het tijdstip van indiening betreft de heer Sijtsma heeft terecht gezegd, wij behoeven er toch niet zoo vreeselijk over te denken, het is geen ingewikkelde zaak. Ook de heer van dei- Pot verweet ons dat wij wat snel hadden gehandeld. De heeren hebben er toch al lang over kunnen denken, hoe het met het gas zou moeten gaan. Of men met de 2500 ton den heelen winter zal toekomen, weet ik niet; het kan zijn, dat de kolen in November al op zijn en dat wij die 2500 ton moeten gebruiken, misschien ook kunnen ze geheel op 1916 worden gebracht. Totnogtoe hebben wij dit jaar geteerd op de 60 70, die wij aan Duitsche contractkolen hebben ont vangen. De kolen zijn dit jaar gemiddeld niet zoo duur geweest, de nieuw aangeboden kolen zijn veel duurder, men moet dus wat egaliseeren. Gaan wij nu den gasprijs niet ver hoogen, terwijl men thans maar weinig gas noodig heeft en dus juist het betrachten van zuinigheid het best kan leeren, dan zal men in Januari wellicht den prijs met 2 of 3 cent tegelijk moeten opslaan Wat ten slotte die groote winsten van de gasfabriek betreft, die zijn zeer zeker overdreven. Ik geloof niet, dat de retri butie, waarover de heer van der Pot heeft gesproken, zoo hoog is. Dat wij, wanneer wij eene geconcessioneerde maat schappij hadden, die retributie ook wel zouden heffen, is zeker en de heeren moeten niet vergeten, dat deze hier al jarenlang op de begrooting voorkwam. De geheele zaak was toen echter niet gesplitst, onder vermelding van zooveel rente, zooveel aflossing enz. Ik herinner mij, toen ik pas Burge meester was en mij in deze quaestie nog niet had ingewerkt, dat ik toen ook werkelijk dacht, dat men reusachtige winsten behaalde. In allen gevalle had men verstandiger gedaan op de gasfabriek meer af te schrijven, om haar wanneer het noodig was, uit die afschrijvingen te kunnen uitbreiden, zoo als dat gaat in elk gezond bedrijf, dan steeds door leenen de schuld te laten stijgen. Reeds veel eerder had men, om het bedrijf gezond te maken, moeten beginnen den prijs van 5| op 6 cent te brengen. Men heeft hier werkelijk te lang goedkoop gas gehad en dat kan zich dan zoo wreken, dat de burgerij het goedkoope gas van vroeger in de belasting zal moeten inhalen en dat is juist het omgekeerde van wat de heeren willen. Ik geloof dus te mogen herhalen, dat men dit vraagstuk van verschil lende kanten kan bekijken en ook geloof ik, dat iedereen het wel met mij eens zal zijn, dat uit een economisch stand punt bezien, tegen deze verhooging niets is te zeggen. Wat de muntgasverbruikers betreft, is deze vrijstelling, zooals ik reeds betoogd heb, gemotiveerd door de tegenwoordige crisis met betrekking tot de minder krachtigen. Wat den electrici- teitsprijs aangaat, herhaal ik, deze is al hoog genoeg en er- bestaat bezwaar tegen, om dien ook te verhoogen. Ik geloof, dat het eene groote verbetering in de opbrengst van de gemeente zou opleveren, wanneer deze van 20 op 18 of 16 cent werd gebracht. De prijs van de steenkolen legt hierbij geen gewicht in de schaal en het zou dit uitwerken, dat de gasfabriek, die, als ik het eens zoo uitdrukken mag, nu eene te nauwe jas heeft, iets meer lucht zou krijgen, terwijl de electrici- teitsfabriek, die door de omstandigheden in eene te wijde jas hangt, iets dikker wordt. De heer van der Pot vroeg echter om meerder inlichtingen. Deze kunnen de heeren natuurlijk vinden in de rekening en de begrooting. De heer van der Pot zit bovendien in de Commissie van Financiën en kan dus te dien opzichte geheel op de hoogte komen en kan dan daarover discussieeren bij de behandeling van de Begrooting. De heeren zullen dan in de stukken zien, dat het juistdoor dezen crisistijd komt, dat het verbruik van het dure electrische licht niet toeneemt in tegenstelling met het gasverbruik, dat toeneemt met 5 en in sommige maanden zelfs met 9 De heer Sijtsma heeft ook nog een aanzienlijken verbruiker vergeten te noemen, nl. het Rijk, dat is ook een enorme gasverbruiker. Ook in andere plaatsen heeft men den gasprijs verhoogd, de prijs is hier werkelijk niet zoo erg hoog. In den Bosch betaalt men voor lichtgas 7a cent; in Maastricht loopt het ook naar de 8 cent; in Middelburg is het 8 cent; in verschillende plaatsen is het al 10 cent. En wanneer men riu in Leiden in dezen crisistijd niet meer betaalt dan men in Amsterdam iti den grootsten bloeitijd betaalde, dan mag men niet zeggen, dat het op den middenstand drukt. Ik geloof, dat thans de zaak van alle kanten voldoende bezien is, zoodat wij wel tot stemmen kunnen overgaan. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders in stem ming gebracht, wordt aangenomen met 16 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen de heeren Reimeringer, van Gruting, Pera, Fokker, Briët, van Hamel, Roem, Vergouwen, Hartevelt, Hoogen- boom, van Tol, Korevaar, Zwiers, Korff, Aalberse en Corts. Tegen stemmen de heeren: Sijtsma, Heeres, de Boer, van der Pot., van der Eist, Botermans en P. J. Mulder. De Voorzitter. Ik heb nog vergeten mede te deelen, dat er in het ingekomen stuk en wel in het schrijven van Commissa rissen een fout is ingeslopen. Er staat nl. in de derde kolom van het eerste staatje f 258.000, wat moet zijn f 264.000. De Voorzitter. Dan heb ik nog een mededeeling te doen. Wellicht weten de heeren nog niet, dat heden door mij officieel is afgekondigd, dat de Minister zijn beschikking heeft ingetrokken, waarbij hier de in-, uit- en doorvoer van vee werd verboden, zoodat aanstaanden Vrijdag weder de gewone veemarkt kan plaats hebben. Verder deel ik thans al mede, dat het mijn voornemen is om een raadsvergadering te houden op Donderdag 26 Augustus ter behandeling van de gemeenterekening. Ik zeg dit nu al, omdat de heeren wellicht reisplannen hebben en dan kunnen zij hiermede rekening houden. Ik geef thans het woord aan den heer van Hamel. De heer van Hamel. M. d. V. In de vorige raadsvergade ring heeft de heer Fokker tot Burgemeester en Wethouders de vraag gericht: »Zijn of worden door Burgemeester en «Wethouders maatregelen genomen om, indien onverhoopt na »de zomervacantie de mobilisatie van het leger nog niet mocht «zijn afgeloopen, zooveel mogelijk den gang van het onderwijs «te herstellen door te bevorderen, dat andere lokalen dan «de schoollokalen voor de huisvesting der militairen zullen «worden in gebruik genomen." Ik heb toen gezegd, dat een dergelijke vraag in de vergadering van 20 Mei ook door den heer van der Eist was gedaan. De heer Fischer heeft toen daarop geantwoord tot groote tevredenheid van den heer van der Eist. Nu zou ik tot den heer Fokker weer hetzelfde kunnen zeggen, omdat de omstandigheden niet zijn veranderd, maar ik zal niet herhalen wat de heer Fischer toen heeft gezegd. Alleen kan ik dit aan den heer Fokker zeggen. Op het oogenblik is er bericht ingekomen van den Minister van Oorlog daar een van de leden van het College van het Dagelijksch Bestuur onlangs een onderhoud heeft gehad met den Minister van Oorlog, waarbij de Minister heeft mede gedeeld, aan den Burgemeester, dat hij daaromtrent nader bericht zou zenden dat in verband met de zeer hooge daaraan verbonden kosten, van het onderbrengen van de thans in de scholen gelegen troepen in van Rijkswege te bouwen barakken, geen sprake kan zijn. Men ziet dus, dat het niet zoo gemakkelijk is, om de scholen ontruimd te krijgen; daar moeten al bijzondere omstandigheden toe bijdra gen en als zoodanig kan ik mededeelen, en dat zal wel een verblijdende mededeeling zijn, dat de school aan de Aalmarkt en die aan de Boommarkt omstreeks half Augustus kunnen worden ontruimd, omdat de daarin aanwezige compagnies kunnen worden ondergebracht in het gebouw van den Roomsch-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 9