106
DONDERDAG 5
AUGUSTUS 1915.
verlies aftrekt, 30000.Al is nu de oorzaak van dat deficit
een geheel andere dan van den achteruitgang bij de gas
fabriek, wanneer men reeds op grond van het te verwachten
deficit aan de gasfabriek, er toe wil overgaan om den gasprijs
te verhoogen, dan zie ik niet in, waarom de prijs voor het
gebruik van electrischen stroom dan maar kalmweg beneden
dezen kostprijs moet blijven. Misschien is dit op grond van den
toekomstigen bloei van het bedrijf wel raadzaam, maar nog eens:
dit alles moeten wij eerst eens bekijken aan de har.d van
behoorlijke gegevens en cijfers. Dat is hetgeen ik zooeven
heb betoogd.
De heer Sijtsma. Jk wil in tweede instantie nog enkele
opmerkingen maken.
Door den heer Aalberse is opgemerkt, dat een van de
goede redenen tot verhooging van den gasprijs is om de
menschen zuinigheid te leeren bij hun gasverbruik. De heer
Pera, hoewel zoo mogelijk nog vuriger voorstander van de
verhooging, heeft dit weersproken en ik meen terecht. De
menschen die gas gebruiken zullen tegenwoordig wel uit zich
zelf bezuinigen. Men moet maar eens zien, hoe de meeste
winkels tegenwoordig op halve verlichting staan, men zoekt
tegenwoordig op alles te bezuinigen, dus ook zeker wel op
het gebruik van gas. Ik ben blij, dat de heer Pera dit in
zooverre met mij eens is. Maar wat beteekent dan zulk een
argument? Wat de recognitie betreft sta ik aan de zijde van
den heer van der Pot. Het geld moet ten slotte van de ver
bruikers van het gas komen. Wanneer de gasfabriek niet
bestond, ontvingen wij dat geld ook niet. In theorie moge het
wat anders zijn, de praktijk is, dat het bedrag van ƒ65.000.
aan recognitie voor het leggen der gasbuizen in de gemeentekas
komt uit de beurzen van de gasverbruikers.
De heer Pera heeft mij verweten, dat ik niet getrouw was
aan mijne beginselen. Misschien is men dit van antirevolu
tionaire zijde niet zoo gewoon om tegenover zijn leiders een
zelfstandige positie in te nemen als bij ons.
De Voorzitter. Mag ik den heer Sijtsma verzoeken zich te
houden aan de bespreking van de zaak, die op het oogenblik
aan de orde is.
De heer Sijtsma. Natuurlijk, maar ik volg den heer Pera
slechts even op een zijpad.
Wanneer de heer Pera het tekort zou willen laten dekken
door alle belastingbetalers en dit progressief zou willen laten be
talen, dan zou ik mij daarmede gaarne vereenigen. En dat
wilden mijne partijgenooten inzake de oorlogskosten. Doch
hier wil men het tekort laten betalen door menschen die het
eigenlijk thans niet kunnen betalen, en daar ben ik tegen.
Dat willen de vrijzinnig-democraten niet, dat zal straks ook
wel uit de stemming blijken. Elk goed vrijzinnig-democraat
zal stellig tegen het voorstel stemmen. Toen ik den heer
Vergouwen hoorde spreken, dacht ik met den heer van der
Eist, dat hij ten slotte tot dezelfde conclusie zou komen als
wij, dat hij het met ons eens zou zijn. Hij zegt: de geheele
burgerij heeft geprofiteerd van de winsten van de gasfabriek,
nu moet de burgerij ook in het verlies deelen en de schade
mede helpen dragen; immers de geheele burgerij is gas
verbruiker. Dit is slechts betrekkelijk waar en wij hebben
hierover ook van de zijde van den heer Vergouwen wel eens
anders hooren praten. Een winkelier op de Haarlemmerstraat
is bijv. veel grooter gasverbruiker dan een mijnheer op het
Rapenburg, die alleen in zijn kamers gaslicht brandt, wat hij
thans niet eens meer doet. Hij brandt nu electrisch licht.
De Voorzitter. Ik moet beginnen op te komen tegen het
geen de heer Sijtsma heeft gezegd, n.l. dat wij eerst na den
wenk van den heer Pera gekomen zijn met dit voorstel. De
heer Sijtsma heeft blijkbaar Weinig idéé van de opvatting, die wij
van onze taak hebben en die steeds in verband met het alge
meen belang van de gemeente wordt beschouwd. Wij zijn
heusch niet gekomen met dit voorstel na den wenk van den
heer Pera, maar Burgemeester en Wethouders zijn hiermede
gekomen, alleen omdat zij dit voorstel hebben ontvangen van
de Commissarissen van de Gasfabriek en zich daarmede heb
ben kunnen vereenigen.
En wanneer ik thans kom tot wat hedenmiddag over deze
zaak is gesproken, dan meen ik, dat men de quaestie verkeerd
beschouwt. De heeren spreken meestal zoo, alsof de gasprijs
iets te maken heeft met de belastingendie twee zaken heb
ben niets met elkaar te maken. Waarom richt men van ge
meentewege een gasfabriek op In het eene geval, omdat par
ticulieren het niet doen en in een ander geval, omdat men
een gasfabriek noodzakelijk acht en men daarvoor geen con
cessie wil geven, omdat die moeilijk is vast te leggen in een
goede regeling en de burgerij er wellicht door benadeeld
zou worden. Er wordt dan zoo geredeneerd: wij moeten zor
gen, dat de buigerij op goedkoope wijze het gas kan ver
krijgen. %•%,-
Wanneer men andere plaatsen in aanmerking neemt, als
Amsterdam, waar de gasprijs 7 cent is, en Den Haag, waar
in den laatsten tijd 6 cent wordt betaald, dan ziet men, dat
hier in Leiden de gasprijs altijd bijzonder laag is geweest.
Men kan dus niet zeggen, dat hier de burgerij door betaling
slechts van 5V-2 cent, daarmede een soort van belasting heeft
betaald. Neen, zij heeft haar waar zeer goedkoop gehad, zoo
als in bijna geen andere plaats. Dat er echter op het gas
winst werd behaald, heeft hiermede niets te makenmen wil
hebben goedkoope artikelen en men krijgt ze goedkoop en
wat verder de kosten er van zijn, heeft met de zaak niets te
maken, tenzij men kan constateeren, dat men het gas door
de concurrentie goedkooper kan krijgen. Dat is iets anders.
Stel, dat wij een concessie hadden verleend voor de gasfabriek
en de productiekosten gaan zóó rijzen, dat er geen winst
meer uit te halen is, zou men dan den concessionaris ook
willen verbieden den prijs van zijn product te verhoogen?
De groenten en het vleesch zijn toch ook duurder geworden
en is het nu te verwonderen, dat men den prijs van het gas
wil verhoogen. Ik geloof, dat het tegen alle logica is om te
zeggen: dat mag niet. Ik ontken ook, dat vroeger de gas
verbruikers een cadeau hebben gedaan aan de gemeente,
neen, zij hebben juist van de gemeente een cadeau ontvan
gen zij hebben het gas zeer goedkoop gekregen. Zou men
denken, dat wanneer bijv. de verbruikers van gas een coöpe
ratieve fabriek hadden opgericht, dat zij dan het gas goed
kooper zouden hebben gekregen? Ik geloof er niets van. De
ondervinding leert ook anders. En nu er een verlies komt,
zou de geheele burgerij dit dan moeten betalen? Ik zal er
niet verder op ingaan.
De heer Sijtsma heeft gezegd: de Regeering handelt toch
anders en verdeelt het tekort over jaren. Maar wanneer wij
in Leiden alle tekorten op de gewone huishouding door lee
ning wilden dekken, dan gingen wij op de flesch, zooals men
dat noemt.
De prijsverhooging, die hier wordt voorgesteld, is ook niet
zoo verschrikkelijk groot, maar de meerdere kosten van de
productie moeten er uit.
De heeren hebben het nu zoo over het electrische licht en
zijn boos, dat de prijs daarvan niet wordt verhoogd. Ik zou
precies het omgekeerde willen. En bovendien is de prijs van het
electrisch licht al lang verhoogd. De heeren moeten dan weten,
dat het vaste tarief slechts voor 1/i der gebruikers geldt, s/4 daar
entegen hebben een contract aangegaan, waarin de steenkolen-
clausule voorkomt, zoodat de groote gebruikers automatisch
meebetalen aan de verhooging van de steenkolenprijzen. De
kleinere particuliere verbruikers betalen volgens tarief 20 cent.
En nu vraagt men om dezen prijs ook te verhoogen. De heer
van der Pot geeft toe, dat de onkosten van de steenkolen op
de productie van het electrisch licht vallende, zeer gering
zijn in verhouding tot die bij het gas. Bij een gasprijs van
6 cent, heeft men daarbij aan onkosten voor kolen 4 cent;
bij electrisch licht ruim een cent; voor de rest bestaan de
onkosten daarbij uit rente, afschrijving, slijtage van machines,
turbines enz. Dat is de groote duurte. De steenkolen zijn van
weinig gewicht. In elk geval wat er moet betaald worden
aan kolen, dat wordt al door de groote gebruikers betaald. En
bovendien een prijs van 20 cent is al hoog. Terwijl in Amsterdam
de prijs van het gas is 7 cent, is de prijs van het electrisch licht
daar 15 cent. Bij een gasprijs tot voor kort hier nog van 5x/2
cent, kostte het electrisch licht 20 cent, dat verschilt nog al. Ik
geloof dan ook werkelijk, dat men hier verkeerd heeft ge
daan den prijs van het electrisch licht op 20 cent te stellen.
Dat er niet meer aansluitingen zijn, is een gevolg van den
te hoogen prijs. Het electrisch licht is dus niet te vergelijken
met gas. Zoo zou men kunnen zeggen: wanneer het graan
duurder wordt, wordt het brood ook duurder, dus moet men
nu ook de aardappelen duurder maken. Maar het een heelt
met het ander niets te maken. Ik geloot nu, dat de zaak van
alle kanten is bekeken. Ik houd vol, dat de zaak niets te
maken heeft met belasting. Dat de billijkheid hier in het ge
drang zou komen, ontken ik ook.
Nu wat betreft de winst. Men zou kunnen zeggen: goed, het
gas gaat met verlies werken, dat moet de heele burgerij dragen,
maar wie draagt dat? Dan dragen dat volgens het stelsel van
progressieve belasting, dat wij hier hebben en dat 2V2 maal zoo
sterk is als in Den Haag, de middelklasse en de hoogst aangesla-
genen. Doch dat daargelaten, kom ik nu op het voorstel van
Burgemeester en Wethouders om het muntgas uit te sluiten.
Economisch beschouwd acht ik het verkeerd om het munt
gas vrij te stellen. Wij komen echter in deze moeielijkheid,
doordat de gasfabriek nu eenmaal geëxploiteerd wordt door
een autoriteit en al is het tegen mijn principe, toch moet ik
hier komen tot een andere consequentie. Wij leven thans in een
tijd, waarin de minder bedeelden meer gedrukt worden, ofschoon
men het niet altijd aan hunne uitgaven kan zien, doch in
ieder geval meer gedrukt worden dan degeen, die het beter
lijden kan. Ik wil nog niet zeggen meer gedrukt, maar hij
kan het niet zoolang volhouden, als degeen, die in beter doen
h