DONDERDAG 5 AUGUSTUS 1915. 105 alle reden is om met het voorstel van Burgemeester en Wet houders mede te gaari. En wat nu de exploitatie van de gasfabriek aangaat en de winsten die de gemeente daaruit heeft getrokken, het is reeds opgemerkt en het mag zeker niet uit het oog worden ver loren, dat de gemeente altijd gbedkoop gas heeft geleverd, dat die prijs altijd is geweest in het belang van de burgerij en dat er als zoodanig nimmer reden is geweest om op de exploitatie van de gasfabriek aanmerking te maken. M. d. V. Ik had den vorigen keer hetzelfde bezwaar tegen het voorstel, dat ik er op het oogenblik tegen heb, n.l. dat niet tegelijkertijd met den gasprijs, de prijs van de electri- citeit wordt verhoogd. Gaarne had ik gezien, dat Burgemeester en Wethouders tegelijkertijd met dit voorstel, ook met een voorstel tot verhooging van den electriciteitsprijs waren ge komen, en ik wil wel zeggen, dat het mij aangenaam zou zijn, wanneer Burgemeester en Wethouders reden konden vinden om ook in dit opzicht den druk der gemeente door de gebrui kers van de electriciteit te doen dragen. Verder is toch ook van groote beteekenis voor de werking van dit gemeente bedrijf de leverantie, die Leiden aan de buitengemeenten doet. Mocht er al iemand wezen, die meende mee te moeten bevorderen, dat het gemeentebestuur als zoodanig de burgerij van Leiden in het algemeen ondersteunt door eene levering van gas beneden den kostprijs, dan wordt dat wel een beetje al te dwaas, wanneer wij dien steun ook uitstrekken tot de buitengemeenten. Kortom, ik kan het niet anders noemen dan onbillijk, wanneer de gasprijs niet is evenredig aan de kosten, die er aan de fabriek gemaakt worden. De heer van der Pot heeft gezegd, dat Burgemeester en Wethouders een verwijt hebben gericht tot de burgerij. Ik moet U bekennen, dat ik in het stuk van Burgemeester en Wethouders hoege naamd niets van een verwijt heb kunnen merken; Burge meester en Wethouders constateeren alleen maar een feit. Burgemeester en Wethouders zeggen, zooals de Voorzitter dat heeft uitgesproken, dat wellicht de burgerij, wanneer zij er attent op werd gemaakt minder gas zou gebruiken. Ik heb in dezelfde raadszitting toen als mijn oordeel te kennen gegeven, dat men in dit opzicht niets behoeft te verwachten, omdat men over het algemeen niet meer gas gebruikt, dan men op het oogenblik noodig heeft. Ieder zal er toch zooveel mogelijk op bedacht zijn, om zijn uitgaven niet noodeloos te vermeerderen, waar men weet, dat al het gas, wat door den meter gaat, betaald moet worden. Het wil mij voorkomen, dat men de verhooging van den gasprijs te veel op zich zelf beschouwt. Ik meen, dat wij de gemeentelijke huishouding eenigszins in haar geheel moeten bezien en de verschillende bronnen in aanmerking nemen waaruit de opbrengsten moeten komen om de kosten der gemeente te kunnen bestrijden. En dan zal iedereen, bekend met het bedrijf en de exploitatie van een bedrijf, weten, dat men zooveel mogelijk, wanneer men ergens eene oorzaak van verlies ontdekt, zijn best doet om die oorzaak weg te nemen en dien schadepost te herstellen. Bij rnij is onwillekeurig de gedachte opgekomen, toen wij beide bestrijders van het voorstel van Burgemeester eri Wethouders hadden gehoord, dat geen van beide heeren, naar het mij voorkomt, erg veel begrip heeft van de exploi tatie van een bedrijf. M. d. V. Wanneer wij op het oogenblik geen rekening houden met de schade, die onwillekeurig zal worden aange bracht, door de verminderde opbrengst van de gasfabriek en zoodoende deze zaak op zichzelf gaan beschouwen en niet in verband met de gemeentelijke behoefte in het algemeen, dan verliest men toch geheel en al uit het oog, dat de gemeente voor verschillende uitgaven komt te staan, die telkens weder in deze omstandigheden voorkomen. Met allerlei bijzondere behoeften komt men in dezen tijd, gevolgen van den oorlogs toestand. het gemeentebestuur lastig vallen, en de Gemeente raad ziet zich telkens weer genoodzaakt op menig gebied de behulpzame hand uit te strekken. De heer van der Pot wilde met deze verhooging in geen geval op dit oogenblik medegaan; hij wilde die verhooging uitstellen tot Januari. Ik zou willen vragen of dit nu een voorzichtige politiek is. De loop der zaken kan in het verdere gedeelte van 1915 wat gunstiger worden, dan kan het geval zich voordoen, dat de hoop door Burgemeester en Wethouders uitgesproken, wordt verwezenlijkt, dat men nl. in Januari den gasprijs niet verder behoeft te verhoogen en men zelfs wellicht tot den ouden prijs kan terugkeeren. Maar het kan ook zijn, dat alles nog tegenvalt in 1915. Dan zal men in 1916 in eens moeten komen met een verhooging van den prijs van bijv. 2 cents. En dan wordt de zaak veel erger. Op den duur kan de gemeente er toch niet toe komen om de gasfabriek een schadepost voor de gemeente te doen zijn. In zooverre geloof ik, dat het juist een voorzichtige maatregel is om nu den prijs met één cent te verhoogen. Mag nu de gemeente, evenals een particulier, winst maken uit een bedrijf? Reeds vroeger heb ik betoogd, dat een gemeentebestuur daartoe alleszins gerechtigd is. Ik zou niet weten waarom niet. Wan neer op een dergelijke wijze, ongemerkt als het ware, een belangrijke bate in de gemeentekas kan vloeien, terwijl het tevens is in het belang van de burgerij, dan zie ik geen enkele reden waarom de gemeente daarvan geen gebruik zou mogen maken. Hoezeer het ook mij leed doet, dat wij tot verhooging van den gasprijs genoodzaakt worden, ik geloof toch, (lat het zou getuigen van een heel slechte gemeentelijke politiek, wanneer wij niet insloegen den weg thans door Burgemeester en Wethouders voorgesteld. De heer Vergouwen. Ik zal niet in herhalingen treden van hetgeen door de vorige sprekers is gezegd. Het is waar, dat de gemeente eertijds groote winsten heeft binnengehaald door de gasfabriek opgeleverd. Maar de vraag is ook, of die winsten niet geflatteerd zijn geweest. Toen de recognitie is ingesteld, is de winst dadelijk minder geworden, waaruit blijkt dat de winsten vroeger te hoog waren berekend. In de tweede plaats moet de vraag worden gesteld: Waar is die winst van de gasfabriek dan gebleven? Die groote winsten zijn aangewend ten bate van de geheele burgerij, want die heeft daardoor in de eerste plaats ontvangen goedkoop gas. De winst heeft dus gestrekt ten voordeele van al degenen die gas gebruiken. In de tweede plaats is daardoor de hoofdelijke omslag lager ge bleven. Wij hebben dus met ons allen, de geheele burgerij, van die winsten door de gasfabriek gemaakt, geprofiteerd. Nu echter komt er een moeilijke tijd en nu is het ook rationeel, dat men zegt: wij hebben in den goeden tijd er van geprofiteerd, er is thans een kwade tijd aangebroken, derhalve moeten wij nu ook iets meer betalen. Bovendien is deze regeling maar een noodregeling, alleen geldende voor den tegenwoordigen kwaden tijd. Wanneer deze voorbij is, dan staan wij weer voor een nieuwen toestand. Men spreekt ook over de electriciteitsfabriek en vindt het jammer, dat de electriciteitsprijs niet verhoogd worden kan, maar naar mijne meening gaat dat minder gemakkelijk. De heer van der Elst. M. d. V. Even een opmerking naar aanleiding van hetgeen door den heer Vergouwen is gezegd. Toen hij aan het spreken was, dacht ik, dat hij de con clusie zou trekken uit zijne beschouwingen, dat wij den gas prijs niet moesten verhoogen, want hij zeide, dat de geheele burgerij jarenlang de winsten heeft genoten. Eu derhalve nu het op verlies aankomt, zou dus ook de geheele burgerij het verlies moeten betalen. Maar toch komt hij tot de conclusie dat de gasverbruikers alleen het verlies moeten dragen. Ik geloof dat het verkeerd is, dat de gasverbruikers het verlies moeten dragen, niet omdat het billijker is, dat de ver loren winst wordt gevonden op een andere wijze, maar omdat niet de winst aan de gasverbruikers zelf ten goede is gekomen zooals de heer Vergouwen zegt, maar aan de geheele burgerij. De heer van der Pot. Even een antwoord op twee opmer kingen van den heer Aalberse. Hij heeft mij vooreerst deze onjuistheid verweten, dat ik verward zou hebben de winst, die de gemeente door de gasfabriek maakt met de recognitie voor het gebruik van gemeentegronddie economisch iets anders is. Dat dit in theorie twee verschillende zaken zijn ben ik natuurlijk met hem eens, maar in werkelijkheid komt het toch vrij wel op hetzelfde neer. De heer Aalberse heeft gezegd: wanneer het gasbedrijf door een particulier werd geëxploiteerd, dan zou de gemeente hetzelfde doen en ook een recognitie heften. Dat ben ik ook met hem eens, maar ik ben het niet met hem eens, wanneer hij van meening is, dat de gemeente dan ook een dergelijk buitengewoon hoog bedrag zou vragen van dien particulier en daarop komt juist de zaak neer. Wanneer de gemeente geen gasfabriek heeft en een particulier wil een gasfabriek oprichten, dan zal de gemeente veeleer de zaak aanmoedigen en haar niet tegenhouden door hooge recognities te vorderen. Als zij het gebruik van den grond al niet gratis toestaat, wat dikwijls in een dergelijk geval gebeurt, dan zal zij de recognitie toch zeker laag stel len. Ik meen dus volkomen in mijn recht te zijn, wanneer ik, al is het dan economisch niet hetzelfde, toch die f 64000.— die men uit de recognitie trekt, eene verkapte winst noem. Verder heeft de heer Aalberse geheel ten onrechte gezegd, dat volgens mijne meening op grond van de verhooging van den gasprijs ook die van den electrischen stroom zou moe ten worden verhoogd. Ik heb er slechts op gewezen, dat het wenschelijk zou zijn, dat wij de vraag overwogen, of beide verhoogingen niet moesten samengaan. Dat dezelfde argumen ten, die worden aangevoerd voor eene verhooging van den gasprijs, niet gelden tevens voor die van den electriciteits prijs, dat weet ik wel. Ik weet wel, dat de kolenprijzen niet in dezelfde mate drukken op het electrisch bedrijf. Daartegenover staat echter, dat de electriciteitsfabriek, reeds voordat de kolenprijzen wer den verhoogd, een zeer aanzienlijk nadeelig saldo opleverde, n.l. over het vorige jaar niet minder dan f 46000.of, als men nu hier de recognitie, die f 16000.bedraagt, van dat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 7