104
DONDERDAG 5 AUGUSTUS 1915.
gewekt, aanmerkelijk minder zou zijn, wanneer tegelijkertijd
met de verhooging van den gasprijs werd voorgesteld de ver
hooging van den prijs van den electrischen stroom. De inge
zetenen weten heel goed, dat het electriciteitsbedrijf op het
oogenblik aanmerkelijk verlies oplevert, en daarnaast staat
nog dat andere feit, dat zoowel onder winkeliers, als onder
particulieren, het juist de financieel meest krachtigen zijn, die
van de electriciteit voor hunne verlichting gebruik maken.
Nu weet ik wel. dat de zaak daarmede niet uitgemaakt is en
dat men niet eenvoudig naast elkaar kan stellen de winst
cijfers van de gasfabriek en de verhooging van prijs die daarop
wordt gelegd eenerzijds, en de verliescijfers van de electrici-
teitsfabriek, terwijl van verhooging daar niets blijkt ander
zijds. Daar zit veel meer aan vast. Maar aan den anderen
kant mogen wij toch ook niet volstaan, nu wij tweemalen
voor eene verhooging van den gasprijs staan, met eenvoudig
te zeggen: nu ja, het electriciteitsbedrijf is nog in zijn eerste
jaren en iedere zaak, die dadelijk behoorlijk wordt opgezet,
maakt in die eerste jaren geen winst; die jaren moet ze door
komen, dat zal later wel terecht komen, de toekomst moet
dit weer vergoeden. Dat is misschien ook hier wel waar; ik
wil aan de juistheid dier redeneeringen nog volstrekt niet
twijfelen, al wordt men dan ook den laatsten tijd wat scep
tisch gestemd ten aanzien van het electrisch bedrijf, maar ik
geloof toch, M. d. V., dat èn de Raadsleden èn de burgerij
er recht op hebben nu eens precies te weten, hoe het met
deze zaak staat. Wij moeten niet alleen krijgen een phrase,
een algemeenheid, maar behoorlijke cijfers die ons inlichten,
waarom de prijs van den electrischen stroom niet mag wor
den verhoogd, wil de toekomst van het bedrijf niet in gevaar
zijn en de belangen van de gemeente niet worden geschaad.
Gegevens moeten er worden verschaft, welke de verwachtin
gen waren, toen de electrische centrale haar laatste uitbrei
ding kreeg, en wat er van die verwachtingen tot dusver is
verwezenlijkt; of het gebruik is in stijgende lijn en reeds het
punt nadert, waarop geen verlies meer geleden zal worden,
terwijl we die stijging in gevaar brengen, wanneer wij den
prijs thans wat verhoogen. Wanneer wij die gegevens heb
ben en daaruit inderdaad blijkt, dat de prijs niet zonder ge
vaar voor de toekomst verhoogd kan worden, terwijl de ver
hooging van den gasprijs door blijvend booge kolenprijzen
onvermijdelijk wordt, dan zal ik van mijne bezwaren afstap
pen en met die verhooging van den gasprijs medegaan, ook
zonder dat de prijs voor electrischen stroom tevens ver
hoogd wordt. Maar dan zal ook, wanneer het ons en de bur
gerij volkomen duidelijk is geworden waarom het niet anders
kan, die verhooging van den gasprijs onder veel gunstiger
auspiciën haar intrede doen dan thans het geval zou zijn.
Daarom zou het naar mijne meening veel beter zijn, wanneer
wij de nu voorgestelde tusschentijdsche verhooging, die ik niet
urgent acht, verwierpen en de geheele zaak, met inbegrip
van de eventueele verhooging van den prijs van den electri
schen stroom, opnieuw bekeken bij de behandeling van de
begrooting voor het volgende jaar, of nog liever zoo laat
mogelijk tegen het einde van dit jaar, wanneer verschillende
quaesties, die op het oogenblik zeer onzekei zijn, zooals de
kolenvoorziening, wellicht duidelijker voor ons zijn geworden.
Zonder dus daarmede ook maar eenigszins te kennen te
geven, dat ik per sé zal stemmen tegen een eventueel voorstel
tot verhooging van den gasprijs met 1 Januari 1916, zal ik
tegen het nu in behandeling zijnde voorstel, waarbij op zoo
korten termijn een belangrijke verhooging wordt voorgesteld,
mijn stem uitbrengen.
De heer Aalberse. In tegenstelling met de vorige sprekers
zal ik wel mijn stem geven aan dit voorstel vari Burgemeester
en Wethouders. Wat de zaak zelve betreft, sta ik nog geheel
op hetzelfde standpunt als vroeger. Ik heb bijna altijd
geweigerd om mede te werken tot een verhooging van den
gasprijs, wanneer het de bedoeling was om daarin een equi
valent te vinden voor een lager houden der inkomstenbe
lasting, omdat dit naar mijne meening bij een bedrijf als
gemeente-monopolie-bedrijf uitgeoefend, uit een oogpunt
van een goed financieel beheer en ook uit een oogpunt
van rechtvaardigen belastingdruk, niet het juiste stand
punt was.
Maar de grondslag voor dit voorstel is ook een geheel
andere. Het lijkt mij een juist standpunt om wanneer men
een bedrijf beheert, verband te leggen tusschen de productie
kosten en den prijs der waren, die men verkoopt. Dat is
het standpunt van ieder verstandig koopman. En als de heer
Sijtsma zegt: vroeger heeft de gasfabriek groote winsten
gemaakt en nu die winst lager wordt, moet de gasprijs worden
verhoogd, laat hij dan eens nagaan, of er werkelijk zulke
groote winsten waren. Op mijn aandrang en op dien van
den heer Sijtsma, is de gasprijs hier aanzienlijk verlaagd,
zoodat wij jaren lang het goedkoopste gas hebben gehad in
ons geheele land, behalve Tilburg. In alle andere gemeenten
was de gasprijs hooger. Naar gelang de winsten grooter
waren, is hier ter stede ook de gasprijs verlaagd. Van 8 centen
zijn wij gekomen op 5 cents.
Wat nu wordt voorgesteld, is heel wat anders. Ik zie
daarvoor tweeërlei motieven.
In de eerste plaats, omdat het toch niet rationeel is bij
een groote vermeerdering van de productiekosten, nu de
steenkolen zoo aanzienlijk in prijs zijn gestegen, om thans
denzelfden prijs te houden voor het product.
In de tweede plaats, omdat men door deze prijsverhooging
een zeKeren druk wil uitoefenen op de gasverbruikers, om
hen tot zuinigheid te noodzaken ol althans aan te manen.
Wij hebben nu gehad het platonisch verzoek om toch zuinig
te zijn. Dat helpt echter niet veelieder denkt: mijn buurman
zal wel zuinig zijn, maar zelf volgt men het verzoek niet
op. Door de gebruikers nu te doen gevoelen, dat het gas
iets duurder wordt, wil men ze er toe brengen om wat minder
gas te gebruiken.
In de verhooging zit dus een prikkel tot zuinig gebruik,
en omdat men weet, dat het gas duur is, zal men meer gaan
uitzuinigen door minder gebruik.
Nu is er door den heer van der Pot op gewezen, dat be
halve wat als winst op de begrooting komt, nog een bedrag
voorkomt als recognitie en hij beweert, dat het eene verkapte
winst is. Ik geloof, dat dit economisch eene verkeerde voor
stelling is en ik betreur het, dat een man als de heer van
der Pot hier een dergelijke stelling verdedigt. Dit is werkelijk
de zaak verwarren. Wanneer wij niet hadden een eigen fabriek,
maar wanneer wij bijv. de fabriek in exploitatie hadden ge
geven aan een particuliere maatschappij, dan zouden wij toch
die recognitie op dezelfde wijze in rekening brengen. Het is
niet een voordeel dat wij trekken uit de gasfabriek, maar
eene vergoeding voor het gebruik van den grond, en voor
de kosten die wij hebben door het plaatsen van de buisleidingen
in den gemeentegrond. Ik geloof ook, dat op welke manier die
exploitatie zou geschieden, de gemeente dezelfde recognitie als
zuivere en volkomen gerechtvaardigde last zou hefïen, en het
lijkt mij economisch totaal verkeerd deze recognitie op een
lijn te stellen met winst uit het bedrijf voortvloeiende. Wat
betreft de vraag van den heer van der Pot, of het niet
goed zijn zou den prijs van de electriciteit te verhoogen,
zou ik zeggenja, of neen, dat hangt af, of aldaar dezelfde
ratio geldt, die men hier heeft bij de gasprijsverhooging.
Wanneer blijken zou, dat ook daar door de omstandigheden
waarin wij verkeeren, de productiekosten aanzienlijk vergroot
waren, dan zou dat wel degelijk even goed een motief voor
de verhooging van prijs moeten zijn, maar ik geloof, dat wij
hier met een ander geval hebben te doen als met het gas,
daar naar ik meen, de invloed, dien de steenkolenprijs heeft
op den kostprijs van de electriciteit, betrekkelijk gering is,
terwijl iedereen weet, dat de invloed van den steenkolenprijs
op den kostprijs van het gas aanzienlijk is, zoodat dus, wan
neer wij zeggen: daar wij door de prijsstijging van de steen
kolen den gasprijs moeten verhoogen, is het billijk, dat ook
de electriciteitsprijs verhoogd wordt, naar het mij voorkomt
wij twee redeneeringen met elkaar verwarren, die op zich
zelf niets met elkaar te maken hebben Het is mogelijk, dat
Burgemeester en Wethouders ons duidelijk kunnen maken,
dat de kostprijs van de electriciteit zoodanig is, dat de prijs
ervan ook verhoogd moet worden, maar het komt mij voor,
dat dit niets heeft te maken met de motieven, die aange
voerd worden om over te gaan tot verhooging van den gasprijs.
Ik zie daarom geen enkele reden waarom zij niet met dit
voorstel kunnen medegaan, die meenen, dat een gemeente
bedrijf niet mag worden uitgeoefend om groote winsten in
de gemeentekas te brengen, maar wel ten algemeenen nutte,
doch dan toch ook op zoodanige wijze, dat de kosten die
gemaakt worden, behoorlijk worden gedekt. Het geldt hier
zuiver een quaestie van commercieel inzicht. De kostprijs
van de producten is verhoogd, nu moet men ook iets meer
voor het product, dat men ontvangt, geven. Ik betreur het,
dat het moet geschieden, maar toch zal ik zonder eenigen
twijfel mijn stem aan het voorstel geven.
De heer Pera. De heer Sijtsma heeft er de aandacht op ge
vestigd, dat toen de vorige maal de verhooging van den gas
prijs aan de orde was, ik die verhooging heb bestreden en
daartegen heb gestemd. Doch de omstandigheden van toen
zijn geheel anders dan zij nu zijn! Nu zegt de heer Sijtsma:
»ik wil den druk van de omstandigheden van dit oogenblik
niet verhalen op de tegenwoordige burgerij". Het komt mij
voor, dat hij in dit opzicht wel wat anders denkt dan zijn
partijgenooten in de Tweede Kamer, toen het ging over de
quaestie van leening of een heffing in eens. Toen was er
zeker wel grond om de burgers van thans in eens te treffen,
en ik moet erkennen dat ik dit nog niet een zoo onjuist
standpunt vond, hoewel erkend moet worden, dat tegen een
heffing in eens ook groote bezwaren bestonden. Maar daaruit
vloeit dan ook voort, dat er in de buitengewone omstandig
heden van dit oogenblik en in het geval dat wij hier hebben,