DONDERDAG 5 AUGUSTUS 1915.
103
nog hooger moeten zijn dan bij ons, en zoo zal men wellicht
daar nu en in het vervolg afzien van aansluiting. Wanneer
straks de toestand weer normaal is gewordendan zal men
wellicht gaan zeggenover een paar jaar kan het gas wel
weer duurder gemaakt worden, dus wij zullen maar geen gas
meer nemen, wat dan per slot van rekening weer op schade
van de gemeente uitloopt.
Het tweede lichtpunt is, dat de groote maatschappijen er
het meest door worden getroffen. Ik denk, dat Burgemeester
en Wethouders hierbij hebben gedacht aan zaken als van
Peek en Cloppenburg, Vroom en Dreesmane. a. maar
toch meen ik, dat dit niet goed is ingezien, want die groote
maatschappijen gebruiken naar evenredigheid zeer weinig gas,
doch vooral electriciteit. Wanneer men die dus meer wilde
treffen, zou het beter zijn, wat ook in het algemeen billijk
zou zijn, dat tegelijk het electrisch licht in prijs werd ver
hoogd. Dan is er gezegd: wanneer men den gasprijs niet
verhoogt, dan zullen vele burgers wellicht, omdat de vaste
brandstoffen duurder zijn, gebruik gaan maken van gaskachels.
Ik geloof niet dat wij daarvoor bevreesd behoeven te zijn.
Het gebruik van gas zal voor verwarming toch niet zoo
bijzonder veel goedkooper zijn Wie zal zich nu alleen voor
dezen winter een gaskachel gaan aanschaffen. Dat is niet zoo
gemakkelijk. De mensehen houden bovendien in het algemeen
niet zoo van gaskachels.
Dat is dus geen althans een zeer gezocht argument om den
gasprijs te verhoogen. En daarom zal ik mij evenals de vorige
maal, ook ditmaal tegen de verhooging van den gasprijs ver
zetten. Burgemeester en Wethouders voeren ons dunkt mij
op een weg, die tot onbillijkheden leidt, tegenover een groot
deel van de burgerij, terwijl een ander deel in de meerdere
lasten niet bijdraagt Ik erken dat de tijden moeilijk zijn,
dat de druk zwaar is, maar wanneer de druk moet worden
verlicht, dan moet dit geschieden door alle belastingbetalers,
door alle burgers en niet door een gedeelte en juist dat deel
dat het in deze dagen heel zwaar heeft, omdat het voor een
groot deel uit minder kapitaalkrachtigen bestaat, dan moet
het geschieden niet in één maar over een aantal jaren. Hoe
leed het mij ook doet niet te kunnen medewerken om ƒ30.000
in de gemeentekas te doen vloeien, zal ik toch tegen het
voorstel stemmen.
De heer van der Pot. M. d. V, Ik kan mij evenmin als
de vorige maal met het voorstel tot verhooging van den gas
prijs vereenigen, al is de argumentatie thans oogenschijnlijk
klemmender.
Die argumentatie komt hierop neer, dat het geraamde
winstsaldo van de gasfabriek, zooals door cijfers wordt aan
getoond in het schrijven van Commissarissen, volledig zal
worden opgegeten door de hoogere kolenprijzen; dat de bur
gerij het goede voorbeeld van het gemeentebestuur niet heeft
gevolgd om wat zuiniger met het gas om te gaan, doch juist
in de eerste helft van 1915 5 meer heeft verbruikt dan
verleden jaar in dat tijdsverloop, zoodat, wanneer dit zoo
doorging, er weldra met verlies zou worden gewerkt. Om dit
te voorkomen wil men nu den menschen een prikkel geven
tot zuiniger verbruik door verhooging van den gasprijs.
In de eerste plaats zou ik willen vragen of dit zacht ver
wijt aan de burgerij wel geheel opgaat. M.i. niet. Wanneer
die waarschuwing en dat voorbeeld was gegeven in het begin
van het eerste halve jaar, dan zou daartegen niets op te mer
ken zijn, maar wanneer mijn geheugen mij niet bedriegt, heb
ben wij den geheelen winter en de eerste helft van het voor
jaar de lantaarns van de gemeente lustig zien branden en is
eene waarschuwing om zuinig te zijn en het uitlaten van een
deel der lantaarns niet gekomen vóór de tweede helft van
Mei, zoodat de invloed van dat voorbeeld door de gemeente,
waar Juni juist de maand is van het allerminste gasverbruik
in het geheele jaar, op de resultaten van het geheele eerste
halve jaar onmogelijk van eenige beteekenis heeft kunnen
zijn. Van een verwijt kan hier pas sprake zijn, wanneer de
cijfers van de tweede helft van het jaar laten zien, dat het
gasverbruik ook dan nog vermeerderd, in plaats van vermin
derd is.
Wat nu betreft de quaestie van het te verwachten verlies,
zien wij uit de cijfers van het door Commissarissep overge
legde staatje het volgende: Zij zeggen dat voor de steenkolen
over het jaar 1915 88000.meer moet worden uitgegeven
dan oorspronkelijk geraamd is en daarbij komen nog 7000.
voor meerdere kosten van gasolie, zoodat dit een totaal maakt
van 95000.boven de aanvankelijke raming. Nu brengt de
gasverhooging van 1/i cent, die ingegaan is met 1 Jannari
1915, eene meerdere bate van 30000.dus blijft over een
deficit van 65000.—. Het geraamd batig saldo voor 1915
zou daarmede gemoeid zijn. Daartegenover zou ik willen op
merken. in de eerste plaats, dat het geraamd batig saldo be
draagt ruim 70000.zoodat er in elk geval nog ƒ5000.
winst overblijft. In de tweede plaats, dat behalve die winst
ook door de gemeente uit het gasmonopolie wordt getrokken
64000.onder den naam van recognitie voor het gebruik
van gemeentegrond, maar wat eigenlijk niets anders is dan
eene vei kapte winst.
Dit bedrag mogen wij in de goede jaren, zonder er veel
over te praten, in den zak steken, maar wanneer het er op
aankomt om uit te rekenen of wij op de gasfabriek winnen
of verliezen, dan mogen wij daaraan onze aandacht toch ook
wel eens wijden.
En dan de meerdere uitgave voor kolen van 88000.—
Is dit wel geheel juist? Dat cijfer wordt verkregen, doordat
men het volle quantum van 2500 ton kolen a 30.per ton,
brengt op de rekening van 1915. Die kolen kosten 10.
meer per ton dan nu korten tijd geleden de normale prijs
was; dat is dus een bedrag van 25000.— meer. Nu heb ik
uit het voorstel, dat in de vorige zitting is aangenomen, om
tot de Kolenreservemaatschappij toe te treden, hetgeen in
sloot den koop van deze 2500 ton dure kolen, begrepen, dat
de aankoop geschiedde om een reserve te vormen ten einde
den winter door te komen. Maar de winter valt toch niet in
zijn geheel vóór 31 December! Wanneer ik de stukken op die
aansluiting bij de Kolenreserve betrekking hebbende, goed
heb gelezen ik moet alleen daarop afgaan, want de ver
gadering woonde ik niet bij dan bleek daaruit zelfs dat
wij tot het einde van dit jaar in elk geval reeds voorraad
genoeg hadden, en was dus de bedoeling van den aankoop
der 2500 ton om deze als reserve te doen dienen voor het
laatste gedeelte van den winter. Dat bedrag van 25000.
is alleen gevoteerd voor de zekerheid, dat wij, als de verdere
aanvoer eens onverhoopt geheel mocht worden stopgezet, den
winter door zullen kunnen komen. Indien we nu in 1915 die 2500
ton niet noodig hebben en ook niet zullen gebruiken, dan is
er toch ook geen reden om de volle zwaarte van die 25000.
op 1915 te doen drukken. Men kan zeggen, dat 1916 nog zoo
veel nieuwe ongewisse kansen biedt, maar daar staat tegen
over, dat wij ten aanzien van den gasprijs voor 1916 nog staan
voor een schoone lei, terwijl wij voor 1915 een nieuwen gas
prijs tusschentijds moeten vaststellen. Bovendien is er toch
ook kans, dat in 1916 de toestand weer verbetert. Ik zou die
f 25000.ook niet geheel op de rekening van 1916 willen
schuiven, maar toch wel de helft. Wij zouden kunnen bren
gen op 1915 12500.en op 1916 ook ƒ12500.—. Dat heeft
dan ten gevolge, dat er voor 1915 een winstsaldo zal over
blijven van 12500.plus de 5000.— van daareven, dus
totaal een winstcijfer van 17500.Daarop kan niet meer
van invloed zijn een eventueele verdere verhooging van den
kolenprijs; immers de voorraad voor dit jaar is al binnen.
Daarop kan alleen nog van invloed zijn een sterkere verineer-
dering van het gasverbruik, maar wellicht zijn er wel andere
maatregelen te nemen om dit te voorkomen. Wanneer het
vooruitzicht bestaat, dat de gasprijs met 1 Januari hooger
zal worden en daaraan zal wel niet te ontkomen wezen
dan geloof ik niet, dat de menschen op groote schaal gas
zullen gaan gebruiken, waar zij zich tot hiertoe van kolen
bedienden.
Ik geloof dus ook niet, dat er van een verlies op het gas voor dit
jaar quaestie zal zijn. Doch al was dit het geval, dan nog vind ik
dat van mijn standpunt uitgaande, vooreen korten abnormalen
tijd niet zoo erg, bij een gemonopoliseerd gemeentebedrijf dat
voorziet in een der eerste levensbehoeften. Het behalen van
winst is daarbij m. i. niet de hoofdzaak. Hoofddoel moet daarbij
zijn het artikel te leveren aan de ingezetenen, regelmatig, van
goede qualiteit, en tegen een niet te hoogen prijs. Komt
daarbijdat een zekere winst wordt gemaakt, dan is dit een
voordeeltje voor de belastingbetalende burgerij, maar aan dat
voordeeltje moet de hoofdzaak nooit worden opgeofferd. Ik geef
toe, dat het iets anders wordt als de gemeente optreedt als
producent voor de buitengemeenten, maar dan blijkt daaruit
ook en het is misschien wel goeddat deze abnormale
tijden eens de aandacht ook op dezen kant van de zaak ves
tigen dat hetgeen men altijd heeft beschouwd als een onver
deeld voordeel, ook wel degelijk zijn nadeelen heeft. Men
heeft die levering aan de buitengemeenten altijd beschouwd
als zuivere winst, waartegenover geen enkel nadeel stond, maar
deze medaille heeft ook hare keerzijde, en wel dat men in
een abnormalen tijd als thans min of meer gebonden is. Doch
zelfs al levert men aan de buitengemeenten, dan geloof ik
toch dat een bedrijf als het gasbedrijf nog wel op een behoor
lijke leest is geschoeid, wanneer maar op den duur niet met
verlies wordt gewerkt. Wanneer in abnormale tijden eenig
verlies wordt geleden, dan is dit m. i. nog niet zoo erg, althans
wanneer dit voor een betrekkelijk korten tijd het geval is.
Maar en nu kom ik terug op wat ik daareven betoogd
heb voor een bepaald verlies behoeven wij nog niet bang
te zijn, een matig winstsaldo zal er ook zonder prijsverhoo-
ging nog overblijven.
En nu, M. d. V., de quaestie van de gelijktijdige verhooging
van den electriciteitsprijs.
Ik geloof, dat de ontstemming, die deze tweede verhooging
van den gasprijs binnen één jaar tijd hier in de gemeente heeft