DONDERDAG 5 AUGUSTUS 1915. 109 Die motie luidt: De Raad, kennis genomen hebbende van het adres van de Leidsehe Vakcentrale in zake de voorziening van levensmiddelen in deze gemeente gedurende den tijd van den oorlogstoestand, spreekt de wenschelijkheid uit, dat tot nadere overweging daarvan eene commissie worde benoemd van vijf personen bestaande uit één lid van College van Burgemeester en Wethouders, twee leden van den Gemeenteraad, en twee leden daarbuiten, waarvan één uit de Leidsehe Vakcentrale; welke Commissie plannén overweegt en voorstellen doet, die door Burgemeester en Wethouders, zoo noodig met machtiging van den Raad zelf, kunnen worden uitgevoerd; noodigt den Voorzitter uit tot benoeming van de leden der Commissie over te gaan. De Voorzitter. Dat is een bepaald voorstel, dat nu niet zoo dadelijk in behandeling kan worden genomen. Art. 26 van ons Reglement van Orde zegt, dat dergelijke voorstellen ten minste 24 uren te voren bij den Voorzitter moeten wor den ingezonden. Het gaat niet aan hierover thans te spreken zonder voorafgaande studie er van te hebben gemaakt. Het is veel beter deze zaak te behandelen in een volgende ver gadering, zoo noodig met een praeadvies van Burgemeester en Wethouders daarover. U' zijt, meen ik, nog al bevriend met een dagblad hier ter stede, en daarin komt ook een artikel voor over het voedingsvraagstuk. Er staat in, dat de Minister een bijeenkomst heeft gehad met de Burgemeesters van de grootere en van eenige kleinere gemeenten, en met de bésturen van verschillende landbouwmaatschappijen om te spreken over de distributie van voedingsmiddelen. Ik heb er ook met den Minister over gesproken verleden week, tijdens de Kamerzitting, en het plan is om van Rijkswege de distri butie ook van andere voedingsmiddelen ter hand te nemen. Mijn bezwaar tegen uw voorstel ligt vooral hierin, dat het zoo vaag is. Wat wilt U eigenlijk? Is het de bedoeling, dat die commissie voedingsmiddelen zou moeten opkoopen? Daar omtrent kan de Raad dan oordeelen, wanneer hij het voorstel gedrukt voor zich heeft met een toelichting er bij. Zou zij bijv. aardappelen in massa moeten opslaan? Daar zou ik be paald tegen opkomen. Het Rijk zou die toch in beslag nemen. Dan zou men terug keeren tot de middeleeuwen. Hier zou dan bijv. voedsel zijn, in Haarlem niet. En dan zouden de gewapende burgers van Haarlem komen om het voedsel hier vandaan te halen. Omdat ik wel dacht dat U met zoo iets zou komen, heb ik hier mede gebracht een citaat uit de Algemeerie Geschiedenis door Lavisse en Rambaud en wel uit het 8e deel getiteld »La Révolution franpaise". Wij lezen daar: »La peur de la famine paralysait le commerce des blés; ni les villes ni les campagnes ne soufïraient, qu'ils cir- culassent librement et leur résistance contribuait aentretenir la disette, qu'elle avait pour but d'écarter." Iedereen dacht toen ooker komt hongersnood, en men ging tegen elkander opkoopen, waardoor men juist de grootste armoede kreeg. Een dergelijke toestand zou ook hier kunnen ontstaan en daarom is het opslaan van levensmiddelen dan ook iets, dat absoluut te veroordeelen is. Zoo iets kan men alleen doen, wanneer men zegt: als ik maar te eten heb, dan kan overi gens heel Nederland hongeren. Dan wordt de toestand tien of twintig maal erger. En dat vroegen juist de heeren in hun adres. Ook vroegen zij om een adres van wege den Raad aan den Minister te zenden. Dat is iets anders, dat is eene vraag aan de Regeering om te zorgen voor eene goede distributie; maar daarop heeft men niet meer de aandacht van de Regeering te vestigen, die weet dat wel; men maakt zich immers belachelijk, wan neer men dergelijke dingen aan den Minister gaat schrijven. Het onderwerp, waarover het request loopt, geniet voortdu rend de zorg der Regeering en ook van het Gemeentebestuur van Leiden. Ik wil gaarne van U een voorstel ontvangen, maar dan moet U er bijzeggen, wat uwe bedoeling is. Moet het eene commissie zijn, die ten doel heeft bijv. om hier de waren op te koopen? Dat zou echter, wanneer men een stad als Leiden voorzien wilde van levensmiddelen, beloopen in de millioenen, wanneer men de natuurlijke voorziening wilde uitschakelen. Of is het uwe bedoeling, dat van Regeerings- wege daarin steun moet worden verleend? Het is zoo gemak kelijk om te zeggen: de Regeering doet het verkeerd, maar al doet men iets nog zoo goed, er blijven toch altijd fouten te betreuren, o. a. met de winteraardappelen. Zeker er zijn al winteraardappelen gerooid en uitgevoerd, een gevolg van de hooge prijzen, maar nu is er al een verbod tot uitvoer gekomen en er zijn nog massa's op het land. Het doel van de vergadering, die de Regeering belegd heeft, was om tot eene oplossing te komen inzake de voor ziening in de winterprovisie van de gemeenten en naar aan leiding van de gevoerde besprekingen zullen bij de gemeenten inlichtingen worden ingewonnen, in hoeverre zij zouden willen medewerken op dit gebied. Binnenkort ontvangen de gemeenten dus eene circulaire om te vernemen in hoeverre zij kunnen medewerken tot eene goede distributie. Wanneer het zoover is, dan is het de quaestie, hoe dat in de gemeente zal gaan en zal ik komen met een voorstel, tenzij wij het met de ambtenaren of op andere wijze voldoende af kunnen. De heeren hebben toch ook geen reden tot klagen over de wijze van broodvoorziening, die hier uitstekend verloopt, maar wanneer wij het te druk krij gen, dan zullen wij eene commissie benoemen. De heer Sijtsma. U redeneert, M. d. V. heel veel en mis schien ook goed, maar U schuift mij vele dingen in de schoenen, waar ik geen woord van gezegd heb en het mooie Fransche citaat heeft met mijn zeer eenvoudige motie ook niets te maken. Het is mijne bedoeling, dat wij alleen eene com missie benoemen om de zaken te overwegen en niet dat wij nu reeds besluiten groote voorraden levensmiddelen op te koopen. Bijv. groenten kunnen op een zeker oogenblik goed koop zijn en toch worden zij aan de burgerij duur verkocht, waarom zou de gemeente dan niet als tusschenpersoon kunnen optreden Ook visch kan goedkooper geleverd worden door de gemeente dan door de verkoopers en zeer terecht heeft de gemeente deze voorziening ook op zich genomen. Met be trekking tot de broodvoorziening werkt de gemeente mee. Er kan misschien nog veel meer gedaan worden, misschien zijn er ook bezwaren, waardoor de gemeente een en ander niet doen kan, dat weet ik niet en U mogelijk ook niet, doch wat zou nu beter zijn dan dat daarvoor een speciale commissie steeds op de bres stond. Wanneer men met mij zulk een commissie noodig acht, zou ik zeggen, laten wij haar dan zoo ruim mogelijk nemen, zoek daarvoor menschen uit den Gemeente raad, die men daarvoor het meest geschikt acht en uit de burgerij, die met hun allen overwegen, welke voorstellen zij moeten doen, die öt door Burgemeester en Wethouders öf door den Raad zouden kunnen worden goedgekeurd en dan worden uitgevoerd. Daarin vind ik niets, dat tegen Uw beleid zou pleiten. Het is alleen eene verlichting van Uw arbeid en tot op zekere hoogte van Uw verantwoordelijkheid. En ik vind het verkeerd, dat U zoo maar met een breeden arm zwaai zegtdat geeft in het geheel niets. Zoo'n commissie hebben we niet noodig, ik zou niet weten wat ze moet doen. De Voorzitter. Ik heb gezegd: U komt zoo plotseling met dit voorstel, zonder eenige toelichting. Ik moet daarom meenen, dat het slaat op het request de vorige vergadering ingekomen. Dan is het onnoodig, heb ik gezegd. De Regee ring is echter voornemens met een plan te komen. Is dat plan er, dan zal mij niets aangenamer zijn dan een dergelijke commissie naast mij te hebben. En wanneer U zegt, dat uw voorstel niet slaat op het bedoelde request, dan weet ik niet wat het beteekent. Het beste is werkelijk, dat U in de vol gende raadsvergadering op het voorstel terugkomt, dan kunt U onderwijl er een memorie van toelichting bijvoegen. De heer van Tol. M. d. V. Door de Vakcentrale was besloten een adres in te dienen aan deze vergadering in den geest zoo als door den heer Sijtsma gezegd, maar nadat men had ge lezen het bericht omtrent de bijeenkomst van den Minister, heeft men dit adres maar niet ingediend en een afwachtende houding aangenomen. De heer Sijtsma. M. d. V. Toen U in de vorige raadsver gadering voorstelde om het adres ter visie neder te leggen, opdat de heeren het dan eens goed konden inzien, heb ik gedacht, dat de andere heeren met het oog op het belang van de zaak dit dan ook zouden doen en reeds zouden gedaan hebben. Dat blijkt nu niet het geval te zijn geweest. Ik zal dus een paar weken afwachten om te zien hoe de heeren er dan over denken, en verder zal ik nader overwegen, of ik zoo noodig in de volgende vergadering met een voorstel moet komen. De Voorzitter. Dat is ook veel beter, dan kunt U een formeel voorstel doen om een commissie te benoemen, zoo die noodig mocht zijn. Niemand daarna meer het woord verlangende, wordt de vergadering gesloten. Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 11