108 DONDERDAG 5 AUGUSTUS 1915. Katholieken Volksbond en in dat van de Sint Jozefs Gezellen Vereeniging, als gevolg van het vertrek van de thans in die gebouwen gelegerde troepen, die naar Katwijk gaan. Dat is dus iets afgescheiden van de bemoeiingen, die voortvloeien uit het door den heer Fokker gevraagde Summa summarum kan ik mededeelen, dat die twee scholen worden ontruimd Bovendien is er, zooals de heeren waarschijnlijk wel zullen hebben bemerkt, eene advertentie geplaatst in de hier ter stede verschijnende dagbladen, waarin voor het leger geschikte lokalen te huur woiden gevraagd; wat dat zal uitrichten, zal de toekomst moeten leerenMaar daartegen staan Burge meester en Wethouders natuurlijk machteloos. De heer van der Eist heeft indertijd gevraagd, of den wensch uitgesproken, dat de zaak met de meeste energie zou worden aangepakt; maar de energie, die Burgemeester en Wethouders, in welke richting ook, ontwikkelen, maakt ze toch machteloos om tot hun doel te geraken, wanneer het Rijk de lokalen noodig heeft, daar wij dan aan dien drang moeten gevolg geven. De heer Fokker. Den geacht en Wethouder dank zeggende voor zijn antwoord, zou ik daaraan tegelijk een vraag willen vastknoopen. Is het mogelijk, dat wanneer straks de nieuwe Hoogere Burgerschool in gebruik wordt genomen, Burge meester en Wethouders dan verder hun energie ontwikkelen om in het dan vrijkomende gebouw, een deel der kinderen onder te brengen. Men zegtde Postschool komt daar, doch die komt toch niet in de benedenlokalen, terwijl Mathesis alleen des avonds de lokaliteiten gebruikt. Verder zou ik willen vragen, of de fabriek van den heer Zaalberg, die voor huis vesting van Belgische vluchtelingen in gebruik is geweest, niet ter beschikking kan worden gesteld van de militairen. De heer Zaalberg heeft ook nog op het oogenblik enkele woningen, die leeg staan en die hij bereid is naar ik hoorde verluiden, beschikbaar te stellen of te verhuren aan de ge meente voor schoollokalen, gebouwen die daarvoor dan zijn in te richten. Ik weet niet, of Burgemeester en Wethouders daarvan op de hoogte zijn. Wellicht kunnen zij hun energie ook in die richting nog wel wat ontwikkelen, dan zal men misschien tot betere en voor het onderwijs grootere resultaten komen, dan men nu, zooals uit het antwoord van den Wet houder blijkt, heeft verkregen. De heer van Hamel. Wat de oude Hoogere Burgerschool betreft, een deel van de lokalen daarvan is bestemd, zooals de Raad weet, voor de Postschool en de dan nog overige lokalen zullen worden ingenomen door andere scholen, ver moedelijk door de jongensschool 2e klasse. En wat betreft het gebouw van den heer Zaalberg, daar omtrent kunnen Burgemeester en Wethouders niets zeggen. Indertijd is daarover met de militaire autoriteiten van ge dachten gewisseld, maar het heeft tot geen resultaat geleid, trouwens de militaire autoriteiten beslissen natuurlijk ten deze. De heer Korff. Mag ik even den Wethouder doen opmerken, dat naar ik uit goede bron heb vernomen, in de fabriek, waarin de vluchtelingen zijn geweest wel degelijk troepen worden ondergebracht. De Voorzitter. Dat kan heel goed zijn, maar officieel is het niet. Doch hiermede zijn onze bemoeiingen ook niet ten einde. Men heeft nu een advertentie geplaatst, en het zal niet lang meer duren, of wij hebben met den Kommandant een onderhoud. Wanneer de militairen genoegen willen nemen met het gebouw van den heer Zaalberg, dan is dat prachtig. Maar wanneer de autoriteiten geen troepen in de fabriek willen hebben, dan kan men er verder niets aan doen. Men heeft hier heel weinig openbare gebouwen. In Leiden liggen naar evenredigheid van de ruimte, ook bijzonder veel troepen. Dat hangt samen met allerlei militaire doeleinden, die ik niet ken. De heer Fokker. M. d. V. Mag ik het er dus voor houden, dat wat betreft de woonhuizen aan de Heerengracht en de fabriek van Zaalberg, die gebruikt kan worden voor school lokaal, Burgemeester en Wethouders bereid zijn om aan den wenk, dien ik in alle bescheidenheid gaf, omdat het mij ter oore is gekomen, dat ze beschikbaar zijn, gevolg te geven en daarnaar te informeeren? De Voorzitter. Zeker, maar zoo'n gebouw moet aan ver schillende eischen voldoen. Herhaaldelijk, zooals de heer van Hamel ons vertelde, worden kamers of gebouwen aangeboden, maar die geleken niet veel op gebouwen of huizen, geschikt om een school in te houden; het is veel beter, dat zullen de heeren mij toegeven, dat de school in een behoorlijk gebouw wordt gehouden, dan in minderwaardige zalen, waarvan wij de meest rare aanbiedingen krijgen. Met genoegen zullen wij de woningen door U bedoeld eens gaan inspecteerenmisschien ook zijn ze reeds bezien. De heer Fokker. Hiermede is het doel van mijne inter pellatie bereikt en ik dank het College voor de inlichtingen en den Raad voor het verlof mij tot het houden van deze interpellatie verleend. De heer van der Pot. M. d. V. Mag ik ook in verband hiermede eene vraag doen Is al eens van de zijde van Burgemeester en Wethouders geprobeerd om van het Depar tement van Juslitie de beschikking te verkrijgen over de Rijkswerkinrichting, waar slechts een klein aantal vrouwen is geplaatst, terwijl de ruimte aanzienlijk is. Ik breng even in herinnering, dat toen de Belgische vluchtelingen kwamen, het ook na eenigen aandrang gelukt is er de beschikking over te krijgen. Toen zijn de vrouwen er in gebleven, en in een onderdeel van het gebouw zijn de vluchtelingen geborgen. Misschien zou men nu echter met eenige moeite de beschik king kunnen krijgen over de geheele ruimte, wanneer n.l. de vrouwen ergens anders konden worden ondergebracht. De Voorzitter. Dat lijkt mij geen gebouw om er een school in te houden. De heer van der Pot. Wel voor militairen. De Voorzitter. De militaire autoriteiten weten wel, dat het daarvoor geschikt is, maar of zij erin willen betwijfel ik. Het zal echter niet lang duren of wij hebben een onderhoud met den Kommandant over deze aangelegenheid. Wellicht kunnen wij dan meer meedeelen. In ieder geval, de heeren kunnen al vast tevreden zijn, dat er twee scholen vrijkomen. De heer Vergouwen. M. d. V. Met genoegen heb ik gezien, dat de nieuwe zweminrichting aanstaanden Maandag in gebruik zal worden genomen. De gemeente heeft de exploitatie daarvan opgedragen aan de Leidsche Zwemclub, maar mij dunkt heeft het bestuur van die vereeniging wel een eenigszins vreemde opvatting van zijn mandaat, in zooverre n.l., dat die inrichting ter bezichtiging is gesteld op Zondag alleen. Daardoor zijn alle anderen, die belangstellen in die zweminrichting en den Zondag daarvoor niet geschikt achten, dus buitengesloten. Ik vind het in het belang van de burgerij wel noodzakelijk, dat het bestuur van de Leidsche Zwemclub rekening houdt met de gansche burgerij en niet alleen met dat gedeelte, dat den Zondag daarvoor geschikt acht. Nu zou ik Burgemeester en Wethouders in overweging willen geven om het bestuur een wenk te geven om deze inrichting ook op eenen anderen dag, dan den Zondag open te stellen en dus rekening te houden met de gansche burgerij, en niet alleen met menschen van hun eigen opvatting. De Voorzitter. Ik meende dat er voor niemand eenig bezwaar kon bestaan om op Zondag de zwemschool te gaan kijken. Het is geen publieke vermakelijkheid. Men gaat er eenvoudig heen om het gebouw eens te zien; ik dacht niet, dat iemand daartegen bezwaar zou hebben. De heer Vergouwen. Er moet toch entrée worden betaald. De Voorzitter. Ja, 5 cents. Ik noem het echter een wande ling maken op Zondag. Verlangt nu nog iemand het woord? De heer Sijtsma. M. d. V. De vorige vergadering is bij den Raad ingekomen een adres van de Vakcentrale, een combi natie van verschillende werkliedenvereenigingen in Leiden, over de aanschaffing van levensmiddelen gedurende den winter. Toen hebt U gezegd: laten wij dat adres in de Leeskamer neerleggen en de heeren die er wat op weten, kunnen dan met een voorstel komen. Dezer dagen heb ik het een en ander er over gelezen en ik geloof, dat wanneer wij den winter moeten ingaan met een voortduring van den oorlogs toestand, dat er dan geen twijfel aan is, of het zal voor vele gemeentenvooral voor de grooterewaartoe ook Leiden behoort, een moeilijke tijd worden. Nu lijkt het mij toe, dat de voedingspolitiek van de Regeering hier en daar nog al critiek heeft ondervonden. Het is ook moeilijk te verbloemen, dat wat de Regeering in dit opzicht doet of niet doet, inder daad wel eenige critiek verdient. Zoo hebben we kunnen lezen, dat men hier en daar, o.a. ook in de buurt van Leiden al velden winteraardappelen heeft gerooid en uitgevoerd. In verband met een en ander zou ik wel een vraag willen stellen, ook al weet ik, dat U, M. d. V., in dit opzicht zeer actief en diligent zijt, maar U hebt toch ook maar één lichaam, of het niet wenschelijk zou zijn, of wij in een zaak als deze een Commissie, uit leden in en buiten den Raad samengesteld, konden benoemen, om te overwegen welke maatregelen voor den winter dienen te worden genomen. In dien geest heb ik een motie opgesteld, die dan, wanneer de heeren het met mij eens zijn, door den Raad kon worden aangenomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 10