84
Op grond van een en ander geven wij U, overeenkomstig
het advies der Commissie van Fabricage, in overweging,
door vaststelling van nevensgaanden staat van af- en over
schrijving een bedrag van 1350.beschikbaar te stellen
voor de boven omschreven herstellingen aan het Gymnasium.
Op den post voor Onvoorziene Uitgaven is thans nog 44.872
beschikbaar.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetb. van Leiden
N°. 136. Leiden, 9 Juli 1915.
In ons praeadvies van 27 November 1912 (lngek. Stukken
No. 278) deelden wij U mede, dat wij de exploitatie der op te
richten zweminrichting aan den Zuid-Oostelijken oever van
het te graven Rijn-Schiekanaal zouden willen opgedragen zien
aan de Leidsche Zwemclub voor rekening der gemeente,
waartoe de club zich bereid had verklaard, mits zij slechts geen
risico droeg. En wij voegden hieraan toe, dat wij U omtrent
de met de Leidsche Zwemclub te dezer zake te sluiten over
eenkomst nog een nader voorstel zouden doen.
Nu de nieuwe zweminrichting naar alle waarschijnlijkheid
in het het begin der volgende maand in gebruik zal kunnen
worden genomen, is derhalve het oogenblik aangebroken, om
over de exploitatie eene regeling te treffen.
Intusschen komt het ons met de Commissie van Fabricage
niet gewenscht voor reeds thans eene definitieve overeenkomst
met de Leidsche Zwemclub af te sluiten.
De exploitatie gedurende de enkele weken van Augustus
en September moet als een voorloopige toestand worden
beschouwd en dient in hoofdzaak om de inrichting allerwege
bekend en populair te maken. Speciale tarieven zullen ge
durende die enkele weken kunnen gelden.
Ook omtrent de bezoldiging van het aan te stellen personeel,
hun aantal, de wijze van beheer en onderhoud enz., welke
punten alle bij de te sluiten overeenkomst ter sprake zullen
moeten komen, bestaat nog geene vaste meening, zoodat het
beter is de bepalingen van het definitieve contract vast te
stellen, nadat eenige ervaring op dit gebied is verworven.
In overeenstemming met het gevoelen der Commissie van
Fabricage, geven wij U derhalve thans slechts in overweging
te besluiten het beheer en het onderhoud der nieuwe zwem
inrichting gedurende het jaar 1915 op te dragen aan de
Leidsche Zwemclub, onder toezicht en ten genoegen van ons
College.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 137. Leiden, 9 Juli 1915.
Tegen de inwilliging van nevensgaand verzoek van de firma
Gebr. Hui] alhier, om vergunning tot demping van een
gedeelte sloot, gelegen vóór hun perceel aan den Haagweg
(flooge Rijndijk) No. 11, kadastraal bekend gemeente Leiden,
Sectie M no. 86, bestaat noch bij de Commissie van Fabricage,
noch bij ons College bezwaar, mits aan die vergunning slechts
de gebruikelijke voorwaarden worden verbonden.
Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging:
A. aan de firma Gebrs. Huy voornoemd, behoudens rechten
van derden, vergunning te verleenen tot het dempen van het
gedeelte sloot langs den Hoogen Rijndijk (Haagweg) ter lengte
van ongeveer 19 Meter, gelegen vóór het perceel no. 11 aldaar,
kadastraal bekend Gemeente Leiden, Sectie M no. 80, onder
voorwaarde
1°. dat het gedeelte sloot ontdaan worde van bodem- en
drijfvuil en daarna worde aangevuld met zuiver zand tot nader
door Burgemeester en Wethouders aan te geven hoogte;
2°. dat over de geheele lengte van het gedeelte sloot een
riool. inw. wijd 45 X cM. van cementen bodem- en kruin
stukken van voldoende sterkte, op doorgaande grondplank van
voldoende zwaarte worde gelegd, met den bodem binnen
werks op 1.15 M. N.A.P. en dit in aansluiting worde gebracht
met den ten oosten van het te dempen slootgedeelte liggenden
houten duiker door middel van de nader sub 3b te noemen
verbindingskast
3°. dat het riool voorzien worde van:
a. een ruimdamkast bij het westelijk uiteinde inw. wijd
0.60 M., met den bodem binnenwerks op een diepte van 1,30
MN.A.P., met wanden en bodem ter dikte van ten minste
27 cM., van klinkers in sterke specie te metselen op een
houten roosterwerk en op door Burgemeester en Wethouders
nader aan te geven hoogte af te dekken met platen van vol
doende zwaarte, van cementijzer;
b. een ruimkast bij het oostelijk uiteinde in aansluiting op
den houten duiker, inw. wijd 0.60 M., met den bodem binnen
werks op een diepte van 1.30 M. N A.P., met wanden en
bodem ter dikte van ten minste 27 cM. van klinkers in sterke
specie te metselen op een houten roosterwerk en op door
Burgemeester en Wethouders nader aan te geven hoogte al te
dekken met platen van voldoende zwaarte, van cementijzer;
4°. dat aan het westelijk einde van het gedeelte sloot ge
plaatst worde een schoeiing, met ijzeren hek, waarvan teeke-
ning en constructie vooraf door Burgemeester en Wethou
ders moeten zijn goedgekeurd, terwijl langs de zuidzijde van
het slootgedeelte de aanwezige schoeiing moet worden ver
hoogd tot eene grondkeering en deze eveneens worde voorzien
van een ijzeren hekwerk;
5°. dat op de nader door Burgemeester en Wethouders aan
te wijzen plaats, een gegoten ijzeren straatkolk van het door
de gemeente gebruikt wordende model, worde geplaatst, die
door middel van verglaasd Engelsch aarden buizen, inw. wijd
20 cM. met het riool worde verbonden; het gemetselde putje
achter de kolk, zoowel als dat op het riool, af te dekken met
ijzeren platen, groot 50 X cM. en dik 1 cM.;
6°. dat het riool met ruim- en ruimdamkast alsmede de
straatkolk met de Engelsch aarden buizen eigendom worden
van de gemeente;
7°. dat daags vóór dat met de werkzaamheden een aanvang
zal worden gemaakt, hiervan worde kennis gegeven op het
bureau van gemeentewerken
8°. dat de uitvoering van alle voorgeschreven werken ge
schiede ten genoegen van Burgemeester en Wethouders
9°. dat de vergunning vervalt, wanneer daarvan vóór den
1 November 1915 geen gebruik is gemaakt;
10°. dat geen begin met de uitvoering dezer werkzaamheden
mag worden gemaakt, alvorens door adressant een waarborg
som van 75.ten kantore van den Gemeente-ontvanger
zal zijn gestort, welke som geheel of gedeeltelijk kan worden
ingehouden, indien de uitvoering niet geschiedt volgens de
bovengestelde voorwaarden
B. te besluiten, dat het gedempte gedeelte sloot, dat ge
meente-eigendom blijft, door en voor rekening van de gemeente
zal worden verhard.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 14 Juni 1915.
Aan den Raad der Gemeente Leiden,
Verzoeken ondergeteekenden, Gebroeders Huy, handelaars in
brandstoffen, vergunning tot het dempen der sloot (Gemeente
Leiden Sectie M no. 86) gelegen vóór hun perceel aan den
Haagweg no. 'li, terwijl zij hun terrein dan van den publieken
weg wenschen af te scheiden door eene schutting, te plaatsen
op den bestaanden walmuur.
Met verschuldigde hoogachting
Firma Gebroeders Huij.
N°. 138. Leiden, 9 Juli 1915.
Aangezien ons College zich met nevensgaand voorstel van
Commissarissen der Stedelijke Lichtfabrieken volkomen kon
vereenigen en omtrent de deelneming van de gemeente Leiden
in de Onderlinge Kolenreserve-Maatsehappij vóór 15 Juli a.s.
bericht moest worden gezonden, hebben wij, in de meening
hiermede in Uwen geest te handelen, bij schrijven van 8
dezer aan genoemde maatschappij medegedeeld, dat het ge
meentebestuur van Leiden zich, onder voorbehoud van goed
keuring door Gedeputeerde Staten, verbond voor 25 aandeelen
a ƒ100.deel te nemen.
Wij vertrouwen, dat Uwe Vergadering met het oog op het
spoedeischende der zaak Uwe goedkeuring wel zal willen
hechten aan de door ons College in deze genomen beslissing en
geven wij U mitsdien in overweging te besluiten in de Onder
linge Kolenreserve-Maatsehappij voor 25 aandeelen a ƒ100.—
elk, deel te nemen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 5 Juli 1915.
Bij dezen hebben wij de eer het volgende onder Uwe aan
dacht te brengen.
De Nijverheidscommissie van het Koninklijk Nationaal Steun
comité heeft het initiatief genomen om met medewerking van
de groote kolenverbruikers tot oprichting eener Onderlinge
Kolenreserve-Maatsehappij te geraken, ten einde daardoor
kolengebrek tijdens den oorlog te voorkomen.
De noodzakelijkheid eener kolenreserve wordt duidelijk door